Facetplan groen en bomen    

Toelichting     

bij het bestemmingsplan

'Facetplan groen en bomen'

(plannummer: NL.IMRO.0202.903-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Een aantal jaar geleden is de APV aangepast waardoor voor een beperkt aantal bomen de gemeentelijke kapvergunning van kracht is. Dat betekent dat andere bomen zonder kapvergunning kunnen worden gekapt. Uitzonderingen hierop zijn:

  • bomen die als waardevolle boom zijn aangewezen; en
  • bomen waarvoor op basis van het bestemmingsplan een omgevingsvergunningstelsel voor werken/werkzaamheden geldt, waarbij zonder vergunning niet gekapt mag worden.

In de vigerende bestemmingsplannen is bij het toekennen van bestemmingen vanuit gegaan dat alle bomen en houtige gewassen waren beschermd middels de kapvergunning. Dat is door het aanpassen van de APV niet meer zo en dat betekent dat er witte vlekken zijn ontstaan. Dat zijn gebieden waar bomen zonder kapvergunning kunnen worden gekapt en landschappelijke waarden verstoord terwijl dat niet wenselijk is. Onder deze witte vlekken vallen onder meer waardevolle bomenrijen langs belangrijke invalswegen van de stad en bomen in de taluds van (spoor)wegen. Deze waardevolle gebieden en structuren zijn opgenomen in de Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040 en het Groenplan (zie hoofdstuk 2) .

Het doel van dit facetbestemmingsplan is om de belangrijke gemeentelijke groenstructuren en bomenlanen die nog onvoldoende bescherming genieten te voorzien van een adequate juridische bescherming.

1.2 Keuze voor een facetplan     

Het gebied waar het groen beschermd moet worden is omvangrijk. Voor de gronden binnen dit gebied gelden veel verschillende bestemmingsplannen van wisselende ouderdom. De bescherming van de houtige gewassen en bomen en de landschappelijke waarden die onderdeel uitmaken van de belangrijke groenstructuur is vanwege het aanpassen van de APV, onderdeel kapvergunning niet geregeld. Omdat de bescherming van deze groenstructuren de individuele bestemmingsplangebieden overstijgt, en slechts één onderdeel van de ruimtelijke ordening in het gebied omvat, is besloten het gewenste beschermingsregime juridisch te verankeren via een facetbestemmingsplan. Het facetbestemmingsplan wordt niet als zodanig genoemd in de Wet ruimtelijke ordening maar is een mogelijkheid (die ook in de jurisprudentie is geaccepteerd) om plannen gedeeltelijk te herzien gedurende de looptijd van een bestemmingsplan.

1.3 Situering en begrenzing plangebied     

Zoals beschreven in de aanleiding zijn er bomen en landschappelijke waarden welke op basis van het bestemmingsplan reeds voldoende worden beschermd via een omgevingsvergunningstelsel voor werken/werkzaamheden (o.a. in Schuytgraaf). Deze bomen hoeven niet opnieuw van een dubbelbestemming te worden voorzien en zijn daarom buiten het plangebied gelaten. Op de verbeelding (plankaart) van dit facetbestemmingsplan is te zien welke gebieden het betreft.

1.4 Opzet bestemmingsplan     

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

1.5 Geldende plannen     

Voor de gronden waarop voorliggend facetbestemmingsplan betrekking heeft vigeren diverse bestemmingsplannen. Deze plannen bieden geen danwel onvoldoende bescherming tegen het kappen van bomen. In artikel 5 Algemene procedureregels van de regels is een tabel met daarin de betreffende bestemmingsplannen opgenomen. Nadat voorliggend plan rechtskracht heeft gegeven genieten ook de bomen en landschappelijke waarden binnen het plangebied voldoende bescherming.

