|
bij het bestemmingsplan
"Kleefse Waard 2019"
(plannummer: NL.IMRO.0202.869-0201)
In een groot gedeelte van het plangebied geldt geen bestemmingsplan. In de resterende
delen zijn verouderde bestemmingsplannen van toepassing, zie figuur 2. Een nieuw actueel
en adequaat ruimtelijk kader is daarom nodig.
Het voorliggende bestemmingsplan Kleefse Waard 2019 beoogt voor het noordelijk deel
(Kleefse Waard) van het plangebied van het bovengenoemd bestemmingsplan 'Kleefse Waard
- Koningspley Noord' in een passend planologisch kader.
Milieuoverlast (waaronder industrielawaai) voor gevoelige functies zoals wonen in
het omliggende gebied dient te worden vermeden. Met name een goede zonering van het
terrein (welke categorieën bedrijven op welke plekken) is daarvoor van belang.
De in het plangebied reeds aanwezige mogelijkheid voor tippelprostitutie en opiatenpoli
(zorgzone) aan de Oude Veerweg is in dit bestemmingsplan opnieuw positief bestemd.
Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de Rijn, in het oostelijk stadsdeel.
De begrenzing van het plangebied wordt aan de noordzijde gevormd door de Westervoortsedijk,
aan de zuidoostzijde door de voormalige Akzo haven en de Pleyroute en aan de westzijde
door de Nieuwe Haven. De exacte begrenzing is op de plankaart en op figuur 1 weergegeven.
Eind 2016 maakte het plangebied nog deel uit van een voorbereiding zijnd bestemmingsplan voor een groter gebied inclusief de Koningspleij Noord, namelijk het bestemmingsplan Kleefse Waard - Koningspleij Noord. Dit plan voorzag naast het bestaande industrieterrein Kleefse Waard tevens in een windpark en zonneveld. Tijdens de procedure van dat plan bleek het echter noodzakelijk om de genoemde functies windpark en zonneveld los te koppelen van het bestaande industrieterrein en in twee separate procedures voort te zetten. Het voor de ontwikkeling van het windpark en zonneveld opgestelde bestemmingsplan 'Windpark en zonneveld Koningspleij Noord' is in juli 2017 vastgesteld.
figuur 1 Begrenzing plangebied
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Dit plan is conform de Wet ruimtelijke ordening vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.
Het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019 is een algehele herziening van de geldende plannen, voor zover van toepassing op dit plangebied. Onderstaand overzicht en figuur 2 geven weer welke bestemmingsplannen komen te vervallen. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Bij elk plan is de datum van vaststelling en goedkeuring weergegeven. In de deelgebieden waarin geen nummers zijn aangegeven geldt geen bestemmingsplan. Tot 1 juli 2013 golden hier zogenaamde Uitbreidingsplannen, die dateren van voor inwerkingtreding van Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965. Deze zijn per 1 juli 2013 komen te vervallen op grond van artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening. Hierna golden uitsluitend nog de stedenbouwkundige bepalingen van de gemeentelijke bouwverordening. Deze zijn vanaf 1 juli 2018 van rechtswege komen te vervallen. Vanaf deze datum geldt tot inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan geen planologisch kader.
Nr | Naam | Vaststelling | Goedkeuring | ||
0 | Geen bestemmingsplan van kracht | ----------------- | ----------------- | ||
307 | Bestemmingsplan "Pleyroute - IJsseloord" | 23–02–1981 | 19–02–1982 | ||
465 | Bestemmingsplan "Westervoortsedijk hoek Oude Veerweg naar Westervoort | 24– 05–1988 | 15–08–1988 | ||
649 | Bestemmingsplan "Bedrijventerrein Westervoortsedijk" | 14–11–2002 | 24–06–2003 |
![]() |
figuur 2 Geldende plannen
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Arnhem beschreven. Hoofdstuk 4 omvat de ruimtelijke- en programmatische aspecten van het beherend bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/ planverantwoording en de procedure.
In dit hoofdstuk vindt een beschrijving plaats van de bestaande situatie in het plangebied. Naast de ontstaansgeschiedenis worden ook de ruimtelijke, landschappelijke, functionele en verkeerskundige structuur beschreven.
Wat betreft de huidige ruimtelijke en landschappelijke opbouw van het plangebied en omgeving is met name de historie over de landschappelijke onderlegger (het ontstaan van het plangebied) van belang. Hierna is een beschrijving op hoofdlijnen hierover opgenomen. Voor een verdere beschrijving van de vroegere perioden wordt verwezen naar paragrafen 5.2.8 Cultuurhistorie en 5.2.9 Archeologie.
De Kleefse Waard wordt reeds genoemd op historische kaarten van het gebied en was niet dicht bebouwd. Naast boerderijen is het plangebied ook militair van belang geweest. In 1466 liet Adolf van Gelre al een blokhuis bouwen ten oosten van Arnhem bij IJsseloord. Waar precies, is niet duidelijk. In 1580, tijdens de 80-jarige oorlog, werd er een vierhoekig gebastionneerde schans aangelegd ergens bij de splitsing van de Rijn en IJssel. Deze is in 1628 versterkt. Rond 1649 werd er een nieuwe schans gebouwd bij de Veerweg naar Westervoort. Midden 18e eeuw was er van beide schansen niets meer over; ze waren kennelijk gesloopt. In de buurt werd rond 1770 een nieuwe schans gebouwd, maar wederom is onduidelijk waar precies. Het bouwen van schansen langs de Veerweg heeft te maken met het feit dat het een goed begaanbare toegang was, waarlangs een vijandelijk leger bij voorkeur zou proberen binnen te vallen. In 1864-65 werd nabij de spoorbrug naar Westervoort het huidige fort Westervoort gebouwd; plannen hiervoor gaan reeds terug tot 1819. De IJssellinie moest weer een belangrijke rol in de landsverdediging gaan spelen. De oude schansen bestonden uit een aarden omwalling met gracht en glacis, met op het binnenterrein enkele (houten) gebouwtjes.
De kadastrale kaart uit 1832 toont een gedetailleerd beeld voor het plangebied.De
Westervoortsedijk bestond nog niet. Door het plangebied liep de weg van Arnhem naar
Zevenaar, thans verdwenen. Aan deze weg lag een aantal boerderijen, die hun wortels
waarschijnlijk in de Middeleeuwen hebben: Gelderse Waard, Ysselvliet en Scheid Sprong.
Iets ten zuiden van de weg lag een boerderij met de naam “Kleefse Waard”. De uiterwaarden
zelf zijn aangeduid als “De Buiten Waarden” en “De Mars”. Op de plaats waar nu de
Veerweg naar Westervoort loopt, toont de kaart de oude IJsseldam. Het plangebied heeft
een kenmerkende verkaveling. Ten noorden van de weg van Arnhem naar Zevenaar is sprake
van een strekverkaveling; ten zuiden een meer blokvormige of onregelmatige verkaveling.
De verkaveling is mede bepaald door de landschappelijke situatie.
In de 19e eeuw is op de Kleefse Waard een steenfabriek gebouwd. Hieraan verbonden
was het huis Westervoortsedijk 84 en Industriestraat 1.
De ontwikkeling van grootschalige industrie is in Arnhem pas in de twintigste eeuw
op gang gekomen. In 1915 werd door het bestuur van de stad besloten tot de aanleg
van een industrieterrein met een spoorwegemplacement aan de oostzijde van de stad,
in aansluiting op de daar reeds aanwezige bedrijven zoals het slachthuis en de gasfabriek.
Ten behoeve hiervan werd de bodem vier meter opgehoogd. De zandtrammetjes die het
zand aanleverden begonnen in 1920 te rijden. In het Algemeen Uitbreidingsplan uit
1933 wordt een verdere ontwikkeling van bedrijvigheid in oostelijke richting aangegeven,
maar pas in 1941 en na de Tweede Wereldoorlog werden de industrieterreinen Het Broek
en de Kleefse Waard ontwikkeld. Het verkavelingsplan van de Kleefse Waard grijpt terug
op het herverkavelingsplan uit circa 1832 voor het gebied dat toen nog Buiten Waarden
genoemd werd en in bezit was van Baron van Heeckeren van Enghuizen. Dit verkavelingsplan
ging uit van 12 percelen gescheiden door een raster van sloten. In dit gebied liet
in 1940 de AKU een rayonvezelfabriek bouwen, alsmede een cellulosefabriek voor de
productie van de grondstof. De bijbehorende dwarshaven (Akzo haven) is rond 1940 gegraven
als werkverschaffingsproject en bedoeld als particuliere transporthaven voor de AKU
(later Akzo). Langs de zuidzijde van deze dwarshaven werd een nieuwe groene dijk opgeworpen
ongeveer dwars door de restanten van de Oude IJsselbedding op de Koningspleij Noord
heen.
De lay-out van het AKU fabriekscomplex weerspiegelt op prachtige wijze de functionaliteit van het productieproces: loskade, loodsen, verwerkingsfabrieken, opslag energie centrale etcetera. In 1969 ging de Aku op in de Akzo, die in 1980 verschillende onderdelen van de fabriek afstootte en uiteindelijk in 2003 het hele terrein. In de jaren '60 van de vorige eeuw is de Westervoortsedijk verlegd richting het noorden waardoor het terrein van de AKU meer ruimte aan de noordzijde kreeg. Een stuk binnendijks gebied kwam zo weer buitendijks te liggen. Resten van de dijk zijn nog op het terrein van IPKW terug te vinden. Rond 1970 werd al een uitbreiding van het industrieterrein Kleefse Waard voorzien in zuidelijke richting naar de Koningspleij Noord. Hiertoe werd de Nieuwe Haven alvast verbreed en verlengd.
figuur 3 1850 figuur 4 1905
figuur 5 1930 figuur 6 1950
figuur 7 1975 figuur 8 2016
Ruimtelijke structuur op stadsniveau
De stad is door de eeuwen heen niet sterk op de rivier georiënteerd, maar toch geven
de Nederrijn en de IJssel een belangrijke kenmerkende kwaliteit en identiteit aan
de stad en zijn bovendien de grootste aaneengesloten open ruimten in de stad. Het
open landschap van de rivieren Nederrijn en IJssel met haar uiterwaarden is van een
enorme maat en schaal.
De natuurlijke ontwikkeling van het rivierenlandschap van de Rijn en de IJssel en
het menselijk ingrijpen vanwege waterbeheer en grondgebruik bepalen al eeuwenlang
in belangrijke mate de dynamiek en het aanzien van dit rivierenlandschap. Vanuit de
historische betekenis natuurlijk als militaire grens, als wingebied voor delfstoffen
en als transportader. Maar ook door latere ingrepen waarbij de rivieren werden bedijkt
(de strijd tegen het water en de wind) en waarbij uiteindelijk oude veren en de schipbrug
plaats maakten voor bruggen en wegen.
Zowel deze infrastructuur van wegen en bruggen als de verdere ontwikkeling van aangrenzende bedrijventerreinen (op de grens van rivierzone en stad) zoals het plangebied Kleefse Waard zijn een relatief recente "utilitaire laag" die als het ware over het bestaande landschap van de rivieren is gedrapeerd. Allemaal ruimtelijke ingrepen van de mens waarbij de herkenbaarheid van het dynamische rivierenlandschap overeind bleef en de interactie van de stad en de rivier versterkt werd. Afgelopen periode is er, in de nabijheid van het plangebied, planologisch voor gekozen om daar nog een nieuwe laag aan toe te voegen, namelijk die van het energielandschap van windturbines en zonnevelden.
Slechts weinig landschappelijke elementen hebben voldoende schaal om een opstelling van meerdere windturbines 'aan op te hangen'. Uitzonderingen hierop zijn grote open ruimtes zoals polders, rivierzone, grotere boscomplexen. Het open landschap van de rivieren Rijn en IJssel met haar uiterwaarden is van een dermate grote maat en schaal, dat er sprake is van een grootschalig landschapsstructuur. Deze landschapsstructuur heeft er voor gezorgd dat er op specifieke plekken in de directe nabijheid van het plangebied een opstelling van 4 windturbines en een zonneveld ruimtelijk mogelijk is.
Het zuidoostelijk gebied rondom het plangebied krijgt door deze ruimtelijke ingreep
(het plaatsen van 4 windmolens en een zonneveld) een duurzaam karakter. De cultuurhistorische
waarden, de verkaveling en cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de Kleefse
waard worden verder niet aangetast, er wordt een laag aan toegevoegd.
Zo is het slingerende verloop van de Westervoortsedijk ook een gevolg van een utlitaire
laag die indertijd is toegevoegd, het was oorspronkelijk een rivierdijk die ontwikkeld
is als ontsluitingsweg. En ook de rechthoekige verkaveling op het terrein van de Kleefse
Waard is een vervolg op de rechte watergangen en wegen om de toenmalige natte broeklanden
te ontsluiten.
Nieuwe structuurlijnen zijn daar qua richting op afgestemd. In de hiërarchie van de
structuurlijnen is de Westervoortsedijk steeds de belangrijkste gebleven. Deze structuur
draagt bij aan de historisch gegroeide identiteit van het gebied. Daarnaast is de
relatie en het contrast met het veel meer natuurlijke rivierlandschap van de Rijn
en de IJssel kenmerkend; vanuit het gebied ervaart men de rivier en/ of het daarmee
verbonden water van de haven. Dit alles draagt bij aan de identiteit van het gebied
en de oriëntatie mogelijkheden. Omgekeerd maakt vanuit het open landschap van de rivier
bezien (een belangrijk deel) van het plangebied deel uit van het rivierfront van de
stad.