1.6 Leeswijzer     

Hoofdstuk 2 beschrijft het juridisch en beleidskader voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de gebieden die nader beschermd worden. In hoofdstuk 4 volgt een toelichting op de regels van het bestemmingsplan en de economische uitvoerbaarheid. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komt in hoofdstuk 5 aan bod.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid en regelgeving     

2.1 Inleiding     

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en de toepasselijke regelgeving. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

2.2 Beleid en regelgeving     

2.2.1 Rijks- en provinciaal beleid     

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het nationaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Omgevingsvisie Gelderland

Algemeen

De provincie Gelderland heeft een nieuwe integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:

  • een duurzame economische structuurversterking,
  • het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

Regio Arnhem Nijmegen

Regio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:

  • het grootste stedelijke netwerk van Oost-Nederland;
  • hoge kwaliteit van het voorzieningenniveau;
  • kennisinstellingen: universiteit en hogescholen;
  • de strategische ligging halverwege de Randstad en het Ruhrgebied;
  • economische kracht: brede basis en topsectoren;
  • goede bereikbaarheid over weg, water en spoor;
  • de combinatie van stedelijke kwaliteiten en een mooie natuurlijke omgeving.

De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.

Omgevingsverordening Gelderland

De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

Toetsing van het facetbestemmingsplan aan het rijks- en provinciaal beleid

Op rijks- en provinciaal niveau is sprake van beleid en regelgeving om waardevolle natuurgebieden en groenstructuren te beschermen. Deze gebieden zijn opgenomen binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden of het Nederlands Natuurnetwerk (NNN). De in het plangebied betreffende groengebieden en -structuren zijn niet als zodanig aangemerkt en betreft overwegend stedelijk groen. Op rijks- en provinciaal niveau is ten aanzien van dit type groen geen beleid of regelgeving vastgesteld, inhoudende dat in geval van waardevol groen op gemeentelijk niveau bescherming dient te worden geboden. Met voorliggend facetbestemmingsplan wordt hier invulling aangegeven. Resumerend wordt gesteld dat voorliggend plan geen rijks- of provinciale belangen raakt en dat er geen sprake is van enige vorm van belemmeringen met betrekking tot de doelen van het Rijk en de provincie Gelderland. Tot slot wordt opgemerkt dat gelet op de aard van dit plan van een nieuwe stedelijke ontwikkeling geen sprake is. De Ladder voor duurzame verstedelijking hoeft dan ook niet doorlopen te worden. Geconcludeerd wordt dat het rijks- en provinciaal beleid geen belemmering vormt voor voorliggend facetbestemmingsplan.

2.2.2 Gemeentelijk beleid     

Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040

Algemeen

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.

De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'. In de Structuurvisie wordt ook expliciet ingegaan op groen en ecologie (groen-blauwe raamwerk). Hierna wordt dit onderdeel nader toegelicht.

Groen-blauwe raamwerk

Arnhem is 'Groen, Groener, Groenst' door bewuste keuzen van ruim een eeuw geleden. In 1886 en 1890 koos het gemeentebestuur er voor een groot deel van de gemeentelijke begroting te besteden aan de verwerving van de landgoederen Klarenbeek en Sonsbeek. Waardecreatie en gebiedsontwikkeling bij uitstek: zo werden de randen van landgoed Sonsbeek omgezet in aantrekkelijke woonmilieus -de Burgemeesterswijk, Transvaalbuurt, Sonsbeekkwartier- en werd de kern van het landgoed veiliggesteld als stadspark. Bij landgoed Klarenbeek werd eenzelfde lijn gevolgd. De investeringen van toen zijn diepte-investeringen gebleken. Het groen-blauwe raamwerk bepaalt nog steeds het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. In figuur 2.1 is het groen-blauwe raamwerk weergegeven.

verplicht
verplicht
Figuur 2.1 Uitsnede Groen - blauw raamwerk uit Structuurvisie Arnhem 2020-2040

Ten aanzien van dit plan zijn met name de 'Kern' en de 'Bomenhoofdstructuur' van belang.

Kern

De historische kern van Arnhem ligt als compact stedelijk weefsel, begrensd door groene singels, op het raakvlak van de overige landschappelijke zones. Ze is verankerd door de beken, singels en een radiaal stratenpatroon in een groene omgeving. De continue structuur van de singels is echter op diverse plekken onderbroken en niet aangehecht op de kade. De gebouwde omgeving vormt voor specifieke soorten een leefgebied. Gierzwaluw en huismus zijn bekende soorten die gebonden zijn aan gebouwen. Ook muurvegetaties horen hiertoe.