De Veluwse stuwwal ligt hier relatief ver van de rivier en vertoont, in tegenstelling
tot de situatie ten westen van het stadscentrum, geen steilrand. Vanuit het plangebied
zelf is de stuwwal dan ook niet zichtbaar, maar vanaf de dijk in Malburgen en vanaf
de Andrej Sacharovbrug is het silhouet zichtbaar van de stuwwal als achtergrond van
het plangebied en de rivier met de uiterwaarden als voorgrond. Vanaf de brug is de
landschappelijke positie van Arnhem leesbaar: over de daken van de stad valt op de
achtergrond het Veluwe massief te zien, op de voorgrond keert de stad zich naar de
Rijn.
Op enige afstand van het plangebied zijn de volgende woonwijken gesitueerd: Malburgen Oost (Stadseiland), 't Broek en Presikhaaf West. tevens zijn aan de overzijde van de rivier enkele woonwijken in de gemeente Westervoort gelegen. Figuur 9 geeft een overzicht.
figuur 9 Plangebied en omgeving
Ruimtelijke structuur op plangebiedniveau
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Westervoortsedijk. De Westervoortsedijk
is een belangrijke stadsradiaal en ruimtelijke drager van het plangebied. De weg heeft
vanuit het centrum tot aan de rand van de stad een verschillend karakter: het verloopt
van hoogstedelijk in de stad naar landschappelijk buiten de stad. De overgang tussen
stedelijk profiel (boulevard) en landschappelijk profiel (uitvalsweg) ligt op het
kruispunt Driepoortenweg en de entree van Industriepark Kleefse Waard. Het landschappelijk
profiel heeft gescheiden rijbanen, een brede middenberm, bomenlanen voornamelijk bestaande
uit populieren en bebouwing aan weerszijden op enige afstand. De stevige bomenlaan
ontbreekt voor een deel ter plaatse van de open terreinen zoals bij Industriepark
Kleefse Waard en het voormalig BASF terrein. Vanaf de Westervoortsedijk worden de
volgende deelgebieden ontsloten: Industriepark Kleefse Waard, voormalig BASF terrein,
Oude Veerweg, het tankstation en de huidige zorgzone. Figuur 10 geeft een overzicht
van de te onderscheiden deelgebieden.
figuur 10 Te onderscheiden deelgebieden van het plangebied Kleefse Waard 2019
figuur 11 Westervoortsedijk
Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Nieuwe Haven. De inrichting
van deze voormalige rivierarm tot haven met een havenkade geschiedde pas rond 1930.
De haven zelf maakt geen deel uit van het bestemmingsplan, maar de kade waar overslag
en dergelijke plaatsvindt wel. Aan de oostzijde langs de kade van de Nieuwe Haven
ligt de Nieuwe Havenweg. Deze weg sluit aan de noordzijde aan op de Westervoortsedijk
en loopt tot aan de Pleijroute in het zuiden door naar het gebied Koningspleij Noord
(via laad en loswal). Het profiel van de Nieuwe Havenweg is opgebouwd uit een hoogwatervrije
kade met een rijbaan en aan de oostzijde bebouwing. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk
uit functionele lage loodsen en andere bedrijfsbebouwing. De bebouwing is voor een
groot deel met voorkanten gericht naar de Nieuwe Haven en vormt daardoor een duidelijk
waterfront. In het algemeen is de kwaliteit van de bebouwing niet hoog is. Verder
wordt het beeld voornamelijk bepaald door de verhoogde kade met kranen, transportband,
silo's, de schepen die hier afgemeerd zijn en op de achtergrond de hoge gebouwen op
het Industriepark Kleefse Waard.
figuur 12 Nieuwe Haven
figuur 13 Nieuwe Havenweg
Op de hoek Westervoortsedijk/Nieuwe Havenweg aan de westzijde van het plangebied staat een aantal woningen. Het zijn de voormalige bedrijfswoningen van het industriepark (voormalig ENKA en later AKZO NOBEL).
figuur 14 Hoek Westervoortsedijk- Nieuwe Havenweg
De Industriestraat is een straat met een beperkte lengte die aan de noordzijde aansluit bij het noordelijk uiteinde van de Nieuwe Havenweg en in zuidoostwaartse richting doodloopt. Langs de straat staan aan beide zijden bedrijfspanden aan de westzijde betreft het hier de achterzijden van de panden aan de Nieuwe Havenweg. Over de Industriestraat loopt een spoorlijntje (de zogeheten stamlijn) dat verder noordelijk, op het industrieterrein het Broek, aansluit op een rangeerterrein met aansluiting op de spoorlijn Arnhem /Zevenaar. De stamlijn steekt de Westervoortsedijk over en loopt over de Industriestraat naar het zuidoostelijk gelegen Industriepark Kleefse Waard (IPKW) loopt. Het gebruik van de stamlijn is overigens fysiek onmogelijk gemaakt en er is geen vergunning meer verleend voor het gebruik hiervan.
figuur 15 Industriestraat
In het noordoosten van het plangebied ligt De Oude Veerweg. Zoals de naam al zegt is dit de oude weg naar het veer over de IJssel dat in het verleden Arnhem met Westervoort verbond. Het is tegenwoordig een smal geasfalteerd weggetje dat hoofdzakelijk dienst doet als fietsroute. Aan de noordzijde sluit de weg aan op de Westervoortsedijk en aan de zuidzijde sluit de weg aan op het fietspad langs de Pleijroute. Aan de oostzijde wordt dit deel van het plangebied omzoomd door opgaande beplanting, bestaande uit gevarieerd groen, en omgeven door een lage dijk. Dit draagt in belangrijke mate bij aan het groene beeld van het totale plangebied. Op dit moment zijn de volgende functies in dit deel gelegen: gronddepot en een zorgzone (tippelzone en opiatenpoli).
figuur 16 Oude Veerweg en omgeving
In het plangebied ligt het Industriepark Kleefse Waard (IPKW), van oudsher een productieterrein voor de vezelindustrie.
Ruimtelijk gezien is IPKW een afgesloten industrieterrein dat via een portiersloge apart wordt ontsloten rechtstreeks vanaf de Westervoortsedijk (nummer 73) ter plaatse van de kruising met de Driepoortenweg. Deze centrale toegang tot het gebied ligt aan de interne noord zuid gerichte hoofdontsluiting (de Hoofdstraat). Deze centrale straat maakt een belangrijk onderdeel uit van de karakteristieke rechthoekige, stedenbouwkundige opzet (orthogonale gridstructuur) van het terrein en heeft de fraaie uitstraling van een laan. De laanbeplanting bestaat uit esdoorns. Deze orthogonale structuur van het stratenplan dateert uit 1941, is gebaseerd op een vroeger verkavelingsplan voor dit poldergebied (percelen omsloten door sloten) en is nog altijd grotendeels aanwezig. Op het terrein liggen diverse spoorlijnen. Her en der op het terrein zijn er leidingenbruggen die de gebouwen en de technische installaties met elkaar verbinden. Zowel het orthogonale stratenpatroon, als de spoorlijn, als de leidingbruggen zijn structurerende elementen binnen dit deel van het plangebied. Het terrein is circa 43 ha groot.
De bebouwing op het kunstmatig opgehoogde terrein (maaiveldniveau varieert tussen 13,70 m en 14,50 m + NAP) van Industriepark Kleefse Waard staat meestal vrij ruim, alzijdig gesitueerd in een groene parkaanleg en is voor een groot deel goed zichtbaar vanaf de Westervoortsedijk en vanaf de Pleijroute. De ruime stedenbouwkundige opzet van het industriepark geeft het industrieterrein ruimte en een eigen identiteit en uitstraling. De bebouwing is grotendeels relatief laag met een aantal markante hogere accenten.
De AKU-fabriek op de Kleefse Waard bestaat uit verschillende gebouwen die in een U-vorm zijn geplaatst zodanig dat het productieproces logisch wordt doorlopen, beginnend aan de loskade en dan via de diverse gebouwen weer terug naar de kade. De panden uit 1941 plus de uitbreidingen uit de 40-er en 50-er jaren tonen een duidelijke samenhang in architectuur. De krachtige traditioneel zakelijker stijl benadrukt het complex als een architectonische eenheid.
figuur 17 Industriepark Kleefse Waard
Inmiddels hoort het voormalig BASF terrein ook tot het industriepark.De stedenbouwkundige opzet is vergelijkbaar met die van IPKW, namelijk geënt op de historische landschappelijke onderlegger (ingepolderd gebied door middel van sloten). Met name de onbebouwde groene ruimtes parallel aan de Westervoortsedijk zijn opvallend. De bebouwing van BASF is behoudens het kantoor- en laboratoriumgebouw geheel gesloopt, waarna er nieuwe bedrijven zoals Accsys Technologies en tankstation Vébé Van Steijn zijn gevestigd.
figuur 18 Voormalig BASF-terrein is onderdeel van IPKW geworden
Midden in het plangebied ligt een dwarshaven. Deze is rond 1940 gegraven als werkverschaffingsproject en bedoeld als particuliere transporthaven voor de AKU (later Akzo). Langs de zuidzijde van deze dwarshaven werd een nieuwe, groene dijk opgeworpen ongeveer dwars door de restanten van de Oude IJsselbedding op de Koningspleij Noord heen. Aan de noord-en oostzijde bestaat de dwarshaven uit een harde betonnen kade met zo nu en dan een steiger en dukdalven. De haven is aan de westzijde afgesloten met een hoogwatervrije damwandconstructie.
figuur 19 Dwarshaven cq. Akzohaven
Bedrijven
Het grootste deel van het plangebied is momenteel reeds in gebruik als bedrijventerrein
en maakt al deel uit van het gezoneerde industrieterrein Arnhem Noord. Bedrijvigheid,
ook watergebonden, vormt de belangrijkste functie in het plangebied. De bedrijvigheid
is zeer divers qua aard, omvang en beeld, maar kent een relatief groot aandeel in
innovatieve productiebedrijven.
Wonen
Wonen is nog heel beperkt aanwezig in de vorm van enkele voormalige bedrijfswoningen
aan de Westervoortsedijk.
Overige functies
Aan de Oude Veerweg zijn een zorgzone (tippelzone en opiatenpoli) en gronddepot aanwezig.
Omgeving van het plangebied
Zuidoostelijk van het plangebied ligt de provinciale N325 (Pleyroute). De Westervoortsedijk
sluit hierop aan. Parallel aan deze weg wordt voorzien in de realisering van vier
windturbines (Windpark Koningspleij Noord). Direct ten zuiden van het plangebied wordt
op landschappelijk ingepaste wijze, een zonneveld van circa 8,5 hectare gerealiseerd.
Ten noorden van het plangebied is het eveneens van het gezoneerde industrieterrein
Arnhem-Noord deel uitmakende bedrijventerrein Het Broek gelegen waar lichte tot middelzware
bedrijvigheid aanwezig is.
Aan de westzijde is de Nieuwe Haven gelegen met een verbinding naar de Rijn.
De belangrijkste verkeersader van het gebied is de Westervoortsedijk. Deze gebiedsontsluitingsweg verbindt bedrijventerrein Kleefse Waard met het stadscentrum enerzijds en met de Pleyroute anderzijds. De verbinding met de Pleyroute (N325) zorgt voor aansluiting op het bovenlokale wegennet, de A12 Utrecht-Oberhausen en de A325 Arnhem- Nijmegen.
IPKW, het tankstation, het voormalige BASF- terrein en de Oude Veerweg worden rechtstreeks ontsloten vanaf de Westervoortsedijk De toegang tot IPKW is gesitueerd op het kruispunt Westervoortsedijk en Driepoortenweg. Dit is een bewaakte, niet openbare entree. Een andere toegang is iets verder in oostelijke richting, naar het voormalige BASF-terrein. Nagenoeg direct oostelijk van de BASF-toegang ligt de Oude Veerweg. Deze is beperkt toegankelijk voor autoverkeer en verbindt de fietspaden van de Pleyroute en de Westervoortsedijk. Langs de Westervoortsedijk ligt een vrijliggend fietspad grenzend aan het plangebied.
Wat openbaar vervoer betreft wordt het gebied beperkt ontsloten door een busroute die via de Westervoortsedijk en Driepoortenweg loopt. Met haltes ter hoogte van de toegangen van IPKW is het bedrijventerrein met het openbaar vervoer goed toegankelijk.
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
De SVIR (2012) schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. Deze visie markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van één van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector 'Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is in 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
In 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
Algemeen
De provincie Gelderland heeft een integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie
Gelderland. Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 9 juli 2014
vastgesteld.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken
van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Regio Arnhem Nijmegen
Regio Arnhem Nijmegen wordt gekenmerkt door:
De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.
De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de regio. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:
Innovatie en economische structuurversterking
- Topsector Health, Energie- en Milieutechnologie; - creatieve industrie, logistiek, agro, toerisme; - innovatie en samenwerking; overheid, ondernemingen, kennisinstellingen. |
Bereikbaar en verbonden
- een goed bereikbare regio; - verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor; - voorkomen, benutten, bouwen. |
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking - het belang van de bestaande woningvoorraad; - het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; - voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren. |
Gebiedskwaliteiten benutten
- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden |
De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is gewaarborgd. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Algemeen
Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie
is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven
en plannen in de stad. In december 2012 is de 'Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk
2040' (hierna: structuurvisie) vastgesteld door de gemeenteraad.
De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief
van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's
als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.
De Structuurvisie vermeldt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het bedrijventerrein
Arnhem Noord. Het is een strategisch en economisch waardevol gebied voor het Arnhemse
bedrijfsleven en de (regionale) economie. Tevens stelt de visie dat het bieden van
ontwikkelingsruimte aan bedrijvigheid op het gebied van toegepaste energie- en milieutechnologie
een belangrijke opgave is.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt deel uit van het koersgebied "werklandschappen".
Daarbij wordt onder 'karakteristiek' en 'ontwikkelingsrichting en opgaven' het volgende
opgemerkt:
Werkmilieu Kleefse Waard Koningspleij Noord
Karakteristiek
De Kleefse Waard, het noordelijk deel van het terrein, is deels in particuliere eigendom
(IPKW: Industriepark Kleefse Waard), deels in gemeentelijke eigendom. Het industrieel
verleden als vestigingsplaats van Akzo is afleesbaar uit de monumentale bebouwing
(IPKW-deel) in een formele stedenbouwkundige opzet (industrieel erfgoed) en een duidelijke
samenhangende architectuur op het niveau van het complex. De architectuur is veelal
formeel, functioneel en monumentaal.
Het terrein kent grote percelen met verspreid staande, relatief alzijdige bebouwing.
Het is een afgesloten gebied met een centrale (hoofd-)toegang aan de Westervoortsedijk
en biedt ruimte aan regionale en nationale bedrijven.
Een oude IJsselstrang op de Koningspleij Noord verwijst naar de rivierdynamiek in
het verleden: een oude verbinding tussen IJssel en Nederrijn.
De ligging is bijzonder: in de splitsing van Nederrijn en IJssel, lange zichtlijnen
op stad en omliggend landschap, via de Pleyroute aangesloten op het bovenlokale wegennet
(A12 en A325).
Met de doortrekking van een opgehoogde kade tot aan de zuidpunt van de Koningspleij
Noord is het totale gebied binnendijks gebracht en wordt ruimte geboden aan watergebonden
bedrijvigheid aan de kade en industrie in het achterliggende gebied.
Ontwikkelingsrichting en opgaven:
Centrale opgave voor het noordelijk deel, de Kleefse Waard, ligt in hergebruik en
herstructurering. In dit deel gaat het om een gebiedsontwikkeling met hoge ambities
voor ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en een gericht profiel van de te vestigen
bedrijvigheid: Energie- en Milieutechnologie (EMT) en watergebonden bedrijvigheid
aan de Nieuwe Haven.
De hoogwaardige en kennisintensieve bedrijvigheid waarvoor het terrein is bedoeld, vraagt een eveneens hoogwaardige inrichting. Parkmanagement is een belangrijk item. De bijzondere productieprocessen stellen beperkingen aan de toegankelijkheid van het terrein.
Hoogbouwbeleid:
De grote hoogteverschillen in het noorden van de stad en het vlakke polderlandschap
in het zuiden zijn een belangrijk kenmerk van het Arnhemse landschap. De beleving
van het natuurlijke hoogteverschil is een belangrijke kwaliteit. Gezien vanuit de
Veluwe is Arnhem een 'verborgen stad in het groen', vanuit het open rivierengebied
in het zuiden is Arnhem een 'zichtbare stad aan de rivier, tegen de achtergrond van
de stuwwal'.
Dit is vertaald naar het hoogbouwbeleid: de maximum bouwhoogte in Arnhem (zowel in
noord als in zuid) bedraagt 100 m boven NAP (hoogte gebouw + hoogte maaiveld boven
NAP = max. 100 m). Dit principe kan worden aangeduid als 'Nieuw Arnhems Peil'. Het
betekent dat in de lagere delen van de stad een grotere bouwhoogte kan worden toegestaan
dan in de hogere delen van de stad.
In dit bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om te
bouwen tot een maximale hoogte van 85 meter boven N.A.P. voor zover dit passend is
in het hoogbouwbeleid.
In 2008 zijn een masterplan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Industrie Park Kleefse Waard. Hierbij zijn ook het voormalige BASF-terrein en de Oude Veerweg opgenomen. Dit geeft een indicatie van de invulling van het terrein en de aansluiting op de omgeving.
Op rijksniveau geeft de SVIR de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid
voor de komende decennia. Het rijk streeft naar een krachtige aanpak die gaat voor
een excellent internationaal vestigingsklimaat. Inzet is het vergroten van de concurrentiekracht
van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur met ruimte
voor regionaal maatwerk. Ook wordt ingezet op het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen
van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat en het scherp prioriteren
van investeringen. Ten slotte worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur
met elkaar verbonden om een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke
en cultuurhistorische waarden behouden zijn te waarborgen.
Voor Arnhem is samenwerking tussen rijk, decentrale overheden en bedrijfsleven relevant
om robuust hoofdwegennet en spoorwegennet, binnen regio, tussen regio's en met achterland
te realiseren.
Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. De provincie stelt extra financiële middelen ter beschikking voor mobiliteitsmaatregelen. Dit is omdat zij een goede bereikbaarheid belangrijk vindt, maar ook om de economische ontwikkeling in Gelderland te ondersteunen. De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.
Doelen bereikbaarheid
De provincie wil een goede bereikbaarheid voor wonen, werken en recreëren en de mobiliteit
daarbij afstemmen op de economische ontwikkelingen. Daarom zet Gelderland in op het
beter gebruik van (internationale) corridors. Daarnaast wordt samen met de andere
wegbeheerders in de stedelijke gebieden aan een beter gebruik van de infrastructuur
gewerkt om files te voorkomen en de doorstroming te bevorderen. De bereikbaarheid
van bedrijventerreinen is ook een speerpunt van het provinciale beleid. Een andere
ontwikkeling is de verschuiving van mobiliteitsvragen in het landelijk gebied door
krimp en vergrijzing. Hier moet de aansluiting met de stedelijke gebieden gewaarborgd
blijven.
Omgevingsvisie
De provincie heeft in juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld (geconsolideerde
versie, juli 2015). Deze visie integreert en vervangt zeven beleidsplannen, waaronder
het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 uit 2004. De omgevingsvisie beschrijft hoe
de provincie de komende tien jaar om wil gaan met de ontwikkelingen en initiatieven
ronde economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid.
De omgevingsvisie stelt kaders voor toekomstige activiteiten.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de gemeentelijke structuurvisie. Voor mobiliteit biedt de structuurvisie een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.
Fiets
In 2013 is een nieuw beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers'
vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik.
Doel is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden
meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:
De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.
Openbaar vervoer
De beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' is in 2013 vastgesteld. Deze
nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar
vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer
wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:
Parkeren
Voor het overige gelden beleidsregels en Arnhemse parkeernormen. Deze zijn opgenomen
in de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem.
Welstandsnota Arnhem 2015
Op 13 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Arnhem de welstandsnota vastgesteld. Arnhem
is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad
draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden.
Nieuwe bouwwerken dienen te passen in hun omgeving. De bestaande stad is dus het referentie-
en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn verder in deze nota
gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied (‘géén toets’, ‘lichte
toets’ en ‘zware toets’) verschillend.
Het plangebied is gelegen in een gebied waar geen welstandstoets geldt. Bouwaanvragen zullen worden getoetst aan de algemene criteria van de Welstandsnota.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel personen te beschermen tegen geluidhinder.
Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting
in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet.
Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen
en zorginstellingen.
In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde
industrieterreinen (zie ook paragraaf 5.2.1). De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen
regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij
(planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.
Ook kent de Wgh een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de
geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen
voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde
en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige
ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde”
van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
Het gemeentelijk beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties
af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening
gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied.
In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies
mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder
ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve
rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten
binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige
invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
De Europese richtlijnen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in
titel 5.2 van de Wet Milieubeheer en de daarbij horende regeling “niet in betekenende
mate” (NIBM) . Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen
de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen
van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen
zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor-
en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering
van de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor
het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden, tenzij het plan is gelegen in een aangewezen
gebied of behoort tot een bepaalde broncategorie.
Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden een verslechtering
van de luchtkwaliteit plaatsvindt, is er een beperking van de NIBM mogelijkheid aan
het besluit NIBM toegevoegd. Zie Staatsblad 2012 nr. 259, Besluit van 7 juni 2012.
Deze aanpassing van het besluit NIBM maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling
bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën aan te wijzen waarbinnen geen gebruik
kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.
De aanpassing wordt door gevoegd gezag ingezet in gebieden waar de grenswaarde voor
PM10 wordt overschreden of waar een overschrijding van de grenswaarde dreigt.
Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht
(2005) en richt zich op het beperken van overlast door geurhinder. Wettelijke normeringen
met betrekking tot luchtkwaliteit zijn vertaald naar uitvoeringsmaatregelen (Uitvoeringsprogramma
Luchtkwaliteit 2005-2010 en 2010-2015).
Bedrijven en milieuzonering 2009
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op
hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen)
in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar.
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen
opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn
opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit
categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder
veel hinder veroorzaakt.
Beleidsplan Geur
Het beleidsplan Geur uit 2010 gaat in op geur afkomstig van industriële bedrijven
waarvoor de gemeente Arnhem het bevoegde gezag is. Milieubeleid kan een positieve
bijdrage leveren aan maatschappelijke thema's als gezondheid, veiligheid, leefbaarheid,
duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke
bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit,
voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het
doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden
blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
Externe veiligheid
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen
van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke)
stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe
veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico)
en het GR (Groepsrisico).
Landelijk beleid
Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi
worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten
opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor
het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen
en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe
veiligheid (Btev). In het Btev zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de
ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan Externe Veiligheid uit 2005 is in 2015 met vier jaar verlengd. Dit
beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt
hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's.
Op sommige locaties in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens
het structuurplan stedelijke zone, is een hoger risico acceptabel dan op andere plaatsen
wordt toegestaan. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden
voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van personen en hulpverlening.
Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur) De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
Voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn
en de Habitat-richtlijn (Natura 2000-gebieden) stelt de Wnb specifieke kaders. Voor
de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien uit
de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn Veluwe
en Rijntakken.
Het is verboden om zonder vergunning een project te realiseren of andere handelingen te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Indien het project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, dan moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. Slechts indien uit de passende beoordeling de zekerheid wordt verkregen dat het plan, dan wel project, de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, wordt de vergunning verleend. Als de zekerheid niet kan worden verkregen, dan kan een vergunning alleen worden verleend als er geen alternatieve oplossingen zijn, er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en de nodige compenserende maatregelen worden getroffen (de zgn. “ADC-toets“)
Op het moment dat een passende beoordeling nodig is, moet voor het kaderstellend plan een plan-MER worden gemaakt.
De beheerplannen – waarin de uitwerking in omvang, ruimte en tijd van de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden plaatsvindt en waarin de voor die gebieden te treffen maatregelen in samenhang worden beschreven – zijn kaderstellende instrumenten. Ingeval overeenkomstig het beheerplan wordt gehandeld is verzekerd dat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in het geding is.
Bescherming van soorten
De wet sluiten aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de
Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en
het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder
meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van
deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een
verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in
limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude
Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij
vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding
van die vogelsoorten niet in gevaar komt. Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen
van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8
lid lid 5.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden dan voor de strikt beschermde
soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten
goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer
en jacht en is de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming,
met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies komen
te liggen.
Houtopstanden
De Wnb heeft geen betrekking op o.a. houtopstanden binnen de bij besluit van de gemeenteraad
vastgestelde grenzen van de bebouwde kom en voor het dunnen van een houtopstand (zie
verder artikel 4.1). Een houtopstand is een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers,
struiken, hakhout of griend, met een oppervlakte grond van tien are of meer, of die
bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het
totaal aantal rijen;
Het is verboden een houtopstand geheel of gedeeltelijk te vellen of te doen vellen,
met uitzondering van het periodiek vellen van griend- of hakhout, zonder voorafgaande
melding daarvan bij gedeputeerde staten (artikel 4.2). De rechthebbende zorgt voor
het herbeplanten van dezelfde grond binnen drie jaar na het vellen of tenietgaan van
de houtopstand.
In de wet wordt evenwel een vrijstelling van de meldings- en de herbeplantingsplicht
opgenomen, ingeval de houtkap plaatsvindt met het oog op natuurontwikkeling, met het
oog op de aanleg of het onderhoud van brandgangen of overeenkomstig een door de Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode (artikel 4.4).
Dat voorkomt onnodige lasten voor natuurbeheerders, bedrijven en overheden in gevallen
waarin het belang het natuurbehoud genoegzaam is verzekerd.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het ruimtelijke beleid voor het NNN, voorheen de Ecologische hoofdstructuur, is gericht
op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Het NNN is een belangrijk
beleidsinstrument voor de bevordering en het behoud van biodiversiteit.Voor de realisatie
hiervan zijn de provincies verantwoordelijk.