Bomenhoofdstructuur

De bomenhoofdstructuur in de vorm van begeleidende beplanting van 'dragende' lanen en wegen in het stedelijk weefsel is een belangrijke laag in de groenstructuur van de stad, en strekt zich over meerdere landschappelijke zones uit (zie figuur 2.2). Fraai beplante lanen bieden orientatie in de stad en kwaliteit aan de openbare ruimte. Ze markeren belangrijke verbindingen in de ruimtelijke hoofdstructuur van de stad zoals de radialen. De radialen vormen de stadsentrees met een kenmerkend verloop in het profiel: van weg door het landschap tot laan met statige bebouwing in het groen naar hoogstedelijke inrichting. De laanstructuren van de Schelmseweg en de Koningsweg vormen oostwest gerichte verbindingen tussen de radialen. De infrastructuur van de 20e eeuw met begeleidende beplanting bepaalt in de poldergebieden sterk het beeld. Waar de stadslanen en .wegen meer landschappelijk zijn ingebed, kan de boombeplanting op het landschap reageren. De bomenstructuur langs radialen en entreeroutes is echter op veel plaatsen nog onderbroken, en de landschappelijke waarde langs de lanen is nog onvoldoende.

Lanen zijn belangrijke geleidende elementen met name voor vleermuizen. Afhankelijk van ouderdom en plaats in de stad kunnen ze ook een belangrijke verblijfplaats zijn voor vogels.

verplicht
verplicht
Figuur 2.2 Uitsnede bomenhoofdstructuur

Groenplan Arnhem 2004 – 2007 / 2015

Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld. Voor de hele stad is het structureel groen, het flexibel groen en de structurerende bomenlanen geïnventariseerd. Daarnaast zijn per gebied acties benoemd die noodzakelijk zijn om het gewenste groene beeld te realiseren. In figuur 2.3 is een uitsnede van het Groenplan opgenomen.

verplicht
Figuur 2.3 Uitsnede Groenplan Arnhem

Toetsing van het facetbestemmingsplan aan het gemeentelijk beleid

In het kader van de gemeentelijke structuurvisie en het groenplan heeft een uitgebreide inventarisatie en analyse plaatsgevonden van de bestaande groenstructuren. Hierbij zijn de bestaande groengebieden en -structuren gewaardeerd en zijn mogelijke maatregelen genoemd ter versterking van het groen. Met het aanpassen van de APV, onderdeel kapvergunning is voor een aanmerkelijk deel van de waardevolle groengebieden en -structuren het beschermingskader voor het kappen komen te vervallen. Inhoudende dat op veel plekken momenteel geen vergunning benodigd is voor het kappen van een boom. Dit wordt vanuit landschappelijk als ecologisch oogpunt onwenselijk geacht. Met voorliggend facetbestemmingsplan worden deze witte vlekken voorzien van een passende dubbelbestemming waarmee de gorengebieden en -structuren worden beschermd en voor het kappen van bomen en het aantasten van landschappelijke waarden een vergunning benodigd is.

Hoofdstuk 3 Waardevolle groengebieden en -structuren     

3.1 Beschermde gebieden     

Er zijn binnen Arnhem veel gebieden die vanuit groen en bomen waardevol zijn in bestemmingsplannen met een omgevingsvergunning voor aanleg beschermd. Deze bescherming is meestal opgenomen in de bestemming 'Groen - landschap en park', 'Bos', 'Natuur' of de dubbelbestemming 'waarde - landschap'. Op figuur 3.1 is weergegeven welke gebieden momenteel beschermd zijn. Verder is hierop te zien welke gebieden nog een 'witte vlek' zijn. Het doel van dit bestemmingsplan is om deze zogenaamde 'witte vlekken' te voorzien van een adequate bescherming.

verplicht
Figuur 3.1.

3.2 Te beschermen gebieden     

De gebieden die in figuur 3.1 als 'rood' zijn weergegeven worden met dit bestemmingsplan van een adequate regeling voorzien. In figuur 3.2 zijn deze gebieden met rood weergegeven.

verplicht
Figuur 3.2

Bij een vergelijking tussen figuur 3.1 en 3.2 valt op dat de rode gebieden die in figuur 3.1 zijn opgenomen bijna allemaal zijn overgenomen in dit facetbestemmingsplan. Er zijn een aantal uitzonderingen:

  • de taluds van de spoorzone aan de westzijde van het station zijn ook niet beschermd. Voor dit gebied geldt op dit moment geen bestemmingsplan. Dit facetplan wijzigt een geldend bestemmingsplan en indien er geen geldend bestemmingsplan is, kan dit ook niet worden gewijzigd. Het beschermen van deze taluds moet in een afzonderlijk bestemmingsplan worden geregeld.
  • de bomenrijen langs een aantal belangrijke wegen op het industriepark Kleefsewaard zijn ook niet beschermd. Ook voor Kleefsewaard geldt nu geen bestemmingsplan. Er is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding waarin deze bescherming wordt meegenomen.
  • In het buitengebied is de bescherming van de bomen langs de belangrijkste wegen (lanen) meegenomen in dit facetbestemmingsplan. Op afbeelding 3.1 is te zien dat de bomen en landschappelijke waarden van percelen van particulieren zoals woningen en militaire terreinen nu niet zijn beschermd. Er wordt nu gewerkt aan de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Arnhem-Noord'. De bescherming van deze gebieden wordt in deze herziening meegenomen.

Er is gekozen om de gebieden die worden beschermd middels dit facetbestemmingsplan op twee manieren te beschermen:

  1. De gebieden met landschappelijke waarden worden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 1' (zie artikel 3). In deze bestemming is een uitgebreide lijst opgenomen van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Het betreft in deze gebieden niet uitsluitend het kappen van houtgewassen zoals bomen maar bijvoorbeeld ook het graven van sloten en watergangen, het ophogen van gronden of het aanleggen van voet- en rijwielpaden. Werkzaamheden die vallen onder het normaal onderhoud, gebruik en beheer zijn uitgesloten van de vergunningsplicht.

    Er is gekozen voor deze bestemming omdat in deze gebieden niet uitsluitend de bomen van belang zijn voor de groene uitstraling maar de volledige groenstructuur. Deze bestemming geldt onder andere voor gebieden die in de geldende bestemmingsplannen zijn bestemd als 'groen' (zonder omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden). Deze gebieden maken onderdeel uit van de waardevolle groenstructuur zoals beschreven in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 en de Groenplan en zijn nu onvoldoende beschermd.

    Deze bestemming geldt onder andere voor de groenstructuren (het groen-blauwe raamwerk) in een deel van Arnhem-Zuid (zoals Elderveld, De Laar, Vredenburg, Malburgen-Oost en Rijkerswoerd) en in Presikhaaf. Ook de taluds van de snelwegen en spoorwegen hebben deze bestemming gekregen.
  2. De waardevolle lanen en bomenhoofdstructuur worden beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 2' (artikel 4). Voor deze gebieden is uitsluitend voor de houtgewassen (zoals bomen) een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden noodzakelijk. Werkzaamheden die vallen onder het normaal onderhoud, gebruik en beheer (zoals dunning) zijn uitgesloten van de vergunningsplicht.

    Deze dubbelbestemming geldt voor onder andere veel wegen in het buitengebied en andere wegen in het stedlijk gebied die onderdeel uitmaken van de bomenhoofdstructuur.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving en -verantwoording     

4.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

4.2 Opzet van de regels     

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. Overgangs- en slotregels.

4.2.1 Inleidende regels     

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. Artikel 1 Begrippen

    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. Artikel 2 Wijze van meten

    Dit artikel beschrijft hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

4.2.2 Bestemmingsregels     

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  1. Bestemmingsomschrijving:
  2. Nadere eisen:
  3. Specifieke gebruiksregels:
  4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In paragraaf 4.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

4.2.3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

4.2.4 Overgangs- en slotbepalingen     

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

4.3 Verantwoording van de regels     

4.3.1 Algemeen     

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

4.3.2 Bestemmingen     

Er is gekozen om aan de vigerende bestemmingsplannen twee dubbelbestemmingen toe te voegen:

  1. Artikel 3 Waarde - Landschap - 1
  2. Artikel 4 Waarde - Landschap - 2

Hieronder worden beide bestemmingen toegelicht.

Waarde - Landschap - 1

Deze dubbelbestemming geldt voor gebieden die nu onvoldoende bestemd zijn. Bijvoorbeeld voor de belangrijke groenstucturen in de wijk De Laar geldt dat deze op dit moment uitsluitend een groenbestemming hebben. Dat betekent dat er geen omgevingsvergunning voor aanleg geldt en dat voor het kappen van bomen geen vergunning nodig is. Ook voor andere werken en werkzaamheden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Vanwege het belang voor de wijk van deze groenzones gaat voor deze gebieden de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 1' gelden.

De voor Waarde - Landschap - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en natuurwaarden. In deze dubbelbestemming is een uitgebreide lijst opgenomen van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Werkzaamheden die vallen onder normaal onderhoud, gebruik en beheer zijn uitgezonderd van de vergunningplicht. Dat betekent dat normale beheerwerkzaamheden gewoon uitgevoerd kunnen worden. Alleen voor (grootschalige) herinrichtingen is een omgevingsvergunning noodzakelijk.

Waarde - Landschap - 2

Met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 2' worden de structurerende bomenlanen bestemd. Middels een omgevingsvergunning voor aanleg is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders houtgewassen te vellen, te rooien of te beschadigen. Hier geldt ook datt normaal onderhoud, gebruik en beheer is uitgezonderd.

Alle andere in de geldende (bestemmings)plannen voorkomende bestemmingen en artikelen zijn in Artikel 5 onverkort van toepassing verklaard. De onderliggende bestemmingen in de vigerende bestemmingsplannen blijven hierdoor in stand. Qua volgorde gaan dubbelbestemmingen echter voor op voorkomende basisbestemming(en).

4.4 Handhaving     

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

4.5 Exploitatie     

Voorliggend bestemmingsplan is beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan achterwege gelaten worden.

Hoofdstuk 5 Procedure     

5.1 Publicatie voornemen     

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd. Dit is een beheerbestemmingsplan dat geen ontwikkelingen mogelijk maakt. Daarom is het niet nodig om het voornemen te publiceren

5.2 Vooroverleg     

In het voortraject is het nieuwe bestemmingsplan besproken met het Groenforum. Zij konden zich vinden in dit bestemmingsplan.

Daarnaast is het plan in het kader van het artikel 3.1.1 Bro-vooroverleg toegestuurd aan Rijkswaterstaat, ProRail en de provincie Gelderland.

De provincie Gelderland en Rijkswaterstaat hebben aangegeven in te stemmen met dit bestemmingsplan.

ProRail is het niet eens met dit bestemmingsplan. Zij zijn van mening dat het facetbestemmingsplan in strijd is met de Spoorwegwet en dat zij onnodig worden beperkt bij de uitvoering van haar taken als psoorwegbeheerder. Het concept-bestemmingsplan is naar aanleiding van de reactie van ProRail niet aangepast.

5.3 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)     

De ontwerpversie van het bestemmingsplan 'Facetplan groen en bomen' heeft vanaf 21 november 2017 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging is één zienswijze ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijze wordt voorgesteld het facetbestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Het gaat om een beperkte wijziging van de verbeelding.

Het bestemmingsplan is op 5 maart 2018 door de gemeenteraad gewijzigd vastgesteld. Er is een amendement in de gemeenteraad aangenomen. Met dit amendement is de verbeelding op één onderdeel aangepast en is het raadsbesluit op twee punten aangepast.

Regels     

van het bestemmingsplan

Facetplan groen en bomen

(plannummer: NL.IMRO.0202.903-0301)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.2 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 Plan:     

Het bestemmingsplan Facetplan groen en bomen met identificatienummer NL.IMRO.0202.903-0301 van de gemeente Arnhem.

1.4 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.5 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.6 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.7 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.8 Bouwwerk     

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.9 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.10 Maaiveld     

het afgewerkte terrein ter plaatse.

1.11 normaal onderhoud, gebruik en beheer     

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen.

1.12 Peil     

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Waarde - Landschap - 1     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Landschap - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.

3.2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  3. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
  4. voor het racen en crossen met motorvoertuigen en bromfietsen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

3.4.1 Verboden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanbrengen van beplantingen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  4. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  5. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  6. het ophogen van gronden;
  7. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden;
  8. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
3.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 3.4.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
3.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
  2. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.4.4 Voorschriften     

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 4 Waarde - Landschap - 2     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Landschap - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende bomen die onderdeel uitmaken van een structurerende bomenlaan.

4.2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige bomen die onderdeel uitmaken van een structurerende bomenlaan.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.3.1 Verboden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) houtgewassen te vellen, rooien en beschadigen.