Het NNN wordt planologisch beschermd. Dit betekent dat geen nieuwe bestemmingen worden
toegestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte,
de wezenlijke kenmerken en de samenhang van het NNN; daarop wordt getoetst bij de
verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo).
Er geldt in het NNN het 'nee, tenzij'-regime. Als een voorgenomen ingreep de 'nee,
tenzij'-toets met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden. Eventuele
nadelige effecten moeten worden gemitigeerd en de resterende schade moet worden gecompenseerd.
Als een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime
dan kan de ingreep niet plaatsvinden.
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Het NNN is in Gelderland is uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en zijn
vastgesteld in de Omgevingsvisie Gelderland. De provincie wil de natuur van het Gelders
Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening.
Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten van Gelderse Nationale Landschappen.
De kernkwaliteiten zijn beschreven in bijlage 5 van de Omgevingsverordening.
Groenvisie 2017-2035
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Aan groen worden de laatste jaren steeds meer waarden en kwaliteiten toegekend. Zo
ook aan het Arnhemse groen. Daarbij valt te denken aan gezondheid, klimaat (verminderen
van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw,
dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde,
leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving.
De Groenvisie is daarvoor verdeeld in 5 thema's met bijbehorende doelen:
• de herkenbare stad: zichtbaarheid en beleefbaarheid van landschap en cultuurhistorie;
• de natuurvriendelijke stad: biodiversiteit in en om de stad en de natuurinclusieve stad;
• de groene gezonde stad: leefbaarheid, klimaat en gezondheid;
• de duurzaam beheerde stad: beheer afgestemd op eindbeeld en gebruik;
• de samenwerkende stad: maatschappelijke betrokkenheid en promotie van groen;
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur,
maar geeft ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven
de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte)
niet aantasten maar juist versterken.
Zij vormt daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming
van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de bestemmingsplannen en het toekomstige
Omgevingsplan.
De visie zorgt voor een actualisatie van de Arnhemse regels met betrekking tot groencompensatie.
Het provinciale beleid ten aanzien van groencompensatie is met inwerkingtreding van
de Wnb in 2017 gewijzigd. De provinciale compensatie is sindsdien alleen geldig op
bos binnen het Gelderse Natuurnetwerk. In de Groenvisie zijn nu de actuele Arnhemse
regels groencompensatie 2017 opgenomen.
Deze actualisatie is ook in de lijn met de door de gemeenteraad aangenomen "Motie
groencompensatie met nieuwe ambities" uit 2014. Uitgangspunt blijft dat de totale
groenbalans in de stad neutraal moet blijven of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen,
dan wordt dat gecompenseerd. Eerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel.
Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de boomopstanden gestort
in het Groenfonds.
Daar waar de provinciale compensatie regels gelden treden de gemeentelijke terug.
Nationaal Waterplan Het rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het
gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en -kwantiteit, de bescherming en
verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte
voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water
als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
Bestuursakkoord Water
In 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken
om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord
Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem
en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Waterwet
In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de
zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle
redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij
de grondwaterzorgplicht.
Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie kent twee centrale doelstellingen met betrekking tot water, te weten
het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van de leefomgeving. Realisatie van deze
doelstellingen betekent onder meer:
Voorts is de provincie het aanspreekpunt voor drie watergerelateerde zaken:
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Noord ligt bij het Waterschap Rijn en IJssel. Relevant beleid is opgenomen in het Waterbeheerplan (2016-2021) en de Keur en legger van het waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling
moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Als toetsingskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge
mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet
1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten
moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor
de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland. Per december 2015 maakt
de Monumentenwet 1988 deel uit van de Erfgoedwet, een bundeling van wetten met betrekking
tot het erfgoed.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Cultuurhistorie moet op basis van het Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen
verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te
verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies
over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan
aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening
is gehouden in het bestemmingsplan.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De belangrijkste uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn:
Deze zijn juridisch verankerd in de Erfgoedwet.
Programma 'Gelderland Cultuurprovincie'
In 2012 is het Programmaplan voor Cultuur en Erfgoed 2013-2016 vastgesteld. De visie
die hieraan ten grondslag ligt, is dat cultuur en erfgoed een wezenlijke bijdrage
leveren aan de Gelderse samenleving. Cultuur en erfgoed zijn bouwstenen voor een goede
economische en maatschappelijke ontwikkeling en bepalen mede de identiteit van Gelderland.
Bij erfgoed gaat het om het duurzaam benutten van monumenten, archeologie en landschap.
Enkele thema's die in het programma aan de orde komen, zijn: het vergroten van de
zichtbaarheid en beleefbaarheid van erfgoed; het bevorderen van kennis en vakmanschap;
het stimuleren van herbestemming en het investeren in buitenplaatsen en militaire
linies.
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'.
We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat
spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert
in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en
samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet
als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse
cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk
zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht
van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast
blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt.
De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en
beleefbaar gemaakt.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën
in:
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen
in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag
van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk
is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor
deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie.
Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel
Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal
inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen
worden.
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten,
geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds
onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische
beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische verwachtingenkaart
als basis.
Structuurvisie
De gemeentelijke structuurvisie biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning
op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken
van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de
ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als
geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens
is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen
bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'.
De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke
ontwikkelingen in de stad.
In de gemeentelijke structuurvisie is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Gestreefd wordt naar 'prettig toeven' binnen- en buitenshuis en in elk geval het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Dit laatste vooral voor de kwetsbare groepen in onze stad als ouderen. In de Structuurvisie ligt de nadruk op hitte door de toename van het aantal zomerse en zelfs tropische dagen als gevolg van de klimaatverandering. In het realiseren van een prettig stadsklimaat wil de gemeente optimaal gebruik maken van de (huidige) gunstige geografische uitgangssituatie van natuurlijke luchtstromen die van de hoger gelegen stadsranden en vanuit de rivierzone (Nederrijn) de stad in stromen en zorgen voor koeling en tevens een goede luchtkwaliteit. Het groene karakter van de stad met de grote parken maar ook het wijkgroen dragen daaraan in hoge mate aan bij.
Opwarming van de stad tijdens warme dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, veel verharding en weinig groen. Op de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven (zie figuur 20). Bepaalde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming; de zogenoemde stedelijke hitte-eilanden, wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden.
figuur 20 Hittekaart van Arnhem (groen is koel, rood is warm)
Economische Koers 2016
De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd
in de Economische Koers 2016. Hierin wordt de focus gelegd op het cluster energie,
vanwege de groeipotentie in Arnhem, de bestaande sterke basis en de mogelijkheden
om een regionale en nationale positie op te bouwen. Als tweede onderdeel wordt ingezet
op het ondersteunen van creativiteit en groei van bedrijven en instellingen. Tot slot
wil de gemeente zorgen voor een op- en-top ondernemingsklimaat, door adequate dienstverlening
en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving.
De Economische Koers levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid
van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. Deze Koers stuurt
de economische ontwikkeling en is opgesteld na stadsgesprekken met diverse ondernemers
en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling
en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek.
Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (meer dan 100.000),
dat voor een belangrijk deel wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers
met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak
uit de Economische Koers levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral
ook banen voor lager opgeleide inwoners op.
In Arnhem is het aanbod van nieuwe gronden voor bedrijventerreinen beperkt. Er is slechts een aantal bedrijventerreinen waar nog grond uit te geven is, zoals Industriepark Kleefse Waard. Dit terrein kent een specifieke segmentering, namelijk bedrijven in hogere milieucategorieën in de Energie- en Milieutechnologie en watergebonden bedrijven. Ook de bedrijventerreinen IJsseloord 2, Het Broek en Rijnpark hebben nog enkele percelen uit te geven. Daarom is het beleid om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare gronden en steeds alert te blijven welke functies wel en welke niet thuishoren op bedrijventerreinen. Dit laatste is onder andere afhankelijk van de typering en het profiel van het specifieke bedrijventerrein, maar ook van de vraag of er alternatieve typen locaties voor deze functies beschikbaar zijn. Het doel is om zowel de bestaande als nieuwe bedrijventerreinen aantrekkelijk, ruimte-intensief en goed bereikbaar te laten zijn én te houden. In 2017 is een Regionaal Programma Werklocaties (RPW) vastgesteld. Dit programma geeft helderheid over de vraag-aanbod situatie in de regio en de keuzes die nodig zijn voor een gezond toekomstperspectief van de diverse werklocaties in de regio. Het RPW borduurt voort op de reeds gemaakte afspraken uit het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) en Regionaal Programma Detailhandel (RPD) en de uitbreidingsmogelijkheden. In het RPB (2011) stond onder andere het toepassen van de SER-ladder, het voorkomen van overaanbod en het voortvarend aanpakken van herstructurering centraal. Deze beleidslijn sluit goed aan bij de reeds bestaande werkwijze in Arnhem, welke is vastgesteld in de Nota Strijdige Functies Bedrijventerreinen. In de Visie op Transformatie (2014 en herijking 2017) is opgenomen dat bedrijventerreinen niet behoren tot prioriteitsgebieden voor transformatie. Ook weer om de bedrijventerreinen zoveel mogelijk te kunnen benutten voor bedrijven die enkel kunnen functioneren op een bedrijventerrein, bijvoorbeeld vanwege milieucategorien en geluidsoverlast.
Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008-2020
In de Nota Herijking Kantorenbeleid Arnhem 2008 - 2020 staat het herstel van het evenwicht
in de kantorenmarkt centraal. Hiertoe wordt ingezet op hergebruik/transformatie van
langdurig leegstaande kantorenpanden, alsmede het prioriteren, beperken en faseren
van nieuwbouwplannen. Plannen voor nieuw kantorenprogramma zijn in 2010 sterk beperkt
tot een gelimiteerd aantal strategische locaties in het centrum van de stad (onder
andere Arnhem Centraal). Ontwikkeling van kantoren buiten deze locaties is in principe
ongewenst. In de Visie op Transformatie (2014 en herijking 2017) heeft Arnhem beleid
vastgelegd op het terugdringen van de leegstand (vooral kantoren). In vier prioriteitsgebieden,
zoals binnenstad (exclusief stationsomgeving), Velperweg en rondom de winkelcentra
Kronenbrug en Presikhaaf, wordt ruim baan gegeven aan de mogelijkheden voor transfromatie
naar andere functies.
Arnhems Coffeeshopbeleid
De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen
van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel.
Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met
welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering
van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er
is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreëerd.
In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan op grond van het coffeeshopbeleid.
Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie
In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie' (2000)
is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod
per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is
nog steeds van kracht.
Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie
voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid
bestaat uit de volgende elementen:
Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie
zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie
zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat
bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast
zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een
bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem
erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat
de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.
In het plangebied is een seksinrichting in de vorm van een tippelzone aanwezig.
Kleefse Waard is een bedrijventerrein met hoge ambities voor ruimtelijke kwaliteit,
duurzaamheid en met een profiel gericht op Energie- en Milieutechnologie (EMT) en
watergebonden bedrijvigheid. Het terrein is geschikt voor bedrijfsactiviteiten in
de hogere milieucategorieën. Behoud van milieugebruiksruimte is van belang voor (uitbreiding
van) bestaande bedrijven op Kleefse Waard en voor eventuele nieuwvestiging.
Tegelijkertijd heeft de gemeente Arnhem ambities met Kleefse Waard die op gespannen
voet kunnen staan met het behoud van milieugebruiksruimte. Arnhem streeft naar de
versterking van innovatie door stimulering van samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen
en creatie van een ecosysteem van kennis- en innovatieve werklocaties (Perspectiefnota
2017/2020). De vestigingscondities op Arnhemse toplocaties als (industriepark) Kleefse
Waard, Arnhems Buiten en IJsseloord II worden optimaal gefaciliteerd om te dienen
als katalysator en versneller in de ontwikkeling van menselijk talent en bedrijfsinnovaties
(Economische Koers Arnhem 2016).
De inzet is om de fysieke plekken te versterken waar groei en innovatie vanuit verschillende
sectoren en bedrijven bijeenkomen en crossovers logisch worden, zoals experimenteerruimtes,
fieldlabs, kweekvijvers en proeftuinen. Deze kennis- en werklocaties moeten zich via
samenwerking en onderlinge verbinding doorontwikkelen tot sterke 'ecosystemen' voor
groei en innovatie in regionaal en (inter-) nationaal perspectief. Als partners voor
zulke ecosystemen wordt samenwerking gezocht met bijvoorbeeld Industriepark Kleefse
Waard, Arnhems Buiten, kennislocaties Hogeschool Arnhem-Nijmegen / Van Hall Larenstein
en ArtEZ, Sportcentrum Papendal, Coehoorn Centraal en de Arnhemse binnenstad.
Niet alle activiteiten binnen een dergelijk ecosysteem verdragen elkaars nabijheid.
Nu hoeven ook niet alle functies daadwerkelijk op elke fysieke plek samen te komen
om een goed netwerk te vormen, maar een zekere menging is wel gewenst om de onderlinge
verbanden tot stand te brengen. Op Kleefse Waard bestaat de kans om bedrijfsactiviteiten
in hogere miliecategorieën te combineren met kennis, onderwijs en experiment. Deze
combinatie brengt echter veiligheidsrisico's met zich mee en is onder meer daarom
niet zonder meer te realiseren.
Met de bedrijven op Kleefse Waard en andere belanghebbenden zal actief gezocht gaan worden naar mogelijkheden om de verschillende, deels conflicterende ambities voor Kleefse Waard met elkaar in overeenstemming te brengen.
In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande situatie in en om het plangebied gegeven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het concreet functioneren van de diverse onderdelen van plangebied.
De ligging van het plangebied aan het hoofdwegennet (via N325/A325 op A12/A15) vormt
een belangrijke onderlegger voor de aan- en afvoer van goederen en diensten op het
bedrijventerrein. Vanaf de Pleijroute komt men ter hoogte van het kruispunt met de
Westervoortsedijk-Driepoortenweg de stad Arnhem binnen. De groene begeleiding aan
weerszijden van deze stadsentree wordt als waardevol beschouwd. Deze groene begeleiding
wordt gevormd door het groen op de percelen van het industriepark Kleefse Waard en
de Oude Veerweg.
Verder is de Westervoortsedijk zeer beeldbepalend en van belang: vanaf deze radiaal
wordt het totale plangebied ontsloten. Het beoogde beeldkarakter van het deel van
de Westervoortsedijk binnen het plangebied is die van een uitvalsweg met een landschappelijk
profiel: een royaal geprofileerde, met populieren beplante, centrale ontsluitingsas.
Het afronden van het stedenbouwkundig beeld (inclusief landschappelijk profiel) van
de Westervoortsedijk langs de percelen van IPKW en het voormalig terrein van de BASF
in relatie tot functie en bestemmingen, is een belangrijke ambitie voor dit deelgebied.
Ter plaatse van de kruising van de Westervoortsedijk met de ontsluiting van het voormalige
BASF-terrein wordt het bestaande tankstation (deels) ontsloten. De maatschappelijke
functies (tippelzone en zorgzone) worden apart ontsloten vanaf de Westervoortsedijk.
De entreefunctie van de Westervoortsedijk als stadsentree komt tot uiting in de bouwmassa's
en de gevelwanden langs deze route. Kwaliteit en uitstraling van bebouwing en terreinaanleg
zijn hier belangrijke trefwoorden. Verder dienen ook nieuw te ontwikkelen bedrijven
op het terrein van het IPKW, het voormalige BASF-terrein en locatie Oude Veerweg zich
te oriënteren op de Westervoortsedijk, daarmee is de Westervoortsedijk een gezichtsbepalende
locatie voor bedrijven binnen het plangebied. Direct vóór en voorbij de kruising met
de Driepoortenweg richting het oosten dient deze oriëntatie van de bebouwing gepaard
te gaan met een open groene ruimte (gras met bomen) voor de bebouwing. Deze is van
belang als groene geledingszone en tevens als waterberging/infiltratie. De bebouwing
ligt op enige afstand van de Westervoortsedijk.
Kort samengevat is het doel om te komen tot een innovatief flexibel concept van ondernemen. Hierbij worden de unieke kwaliteiten van het oude ensemble van gebouwen, het karakter van industrie en chemie in een optimaal ruimtelijk concept gevat. De nog niet ingevulde kavels worden hierbij als een geheel beschouwd, dus in samenhang met de reeds bestaande bedrijfsbebouwing.
De Nieuwe Haven vormt de westelijke begrenzing van het plangebied. De kaderand doet
dienst als waterkering, valt als enig onderdeel van de haven binnen dit bestemmingsplan.
Door het gerealiseerde dijktracé is het gehele plangebied binnendijks komen te liggen.
De kade (de damwand) en directe omgeving zijn daarom als waterkering bestemd in dit
bestemmingsplan conform de keur van het Waterschap Rijn IJssel.
Dit deel van het plangebied vormt de schakel tussen de industrie in het plangebied
en de stad Arnhem. De (water)bedrijvigheid aan de Nieuwe Havenweg wordt via de Westervoortsedijk
verbonden met het wonen verderop richting stad in Centrum Oost. Er is veel bedrijvigheid
aanwezig met overslagactiviteiten en laad- en losactiviteiten.
Kenmerk van de bebouwing langs de Nieuwe Havenweg is dat de voorkanten naar de rivier
gericht zijn: de bebouwing vormt zowel ruimtelijk als functioneel een stedelijk waterfront
langs de kade naar het open landschap van rivier en uiterwaarden. Het beeld van het
werken aan- en in de haven kan meer versterkt worden zodat meer dan voorheen de sfeer
bepaald wordt door utilitaire havenactiviteiten met bijbehorende installaties. Voor
de Nieuwe Havenweg is de bestemming "verkeersdoeleinden wegverkeer" opgenomen waarin
ook voorzieningen ten behoeve van op- en overslag van goederen zoals kranen, zuiginstallaties
etc zijn opgenomen. De bebouwing en de gronden aan de oostzijde van de Nieuwe Havenweg
krijgen in dit bestemmingsplan de bestemming Bedrijventerrein. In de regels van deze
bestemming wordt verwezen naar een specifieke Bedrijvenlijst.
Het behoud van het lospunt van schepen voor Shell aan de kade betekent dat rekening
moet worden gehouden met de bijbehorende externe veiligheidscontour over een deel
van dit gebied. Deze contour is af te lezen op de plankaart.
Om het zicht op de stad en de monumentale gebouwen op IPKW te behouden is de bouwhoogte
voor de bebouwing aan de Nieuwe Havenweg op 20 meter gesteld zodat de monumentale,
beeldbepalende panden op IPKW op de achtergrond zichtbaar blijven. Eventuele afwijking
van die hoogte in verband met utilitaire installaties zoals kranen en silo's is mogelijk.
Deze solitaire hogere accenten tasten het zicht niet aan. Daarnaast geldt een afwijkingsmogelijkheid
voor hoogteaccenten in de vorm van bebouwing met een grotere bouwhoogte. Deze afwijkingsmogelijkheid
is gerelateerd aan het hoogbouwbeleid van de gemeente, de aanwezige cultuurhistorie,
de aanwezigheid van een straalpad en bedrijfseconomische aspecten.
Zo bestaat concreet een bevoegdheid om af te wijken voor een bouwhoogte van maximaal
40 meter. De cultuurhistorische panden op IPKW liggen in het hart van het plangebied
en hebben een grotere hoogte dan de omgeving (30m-35m). Dit geeft identiteit aan het
gebied als totaal en leest van een afstand gezien als een ruimtelijk zwaartepunt.
Door dichtbij deze gebouwen voor een klein deel van het plangebied een bouwhoogte
van 40 meter mogelijk te maken kan er een versterking van dit ruimtelijk beeld ontstaan.
Het bebouwingspercentage voor de bebouwing aan de Nieuwe Havenweg wordt gesteld op
85 per perceel zodat een aaneengesloten waterfront kan ontstaan.
Aan de Nieuwe Havenweg bestaat ook een specifieke locatie waar een grondstoffenbank
mogelijk zal zijn. Deze functie past in het duurzame en circulaire karakter van het
bedrijventerrein.
De drie nog resterende voormalige bedrijfswoningen aan de kruising van de Westervoortsedijk
met de Nieuwe Havenweg passen ruimtelijk en functioneel niet in bestaande functionele
structuur. Het beleid is erop gericht op den duur het gebruik voor niet- bedrijventerreingebonden
functies, zoals woongebruik, te beëindigen. Om die reden is er door de gemeente besloten
tot passieve aankoop van de woningen. Verscheidene eigenaren hebben inmiddels van
deze mogelijkheid gebruik gemaakt waarbij op basis van uitgebrachte taxaties de woning
is verkocht aan de gemeente. Dit gebied zal herontwikkeld worden tot bedrijventerrein.
Voor de gebieden IPKW, het voormalig BASF- terrein en Oude Veerweg wordt uitgegaan van de verdere ontwikkeling van industrieel georiënteerde bedrijven, waaronder kennisintensieve bedrijven in de industriële, procesmatige of productiematige sfeer. Behoud van voldoende milieugebruiksruimte is van belang maar ook de flexibiliteit is belangrijk.
Het ruimtelijk concept voor IPKW en het voormalig BASF- terrein en Oude Veerweg kenmerkt zich door een rationele en functionele structuur. Een orthogonaal stelsel van karakteristieke openbare ruimtes definieert daarin de bouwvelden. Het raamwerk van openbare ruimtes wordt gevormd door o.a. de Hoofdstraat, de Boerderijstraat, de Celluloseweg, de Havenweg, etc. De verschillende wegen hebben een eigen beeld dat herkenning en oriëntatie op het terrein eenvoudig maakt. De eigenheid van de wegen ontstaat zowel door de inrichting van de buitenruimte als door de gebouwen die er aan staan. Zo ontstaan er verschillende ruimtelijke en functionele eenheden in het gebied:
De Hoofdstraat ligt in het verlengde van de hoofdentree IPKW terrein en kenmerkt zich als groene straat met gras en een combinatie van oude en nieuwe hoogwaardige gebouwen. Dit gebied laat zich kenschetsen als het campuskarakter van het park. Langs de Hoofdstraat bevind zich een concentratie van voorzieningen; bureau parkmanagement, expositiegebouw, ontvangstbalie expositiegebouw, klok, (bedrijfs)restaurant en een concentratie van kantoorpanden. Dit schept de mogelijkheid productie en kantoor te scheiden en iedere werkomgeving op eigen passende wijze vorm te geven.
De Boerderijstraat is een lange straat in de oost- west richting die de ruimtelijke spil vormt van het
totale gebied. Een ruime landschappelijk inrichting met veel gras en dubbele bomenrijen
creëren een robuuste groenstructuur middenin het gebied. Bouwvelden liggen terug ten
gunste van een groene invulling van het profiel en ten gunste van zicht op de monumentale
gebouwen van IPKW. De laan relativeert de industrie en vormt het groene tegenwicht
tegen de installaties, de loodsen en de bedrijvigheid. Maar ook in functioneel opzicht
is de Boerderijstraat de spil van het plan. Langs de gehele Boerderijstraat loopt
een leidingbrug die aanhaakt op de Kleef, de leverancier van warmte, stroom, stoom
en water, en de waterzuiveringinstallatie aan de oostzijde van het plan.
Het parkkarakter van het gebied toont zich niet alleen in het hart van het plan op
de Boerderijstraat maar ook aan de randen. Het totale gebied is voorzien van een groene
bies langs de Westervoortsedijk bestaande uit gras aan de randen, solitaire bomen
en bloemrijk gras in de infiltratiezones. Aan deze collectieve open ruimtes grenzen
de open ruimtes van de privé kavels. Wanneer deze ruimtes grenzen aan de bies dienen
ze ingevuld te worden met gras en solitaire bomen. Hierdoor ontstaat een beeld waarbij
de gebouwen en installaties in het groen staan.
Aan de zuid-oostzijde van het plangebied is er sprake van een confrontatie van de
grid van het terrein en de gekromde vorm van de weg. De driehoekvormige restruimtes
die hier ontstaan worden ook behandeld als groene bies. De vertanding die zo ontstaat
vergroot het ruimtelijk effect van gebouwen in het groen.
De stedenbouwkundige orthogonale gridstructuur wordt vastgelegd door onbebouwbare
zones ter plaatse van de hoofdontsluitingswegen op te nemen op de plankaart. Ook andere
structuurbepalende elementen zoals de kade en de leidingeninfrastructuur liggen (deels)
in deze onbebouwbare zones. Er is een bebouwingspercentage (verdichting) toegestaan
van 85 in deze deelgebieden, met dien verstande dat het bebouwingspercentage, zoals
dat op de plankaart binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' wordt aangegeven, geldt
voor elk afzonderlijk bouwperceel. Op dit percentage is een afwijking van toepassing
naar 100% wanneer hiertoe vanuit logistiek of bedrijfseconomisch oogpunt noodzaak
bestaat. De toegestane maximale bouwhoogten variëren van 15 m tot 30 m. De cultuurhistorische
waarden op het Industriepark Kleefse Waard worden daardoor zoveel mogelijk gehandhaafd
/ingepast.
Daarnaast geldt een afwijkingsmogelijkheid voor hoogteaccenten in de vorm van bebouwing
met een grotere bouwhoogte. Deze afwijkingsmogelijkheid is gerelateerd aan het hoogbouwbeleid
van de gemeente, de aanwezige cultuurhistorie en bedrijfs-economische aspecten.
Op dit moment wordt een deel van de Oude Veerweg als zorgzone (tippelzone en opiatenpoli) gebruikt. . De bestemming voor de zorgzone wordt “Maatschappelijk” (tippelprostitutie en opiatenpolikliniek) met een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming "Groen" en "Verkeer" bij beëindiging van deze functies.
De Westervoortsedijk is een gebiedsontsluitingsweg (verkeersader) en is een belangrijke verkeersverbinding tussen de Pleijroute (N325) en de bedrijventerreinen van Arnhem Noord. De Westervoortsedijk loopt door tot aan de Arnhemse binnenstad. Ter hoogte van de bedrijventerreinen sluiten op deze route verschillende ontsluitingswegen aan met daaraan de verschillende bedrijvenstraten. Het gebied Industriepark Kleefse Waard ligt ten zuiden van de Westervoortsedijk. De gebieden van het industriepark worden via de Westervoortsedijk ontsloten.