4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 4.3.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
4.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
  2. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.3.4 Voorschriften     

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Algemene procedureregels     

Het bepaalde in de regels (voorschriften) en op de verbeeldingen (plankaarten) van de (bestemmings)plannen:

(Bestemmings)plannaam Vaststellingsdatum
Pleyroute - IJsseloord 23-2-1981
Bedrijventerrein IJsseloord II 3-7-1995
Arnhem Centraal 4-12-1995
Arnhem Centraal I 15-4-1997
Arnhem Centraal II 6-10-1998
Geitenkamp 2-10-2000
Sonsbeekkwartier - Vogelwijk 2-10-2000
Bedrijventerrein Westervoortsedijk 14-11-2002
Malburgen - Midden 28-6-2004
Malburgen - Oost 25-2-2008
Monnikenhuizen - Klarenbeek 31-1-2005
Heijenoord-Het Dorp 25-2-2008
Malburgen - De Wheme 30-5-2011
Bedrijventerrein het Broek 26-1-2009
Elsweide - Over het Lange Water 29-6-2009
Elden 2012 17-12-2012
Molenbeke e.o. 26-9-2005
Alteveer-Cranenvelt 26-9-2005
Lombok-Hulkestein-Utrechtsestraat 24-9-2007
Presikhaaf 1 29-5-2006
Presikhaaf 2 24-11-2008
Buitengebied Arnhem Noord 2007 26-2-2007
Spijkerkwartier - Boulevardkwartier - Spoorhoek 29-6-2009
Sonsbeekkwartier - Vogelwijk 25-2-2008
Arnhems Broek - Van Verschuerwijk 25-2-2008
Geitenkamp en omgeving 21-7-2010
De Laar 2007 24-9-2007
Merwedestraat en omgeving 17-12-2007
Kemperberg 4-4-2012
Schuytgraaf 2011 5-7-2011
Hoogstede - Klingelbeek 13-12-2010
Malburgen Midden partiële herziening 2009-01 30-11-2009
Saksen Weimar 30-11-2009
Coehoorn 1-11-2010
Centrumring Rond deel Oost 13-12-2010
Klarendal - Sint Marten 2012 21-5-2013
Presikhaaf 1 Waalstraat - IJssellaan 13-12-2010
Malburgen - West 2010 31-1-2011
Presikhaaf 3 5-7-2011
Spijkerbroek 5-7-2011
Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem 2011 19-12-2011
Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost 4-7-2011
IJsseloord 1 8-12-2011
Akzo en omgeving 30-5-2011
Stadsblokken - Meinerswijk 2015 28-9-2015
Hoogkamp Sterrenberg Gulden Bodem 2012 26-11-2012
Bedrijventerrein Bakenhof 26-3-2012
Gelredome - Nijmeegseweg - Rijnhal 25-11-2013
Elderveld 2011 24-4-2012
Burgemeesterswijk - Transvaalbuurt 2013 30-6-2014
Rivierzone 2013 27-1-2014
Kemperberg, gedeeltelijke herziening 2012-01 24-6-2013
Het Dorp 18-2-2013
Winkelcentrum- en Park Presikhaaf 27-8-2012
Remise e.o. 18-3-2013
Arnhems Buiten 17-6-2013
Fluvium Midden - Westervoortsedijk West 13-7-2015
Cobercoterrein 26-5-2015
Saksen - Weimar fase 3 25-11-2013
Rijnhal - Decathlon 29-9-2014
Fluvium Noord 26-5-2014
Malburgen MW6 28-4-2015
Saksen Weimar fase 5 t/m 7 13-7-2015
Rosendaalseweg 503 14-11-2016
HKA 18-7-2016
Utrechtseweg 280-284 27-3-2017

blijven van toepassing, met dien verstande dat:

  • de verbeeldingen van de in de bovenstaande tabel genoemde (bestemmings)plannen worden aangevuld met de verbeelding van dit plan;
  • de in de bovenstaande tabel genoemde (bestemmings)plannen worden aangevuld met Artikel 3 en Artikel 4 van dit plan.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 7 Overgangsrecht     

7.1 Overgangsrecht bouwwerken     

7.1.1 Overgangsbepaling     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 7.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 7.1.1 met maximaal 10%.

.

7.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het bepaalde in lid 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik     

7.2.1 Overgangsbepaling     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Facetplan groen en bomen.