De Nieuwe Havenweg is een bestaande ontsluitingsweg. De bedrijvigheid vindt niet alleen aan, maar ook op de Nieuwe Havenweg plaats. De gebieden IPKW en voormalige BASF-locatie hebben elk een eigen directe ontsluiting ontsluiting (naamloos) op de Westervoortsedijk. Ook de zorgzone heeft een eigen toegang via de Oude Veerweg op de Westervoortsedijk. Alle genoemde straten zijn voor verkeer in beide richtingen te berijden. Alleen de toegangsweg naar IPKW is met verkeerslichten geregeld. Voor het overige zijn het voorrangskruisingen waarbij verkeer op de Westervoortsedijk voorrang heeft. Bij verdere intensivering van het voormalige BASF-terrein is het mogelijk de kruising te voorzien van extra opstelstroken voor afslaand verkeer.
De beleidsnota fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' verwoordt voor dit plan het actuele fietsbeleid. De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zal vooral moeten worden ingezet op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.
In de directe omgeving van Industriepark Kleefse Waard liggen twee van hoogwaardige fietsroutes; een over de Westervoortsedijk, de ander over de Pleijroute. Het industriepark zal zelf ook per fiets goed bereikbaar zijn. De gemeente en provincie Gelderland willen de informele fietsverbinding Nieuwe Havenweg - fietspad Pleijroute herstellen en opwaarderen tot een volwaardige verbinding.
De ligging van het industriepark nabij de spoorlijn Arnhem-Zevenaar biedt mogelijkheden
voor het maximaal benutten van het huidige spoorsysteem. De gemeentelijke structuurvisie
benoemt het studeren op de realisatie van onder andere het nieuwe station Arnhem-Pleij.
Voor de stad en stadsregio ligt deze halte aan de stedelijke as waarop regionaal de
vervoersstromen zich concentreren. Het realiseren van station Arnhem-Pleij leidt tot
een aanzienlijke opwaardering van het mobiliteitsprofiel van het oostelijk deel van
de stad, waaronder het werkmilieu Industriepark Kleefse Waard. In combinatie met het
openbaar vervoer per bus kan het station op termijn een katalysator vormen in het
revitaliseren van dit werkmilieu.
Eerst blijft het industriepark per openbaar vervoer enkel goed bereikbaar met de bus.
Volgens de huidige lijnvoering (2018) is het bedrijventerrein bereikbaar via de Westervoortsedijk
met lijnen 43 en 12 die halteren ter hoogte van de Driepoortenweg.
In meerdere recentere uitspraken van de Raad van State (zie o.a. AbRvS, 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1) volgt dat niet getoetst hoeft te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking, indien door de gemeenteraad een conserverend bestemmingsplan wordt vastgesteld dat enkel voorziet in een continuering van de bestaande planologische mogelijkheden, zonder aanvullende bebouwing. Gelet op de aard van dit bestemmingsplan voor wat betreft het bedrijfsbestemming en het feit dat in vergelijking met het bestaand planologisch kader geen aanvullende bebouwing wordt mogelijk gemaakt, hoeft voor het plangebied Kleefse Waard 2019 het bestemmingsplan niet nader getoetst te worden aan deze ladder. Uiteraard dient onderbouwd te worden dat de planologische regeling voor het bedrijventerrein voldoet aan een 'goede ruimtelijk ordening'.
Het plangebied behelst voor het noordelijk deel een bedrijventerrein dat feitelijk
al decennialang deze functie heeft. Een deel daarvan betreft gebouwen met bestaande
bedrijvigheid, zoals rondom de Industriestraat en op Industriepark Kleefse Waard.
Tevens is op de Oude Veerweg een gemeentelijk gronddepot gevestigd. Het andere deel
heeft betrekking op herontwikkeling van bestaande bedrijfsgebouwen; deze zijn gesloopt
en worden opnieuw uitgegeven of krijgen een geheel nieuwe invulling.
Op dit moment geldt voor een groot deel van het plangebied geen bestemmingsplan en
dat betekent dat hier functioneel nu alles mogelijk is, dus ook bedrijvigheid. Een
aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bedrijf kan momenteel niet worden geweigerd.
Zoals in de hoofdstuk 1 is benoemd is eerder gepoogd voor het plangebied een adequaat planologisch regime
te verkrijgen. Over de behoefte aan bedrijfskavels bestond geen discussie. De bedrijfskavels
waren hiermee planologisch bestendigd.
Specifiek voor de Oude Veerweg geldt dat deze locatie reeds is meegenomen in het provinciale
'administratiesysteem' voor bedrijventerreinen en werklocaties. Dat geldt ook voor
de provinciale beleidsdocumenten voor bedrijventerreinen, zoals ook benoemd in paragraaf
3.6.1. Hiermee worden bestaande planologische mogelijkheden nu ook vastgelegd in een bestemmingsplan
en is er op deze werklocatie meer sturing en regie mogelijk.
De specifieke kenmerken van het bedrijventerrein Kleefse Waard maken dat het aanbod
onderscheidend en complementair is aan het aanbod van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen
in Arnhem en de regio.
Het bedrijventerrein is vooral bedoeld voor bedrijven in de Energie- en Milieutechnologie
(EMT), een sector waarin Arnhem van oudsher sterk is geweest met bedrijven als KEMA.
IPKW heeft de ambitie om het duurzaamste bedrijventerrein van Nederland of zelfs Europa
te worden.
Functioneel gezien biedt het plangebied voldoende ruimte voor milieuhinderlijke en
kadegebonden bedrijven. Het terrein is namelijk multimodaal ontsloten: per water en
weg.
Het bestemmingsplan biedt ruime bouwmogelijkheden. In het gehele plangebied geldt
een maximale bouwhoogte variërend van 15 m tot 30 m, met de mogelijkheid tot afwijken
voor hoogteaccenten. Ter vergelijking: veel bedrijventerreinen in Arnhem kennen 12
meter als maximale bouwhoogte. Verder is overal een laagste bebouwingspercentage van
85, meestal met de mogelijkheid tot afwijken naar 100%.
Tot slot voorziet het bestemmingsplan in mogelijkheden om de gronden efficiënt en meervoudig te gebruiken.Het efficiënte gebruik van grond blijkt uit het feit dat er per bouwveld een collectieve parkeerfaciliteit mogelijk is, waardoor de bouwpercelen intensiever kunnen worden gebruikt.
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de plankaart aangegeven contouren kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Geluidzone
Het industrieterrein Kleefse Waard maakt onderdeel uit van het industrieterrein Arnhem
Noord. Dit is een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Volgens deze wet is een industrieterrein een terrein, waaraan in hoofdzaak een bestemming
is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele
terrein, of een gedeelte daarvan, de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen
als genoemd in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde
'grote lawaaimakers').
Op grond van de Wet geluidhinder bestaat de verplichting om rondom een terrein als
bovengenoemd een geluidszone vast te stellen, waarbuiten de geluidsbelasting, vanwege
dit terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Binnen de geluidszone zijn in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan.
De binnenbegrenzing van de geluidszone wordt gevormd door het industrieterein. De
buitenbegrenzing rondom de geluidszone is de zonegrens: dit omvat minimaal de 50 dB(A)
etmaalwaarde-contour.
Voor het plangebied voor zover dit buiten het gezoneerde industrieterrein is gelegen
geldt de geluidszone zoals die op 22 augustus 1990 bij Koninklijk Besluit vastgesteld.
Met de vaststelling van dit bestemmingsplan zal deze geluidszone opnieuw worden vastgesteld.
Hiertoe zijn in de regels van dit bestemmingsplan relevante bepalingen opgenomen (artikel
23.1 Geluidszone -
industrie).
Een geluidszone is feitelijk een bufferzone tussen de bedrijven op het industrieterrein
en de woningen en andere geluidsgevoelige functies in de omgeving. Een vastgestelde
geluidszone biedt aan alle belanghebbenden duidelijkheid. Buiten de zone mag de geluidbelasting
vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A).
Voor de bestaande woningen in de zone zijn hogere waarden vastgesteld. In de zone
kunnen alleen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd
indien hiervoor hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder worden vastgesteld.
Nieuwe bedrijven of wijzigingen binnen bedrijven worden getoetst aan de hand van de
geluidszone (de zonebewakingspunten) en de hogere waarden of zogenaamde MTG-punten
(Maximaal Toegelaten geluidsniveau). Voor de toets hiervan wordt gebruik gemaakt van
het geluidmodel van de geluidszone.
Het geluid van windturbines wordt op basis van artikel 1b van de Wet gelduihinder
buiten beschiuwing gelaten bij het bepalen van de geluidbelasting vanwege de zone?
De zonegrens zal niet wijzigen als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
figuur 21 Geluidszone
Industrielawaai
Voor het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019 is wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai
niet relevant, omdat er geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden bestemd.
De geluidbelasting vanwege industrielawaai is relevant in zoverre dat de nieuwe bestemmingen
niet mogen zorgen voor een overschrijding van de vastgelegde geluidsruimte.
Rondom industrieterrein Arnhem Noord, waarop bepaalde typen potentieel lawaaiige bedrijven
zijn gevestigd of door het bestemmingsplan niet worden uitgesloten is een geluidzone
vastgesteld De huidige geluidzonering voor het bedrijventerrein Arnhem Noord (zie
figuur 4.5) toont de ruimte waarbuiten een geluidsbelasting van maximaal 50 dB geldt.
Dit is gebaseerd op de geluidzonering die is opgenomen in het het bestemmingsplan
Geluidszone industrieterrein Arnhem Noord (plannummer: NL.IMRO.0202.825-0302) Voor
het bewaken van deze zone een zonebewakingsmodel van de gemeente Arnhem opgesteld.
In dit model is voor bedrijven de vergunde of gemelde geluidsruimte opgenomen, ook
voor bestemmingen in dit plan die nog niet ingevuld zijn. Hiervoor zijn zogenaamde
kavelbronnen opgenomen in het model. Bij vergunningverlening en meldingen wordt middels
het model getoetst of de zonebewakingspunten en MTG-punten niet overschreden worden.
Wegverkeerslawaai
De verkeersaantrekkende werking door het plangebied is zeer gering, want die wordt
door invulling van de lege kavels en het toevoegen van de Oude Veerweg ingeschat op
minder dan 1.000 bewegingen (op basis kentallen CROW). Het meeste extra verkeer zal
via de Pleijroute gaan. Het extra aangetrokken verkeer komt neer op circa 2%, terwijl
de vuistregel is dat pas bij een verdubbeling van de intensiteit 2 á 3 decibel toeneemt.
De geluidbelasting neemt derhalve niet in betekenende mate toe.
Conclusie
Er zijn vanuit geluid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Kleefse Waard 2016 gaat zo veel mogelijk uit van het consolideren
van de bestaande activiteiten, met dien verstande dat de beschikbare percelen, inclusief
die in de buurt van de Oude Veerweg, in gebruik genomen zullen kunnen worden. Aangezien
het plangebied op elkaar aansluit en gebruik maakt van dezelfde ontsluitingswegen,
wordt het gehele gebied beschouwd als het gaat om toetsing van de ontwikkeling aan
de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer.
Vanwege het schoner worden van voertuigen en het dalen van de achtergrondconcentraties
is sprake van een dalende trend in de berekende concentraties. Daarom wordt het effect
op luchtkwaliteit als neutraal beoordeeld.
Voor een gedetailleerde berekening van de effecten op de luchtkwaliteit vanuit de
industriële activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3 van de MER Kleefse Waard 2019
(Tauw).
Milieuzonering wordt toegepast bij de ontwikkeling van een gebied. Milieuzonering
zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen
krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Een hulpmiddel voor de milieuzonering in ruimtelijke planvorming is de VNG-publicatie
Bedrijven en Milieuzonering (2009).De VNG-publicatie legt niet vast wat wel en niet
is toegestaan. De gemeente bepaalt zelf of ze op een bepaalde locatie bedrijven of
woningen mogelijk wil maken. De gemeente dient dit wel op een zorgvuldige wijze af
te wegen en te verantwoorden.
In de VNG-publicatie is een lijst met inrichtingen opgenomen die in verschillende
milieucategorieën (1 t/m 6) zijn ingedeeld. Deze indeling is afhankelijk van de activiteiten
die binnen de inrichting plaatsvinden. Op basis van deze milieucategorie geldt een
minimale richtafstand ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk of het omgevingstype
gemengd gebied.
Rondom het plangebied Industriepark Kleefse Waard bevindt zich een aantal gebieden
(Westervoort, Malburgen, 't Broek) die hoofdzakelijk zijn ingericht als woonwijk.
Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals
bedrijven en kantoren) voor. Deze gebieden worden getypeerd als rustige woonwijk.
De richtafstand voor milieucategorie 4 bedrijven ten opzichte van het omgevingstype
rustige woonwijk is 300 meter.
De verschillende woonwijken liggen op een gemiddelde afstand van 700 meter van dit
gedeelte van het plangebied Industriepark Kleefse Waard. De rest van het plangebied
betreft milieucategorie 3 en 4 bedrijven. Hiervoor geldt een richtafstand van maximaal
300 meter tot een woonwijk.
Op basis van deze richtafstanden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk
is voor een gedeelte van het plangebied maximaal milieucategorie 5.1 en voor de rest
van het plangebied milieucategorie 3 en 4 acceptabel en vanuit milieuhygiënisch oogpunt
verantwoord.
Geur
Op dit moment zijn er op Industriepark Kleefse Waard geen bedrijven waarbij geur een
relevante rol speelt. Op basis van de bedrijvenlijst kunnen binnen het bedrijventerrein
Industriepark Kleefse Waard wel bedrijven worden gevestigd waarvoor geen geurnormen
zijn vastgelegd. Dit betekent dat er een geuronderzoek moet worden uitgevoerd. Om
de geurbelasting in de omgeving ten gevolge van de bedrijven op het bedrijventerreinen
't Broek en Industriepark Kleefse Waard te begrenzen wordt er in dat geval een geurzone
vastgesteld.
Conclusie
Vanuit hinder zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid in het plangebied
In het Beleidsplan externe veiligheid is voor het bedrijventerrein Kleefse Waard opgenomen
dat onder voorwaarden (advies van de VGGM/brandweer) kan worden afgeweken van de richtwaarde
voor het plaatsgebonden risico (PR). Dit betekent dat het in nieuwe situaties mogelijk
is om beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 PR te situeren. Kwetsbare objecten (waaronder woningen en kantoren met een bvo >
1500 m2) ) mogen niet binnen de 10-6 PR contour voorkomen.
Voor wat betreft het groepsrisico mag de oriënterende waarde voor het groepsrisico
worden overschreden mits de HGM/brandweer een advies heeft gegeven over de mogelijkheden
van rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van de mensen binnen het invloedsgebied
en de hulpverlening.
Kwetsbare objecten in het plangebied
Binnen de 10-6 PR contour zijn kwetsbare objecten uitgesloten. Kantoren met meer dan 50 personen
(brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2) zijn een kwetsbaar object. Er zijn objecten die moeilijk te definieren zijn als
kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object. Het alleen opnemen in de regels van
het gegeven dat een kwetsbaar object een gebouw is waarin doorgaans grote aantallen
personen (meer dan 50) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn wordt
door de Raad van State afgewezen.
Het plangebied betreft bedrijven met milieucategorie 3 en 4. Hierdoor worden veel
kwetsbare objecten zoals ziekenhuizen en scholen uitgesloten.
Op basis van de handreiking groepsrisico is voor industriegebieden een maximale personendichtheid
van 80 personen per hectare gesteld. Dat is 1 persoon per 125 m2.
Een object met een lagere dichtheid dan 1 persoon per 125 m2 perceelsoppervlak (bedrijf) wordt als beperkt kwetsbaar beschouwd.
Dus binnen de 10-6 PR contour zijn naast kwetsbare objecten zoals gedefinieerd in het Bevi, ook objecten
bestemd voor meer dan 50 personen en een personendichtheid hoger dan 1 persoon per
125 m2 perceelsoppervlak (bedrijf) die bovendien 40 uur of meer per week aanwezig zijn,
uitgesloten.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor de bedrijven waarop het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) van toepassing
is moet rekening worden gehouden met de 10-6 PR contour. Daarnaast moet een ontwikkeling binnen het invloedsgebied van het groepsrisico
worden verantwoord.
Risicovolle bedrijven binnen het plangebied
Binnen het plangebied liggen drie Brzo (Besluit risico zware ongevallen) bedrijven.
In het Brzo worden regels gesteld aan bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan of
gebruiken.
Aan de hand van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen is er een lage en hoge drempelwaarde
ingesteld. Bedrijven die boven de hoge drempelwaarde vallen, moeten een veiligheidsrapportage
(Vr-rapport) opstellen. Een onderdeel van het Vr-rapport is een onderzoek naar de
externe veiligheidsrisico's de zogenaamde kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Bedrijven
die de lage drempelwaarde overschrijden, moeten een beleid ontwikkelen om zware ongevallen
te voorkomen: het Preventiebeleid zware ongevallen (Pbzo). Ook in dit geval kan het
zijn dat er een QRA moet worden uitgevoerd.
Het bevoegd gezag voor de Brzo bedrijven is de provincie Gelderland.
Akzo Nobel Functional Chemicals (Westervoortsedijk 73)
Akzo Nobel is een Brzo bedrijf met opslag van een brandbare vloeistoffen. Op 13 november
2012 heeft dit bedrijf een nieuwe omgevingsvergunning gekregen. Een onderdeel van
de omgevingsvergunning is een onderzoek naar externe veiligheid (QRA). Uit deze QRA
volgt dat er een 10-6 PR contour is. Deze contour ligt buiten de inrichting en is op de plankaart aangegeven.
Binnen deze contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. Daarnaast volgt uit de
QRA dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
figuur 22
Immori voorheen Mond en Riksen (Industriestraat 10)
Mond en Riksen is een Brzo bedrijf met opslag van gevaarlijke stoffen. Op 31 oktober
2016 heeft het
bedrijf een nieuwe omgevingsvergunning gekregen. Een onderdeel van de omgevingsvergunning
is een onderzoek naar externe veiligheid (QRA). Uit dit onderzoek volgt dat de 10-6 PR contour buiten de inrichting valt. Deze contour staat op de plankaart aangegeven.
Binnen deze contour bevinden zich geen kwetsbare objecten. Daarnaast volgt uit de
QRA dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
figuur 23
Accsys Technologies (Westervoortsedijk 73)
Voor dit bedrijf is de provincie Gelderland het bevoegde gezag. Op 29 juni 2016 heeft
het bedrijf een nieuwe omgevingsvergunning gekregen. Een onderdeel van de omgevingsvergunning
is een onderzoek naar externe veiligheid (QRA). Uit dit onderzoek volgt dat er een10-6 PR contour is. Deze contour staat op de plankaart aangegeven. Binnen deze contour
bevinden zich geen kwetsbare objecten. Daarnaast volgt uit de QRA dat de oriënterende
waarde voor het groepsrisico wordt overschreden. In het kader van de verantwoording
van het groepsrisico heeft de provincie een advies aan de regionale brandweer gevraagd.
Het restrisico met betrekking tot externe veiligheid is acceptabel ondanks een overschrijding
van de orienterende waarde. Er zijn voldoende maatregelen getroffen en de installaties
voldoen aan de Beste Beschikbare Technieken (BBT).
figuur 24
Brzo bedrijf buiten het plangebied
Shell (Driepoortenweg 50/52)
Shell is een Brzo bedrijf met op- en overslag van brandbare vloeistoffen. Op 31 juli
2008 heeft Shell een nieuwe omgevingsvergunning gekregen. Een onderdeel van de omgevingsvergunning
is een onderzoek naar externe veiligheid (QRA). Uit dit onderzoek volgt dat het lospunt
in de haven, dat binnen het plangebied ligt, een 10-6 PR contour heeft. Deze contour staat op de plankaart aangegeven. Binnen deze contour
bevinden zich geen kwetsbare objecten. Daarnaast volgt uit de QRA dat de oriënterende
waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
figuur 25
Bedrijven binnen het plangebied waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.
Veolia
Veolia heeft een ammoniakkoelinstallatie. In de Revi (Regeling externe veiligheid
inrichtingen) zijn vaste afstanden tot de 10-6 PR contour opgenomen. Voor een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van 4000 kg
geldt een afstand van 65 meter tot de 10-6 PR contour. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare objecten.
Shell (Westervoortsedijk 71A)
Het LPG tankstation met waterstofvulpunt is geen Brzo bedrijf. Het Bevi is wel van
toepassing. Op24-11-2011 is er een omgevingsvergunning verleend. Het LPG tankstation
heeft een maximale doorzet van 500 m3 per jaar. In de circulaire LPG tankstations is de afstand tot de 10-6 PR contour opgenomen. Bij een doorzet van minder dan 500 m3 is deze afstand 35 meter vanaf het LPG vulpunt. Daarnaast is er een waterstofvulpunt
met een 10-6 PR contour die net buiten de inrichting valt. De 10-6 PR contouren staan op de plankaart. In het kader van de omgevingsvergunning is er
een onderzoek naar externe veiligheid (QRA) uitgevoerd.
Uit deze QRA volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
Het waterstofvulpunt is verbonden met het bedrijf Hygear.
Op basis van de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor
besluiten met gevolgen voor externe veiligheid, moet er naast een risicobenadering
bij LPG tankstations ook een effectbenadering worden toegepast. In beginsel geen zeer
kwetsbare objecten binnen 160 meter en (beperkt) kwetsbare objecten binnen 60 meter.
Binnen 160 meter bevinden zich geen zeer kwetsbare objecten. Binnen 60 meter wel beperkt
kwetsbare objecten maar dan gaat het om bedrijfspanden.
CNG installatie
Naast Shell bevindt zich een CNG (aardgasinstallatie). Voor de CNG installatie zijn
voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing
figuur 26
Risicovolle bedrijven binnen het gebied Kleefse Waard waarop het Bevi niet van toepassing is
Hygear Westervoortsedijk 73
Op 1 september 2016 is er een omgevingsvergunning verleend voor een waterstoftankstation
aan de Westervoortsedijk 73. Een onderdeel van deze vergunning is een onderzoek naar
externe veiligheid (QRA). Uit deze QRA volgt dat de 10-6 PR contour net buiten de inrichtingsgrens valt. Binnen deze contour bevinden zich
geen (geprojecteerd) kwetsbare en (geprojecteerd) beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast
volgt uit de QRA dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
figuur 27
Teijin Aramid B.V. (Westervoortsedijk 73)
Voor het bedrijf Teijin Aramid is de provincie Gelderland het bevoegde gezag. Op 21
januari 2011 heeft dit bedrijf een nieuwe omgevingsvergunning (milieu) gekregen. Een
onderdeel van de vergunning is een onderzoek naar externe veiligheid (QRA) geweest.
Naar aanleiding van een controle is echter geconstateerd dat de gevaarlijke stoffen
die het uitganspunt zijn geweest voor de QRA stollen bij omgevingstemperatuur. Dit
betekent waarschijnlijk dat er geen risico's buiten de inrichtingsgrenzen te verwachten
zijn.
GOS (Gasontvangststation)
Een GOS valt onder het Activiteitenbesluit waarin veiligheidsafstanden ten opzichte
van kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten zijn opgenomen. Het betreft een type C (>
40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas) GOS. Binnen een afstand van 4 meter
bevinden zich geen beperkt kwetsbare objecten en binnen 25 meter geen kwetsbare objecten.
Windturbines en externe veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is niet van toepassing op windturbines.
Windturbines vallen onder het Activiteitenbesluit. Er gelden alleen normen voor het
plaatsgebonden risico (PR).
Omdat een windturbine niet onder het Bevi valt geldt er geen norm voor het groepsrisico
en wordt er ook geen verantwoording van het groepsrisico (GR) opgesteld.
De 10-5 PR contour van de windmolens ligt op 54 meter en de 10-6 PR contour op 192 meter. Daarnaast geldt er een werpafstand van 509 meter.
In het kader van de veiligheid is er ook een onderzoek gedaan naar de risico's van
de windmolens ten opzichte van andere risicovolle bedrijven. Uit dit onderzoek (AVIV,
Windturbines industrieterrein Kleefse Waard, 29 december 2016) volgt dat deze kans
(faalfrequentie) niet hoger is dan de kans (initiële faalfrequentie) dat er door een
incident bij een risicovol bedrijf gevaarlijke stoffen vrijkomen.
Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijven met werknemers die daar een groot
gedeelte van de dag aanwezig zijn, geldt een grenswaarde van 10-5. Dit betekent dat er binnen de 10-5 PR contour alleen objecten mogelijk zijn zonder de aanwezigheid van personen. Een
voorbeeld hiervan is een bedrijfspand met alleen opslag van goederen.
Voor kwetsbare objecten zoals woningen geldt een grenswaarde van 10-6. Een woning die onderdeel is van de inrichting wordt niet gezien als kwetsbaar object.
Bij de definitie voor (beperkt)kwetsbare objecten wordt rekening gehouden met de individuele verblijfstijden omdat die sterk bepalend zijn voor de individuele kans op een ongeval. Deze individuele kans op een ongeval ligt aan de basis voor de normstelling. Passanten/verkeersdeelnemers vallen niet onder de definitie van (beperkt) kwetsbare objecten en genieten in het kader van het Activiteitenbesluit geen bescherming. De individuele verblijfstijd van passanten is te kort om een risico te lopen. Het risico voor passanten is daarom nagenoeg nihil.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Binnen het plangebied ligt een aardgasleiding (6 inch, maximale druk van 40 bar),
gedeeltelijk ondergronds en gedeeltelijk bovengronds.
Voor het gedeelte van de leiding dat ondergronds ligt is het Besluit externe veiligheid
inrichtingen (Bevb) van toepassing. Er is geen 10-6 PR contour. Wel moet ter waarborging
van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen
en goederen in de directe omgeving van de gastransportleidingen, onderstaande activiteiten
binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de gastransportleidingen
(belemmerde strook) achterwege blijven:
Voor het gedeelte van de leiding dat bovengronds ligt is het Bevb niet van toepassing. Hiervoor is in het Bevb nog niets geregeld omdat er nog geen duidelijkheid is over de rekenmethodiek voor deze leidingen. De Gasunie zal het initiatief nemen om de externe veiligheid rond de bovengrondse leidingen opnieuw aan te kaarten.
Besluit externe veiligheid transport (Bevt)
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) geldt voor het transport van
gevaarlijke stoffen via rijkswegen, spoortrajecten en de rivieren.
Op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is een routeringsbesluit vastgesteld.
De gemeentelijke weg de Westervoortsedijk grenst aan het plangebied.
In januari 2011 heeft de provincie Gelderland een onderzoek uitgevoerd naar de externe
veiligheidsrisico's op provinciale wegen en de Westervoortsedijk. Uit dit onderzoek
volgt dat de Westervoortsedijk ter hoogte van het plangebied een 10-6 PR contour heeft
van 11 meter vanuit het midden van de weg. Binnen deze afstand bevinden zich geen
kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten.
De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt ter hoogte van het plangebied niet
overschreden.
Verantwoording groepsrisico
Het plangebied bestaat uit een actualiserende bestemming.
Voor de bedrijven binnen het plangebied waar het Bevi op van toepassing is moet bij
een ontwikkeling binnen het invloedsgebied, of bij een wijziging van de activiteiten
een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Bij de verantwoording van het
groepsrisico gaat het om een verantwoording van de toe- of afname van het aantal mensen
binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Door ontwikkelingen binnen
dit invloedsgebied zal het aantal aanwezige mensen wijzigen. Als er binnen het invloedsgebied
voor het groepsrisico geen ontwikkelingen zijn voorzien zal het aantal aanwezige mensen
niet wijzigen ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Binnen het plangebied
zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien waardoor er alleen een beperkte verantwoording
van het groepsrisico plaatsvindt. In het kader van de omgevingsvergunning voor deze
bedrijven heeft er ook een verantwoording van het groepsrisico plaatsgevonden.
Advies van de brandweer
In het kader van een beperkte verantwoording van het groepsrisico is er een advies
aan de VGGM/brandweer gevraagd.
Mogelijkheden om de omvang van een ramp te beperken.
Elk object binnen het bestemmingsplan moet via twee onafhankelijke rijroutes bereikbaar
zijn.
Daarnaast geeft de VVGM/brandweer het advies om een dompelpomp aan de kade mogelijk
te maken. De brandweer kan in veel gevallen geen gebruik maken van het open water
(Rijn) doordat de opvoerhoogte (verschil tussen waterpeil en hoogte kade) te groot
is. In dat geval een dompelpomp woredn ingezet. Het advies is om langs de Nieuwe Havenweg
een hijsconstructie in te richten waardoor het inzetten van een dompelpomp mogelijk
wordt. Deze maatregel wordt niet in het bestemmingplan opgenomen maar dient in de
verdere ontwikkeling van terrein mee te worden genomen.
Mogelijkheden van zelfredzaamheid
De objecten binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico zijn niet bestemd voor
minder valide/zelfredzame mensen. De meeste objecten zijn bedrijven. Bedrijven hebben
over het algemeen een ontruimingsplan.
Conclusie:
Er zijn vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
De locatie ligt in de buurt van twee gebieden die van internationale betekenis zijn
voor onder andere vogels en daarom als een Natura 2000-gebied onder de Europese Habitat-
en Vogelrichtlijn zijn aangewezen: Rijntakken en Veluwe. Dit betekent dat nieuwe activiteiten
in en nabij deze gebieden aan de Natuurbeschermingswet 1998 moeten worden getoetst.
De Veluwe en de uiterwaarden van de Nederrijn en de IJssel zijn onderdeel van het
Gelders Natuurnetwerk (GNN). .
Het gebied Oude Veerweg ligt buiten de bebouwde kom, maar niet binnen de GNN of Groene
Ontwikkelzone.
Ecologisch onderzoek
Voor het gehele plangebied is in 2005 (Rapportnummer 05042180, 15 november 2005),
in 2011 (Rapportnummer 10045433, 24 januari 2011) en in 2013 (Rapportnummer 12106151)
een ecologisch onderzoek verricht door Econsultancy BV. De basis van deze onderzoeken
was nog het bestemmen en realiseren van een bedrijventerrein op Koningspleij-Noord.
Kleefse Waard
De Kleefse Waard bestaat voor het grootste gedeelte uit een gebied met industriële
activiteiten. In het gebied ligt een aantal groene terreinen (gras en bomen), waar
enkele vogels broeden en kleine zoogdieren verblijven. In waterbassins verblijven
amfibieën. Tevens broeden enkele vogels (o.a zwarte roodstaart, huiszwaluw en boerenzwaluw)
in de gebouwen. Nestplaatsen van huiszwaluw bevinden zich in een gebouw op het westelijke
deel van de Kleefse Waard.
De lijnvormige structuren langs wegen en oeverzone worden als foerageergebied en –route
gebruikt door gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.
Oude Veerweg
Het terrein bij de Oude Veerweg bestaat deels uit een bos waarin een gronddepot is
gelegen
Het nog bestaande bos wordt gebruikt door de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis
als foerageergebied. Er zijn algemeen beschermde muizensoorten waargenomen.
Vleermuizen In het plangebied zijn foeragerende vleermuizen aangetroffen: de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis Er is één mogelijke paarverblijfsplaats van een enkele gewone dwergvleermuis. Verder worden de lijnvormige structuren (o.a. oeverlijnen en beplanting) gebruikt om te foerageren en te migreren van verblijf naar jachtgebied. In het zuiden, net buiten het plangebied, is een verblijflocatie van gewone dwergvleermuis aangetroffen.
Wet Natuurbescherming - bescherming van soorten
Voor alle soorten geldt een zorgplicht. De rugstreeppad, ruige dwergvleermuis, gewone
dwergvleermuis en rosse vleermuis zijn beschermde soorten en vallen onder het beschermingsregime
van de EU-habitatrichtlijn. Alle inheemse vogels vallen binnen het beschermingsregime
van de EU-vogelrichtlijn.
Wet Natuurbescherming - bescherming van gebieden (Natura 2000)
In het plangebied zijn geen beschermde habitattypen aanwezig. Nabij het plangebied
zijn nauwelijks beschermde habitattypen aanwezig, slechts enkele snippers zachthoutooibos
zijn aanwezig en op wat grotere afstand enkele stroken glanshaverhooiland langs de
winterdijken.
Wulp - slaapplaats
In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich een belangrijke slaapplaats
van wulpen. Het betreft een slaapgebied dat zich uitstrekt van de Huissensche Waarden
in het zuiden tot de landtong in de Nieuwe Haven in het noorden met daarin 4 tot 5
satellietverblijven. De verblijfplaats op de landtong in de Nieuwe Haven is de voorkeursslaapplek.
Het is niet zeker dat de satellietverblijven de functie van de hoofdslaapplaats zouden
kunnen overnemen, omdat de satellietverblijven in recente jaren weinig meer gebruikt
worden.
De aanvliegroutes van de wulpen op de slaapplaats in Arnhem zijn afkomstig van zowel
de IJssel als het Pannerdens Kanaal. Een deel van de slapende wulpen is afkomstig
van foerageergebieden buiten de Natura 2000-gebieden. Te denken valt aan het Duivense
Broek.
Voor het gehele plangebied wordt er vanuit gegaan dat de nu lege kavels op Kleefse
Waard bestemd zijn voor bedrijven. Langs de randen van het gebied komt groen. Uitgangspunt
bij deze randen is: “het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan
wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden”. Het is vooral
een conserverend bestemmingsplan waarin de nu onbenutte ruimte kan worden opgevuld
met bedrijven.
Wet Natuurbescherming - bescherming van soorten
Alle ingrepen aan bebouwing en aan groene en blauwe structuren in het plangebied kunnen
effect hebben op de natuurwaarden in het plangebied. De sloop en renovatie kan effect
hebben op de aanwezige vleermuizen en vogels (huiszwaluw) die verblijven in de gebouwen.
Het verdwijnen van lijnvormige elementen, groenzones bos en water kan effect hebben
op het foerageergebied van vleermuizen, kleine zoogdieren, vogels en amfibieën.
Conclusie
Er zijn vanuit groen en ecologie geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Compensatie
van het oppervlak bos is planologisch geregeld in de planregeling Groen - Landschap
en park en en de aanduiding bomenrij in het bestemmingsplan .
Huidige situatie
Het plangebied ligt bij het splitsingspunt van de rivieren Nederrijn en IJssel: de
IJsselkop. De beide rivieren omarmen in feite het plangebied. Het plangebied is enkele
jaren geleden binnendijks gebracht, daarvoor was het in feite uiterwaard waarbij het
noordelijke gedeelte bijna hoogwatervrij lag. Dat wil zeggen dat bij hoge rivierwaterstanden
het terrein droog blijft, zij het dat bij maatgevend hoogwater (MHW) wel onder kon
stromen.
Oppervlaktewater
Het oppervlaktewater in het plangebied wordt gevormd door de voormalige AKZO-haven.
Bij de aanleg van de waterkering langs de Nieuwe Havenweg is de AKZO-haven afgesneden
van de Malburgerhaven. Via een in/uitlaat staat deze voormalige haven nog in verbinding
met de rivier. Bij een rivierstand van 12,0 m. + N.A.P. wordt deze verbinding afgesloten.
Grondwater
Door grondwateronttrekkingen is het grondwaterniveau in de loop der tijd wat wisselend
geweest, maar de gemiddelde ondiepe grondwaterstand (het freatisch grondwater) in
het plangebied ligt de laatste decennia iets boven de 9 m. + N.A.P. Dit freatisch
pakket is in beperkte mate gevoelig voor waterstanden op de rivier.
Het diepere grondwater echter, het eerste watervoerende pakket, kent veel meer fluctuaties
en dit grondwater kan tot bijna 12,5 m. + N.A.P. stijgen. Deze fluctuaties zijn het
directe gevolg van de waterstanden op de rivier. Bij stijgende rivierstanden zal ook
het grondwater in het plangebied stijgen.
Deze fluctuatie van het grondwater is goed te volgen via de oude IJsselstrang in de
Koningspleij, een natuurlijke laagte. Als de rivierwaterstand stijgt, dan begint deze
laagte via het grondwater vol te lopen.
De AKZO-haven is door zijn grote diepte te vergelijken met een enorme drain die veel
grondwater afvangt en zo voorkomt dat grondwater een te groot probleem vormt voor
zowel het noordelijke als het zuidelijke deel van het plangebied. Het is dan ook van
groot belang dat (een deel van) de AKZO-haven open water blijft.
Afvalwatersysteem
Hemelwater
Het bedrijventerrein Kleefse Waard watert via hemelwaterriolen grotendeels rechtstreeks
af op de voormalige AKZO-haven. Een deel van het hemelwater wordt via een gemaal afgevoerd
op de IJssel. Het deelgebied Koningspleij is ongerioleerd. Regenwater zijgt in de
bodem en wordt via het grondwater afgevoerd naar de rivier.
Vuilwater
Het vuilwater van de Kleefse Waard wordt afgevoerd naar een eigen zuivering op het
terrein, waarna het gezuiverde water wordt geloosd op de IJssel. Dit is een particulier
stelsel met een eigen vergunning.
In de Nieuwe Havenweg is een gemeentelijk riool aanwezig. Het regenwater- en vuilwaterriool
sluiten aan op het verbeterd gescheiden stelsel in de Westervoortsedijk.
In de Westervoortsedijk ligt een persleiding van het waterschap Rijn & IJssel. Via
deze persleiding wordt het afvalwater vanaf het Rijngemaal (nabij de John Frostbrug)
naar de afvalwaterzuivering Nieuwgraaf getransporteerd. Verder komt vanaf het rioolgemaal
Driepoorten in Presikhaaf nog een persleiding het plangebied binnen. Beide persleidingen
komen in een put in de Oude veerweg samen, waarna het afvalwater onder vrijverval
verder wordt getransporteerd. Evenwijdig aan dit transportriool ligt een calamiteiten-
of overstortriool. Dit riool werkt alleen bij storingen in de persleidingen of de
afvalwaterzuivering.
Waterkering
Als bescherming tegen hoog water op de Nederrijn en IJssel ligt om het plangebied
een primaire waterkering. Vanaf de Westervoortsedijk ligt deze kering langs de Nieuwe
Havenweg richting de Pleijroute. Vanaf het oostelijke bruggenhoofd van de Andrej Sacharovbrug
tot aan kruising met de Westervoortsedijk-IJsseloordweg vormt de Pleijroute de waterkering.
Deze waterkering is in eigendom en beheer bij het waterschap Rijn en IJssel. Ter bescherming
van de waterkering ligt een beschermingszone, bestaande uit een kernzone, een beschermingszone
en een profiel van de vrije ruimte. De kernzone heeft binnen het plangebied een variabele
breedte van 5 tot 15 m. Langs de kernzone ligt de beschermingszone. Deze heeft een
breedte van 5 m. op maaiveld en gaat ondergronds verder onder een denkbeeldige lijn
van 1:5. Het profiel van de vrije ruimte is een ruimtelijke reservering bedoeld om
toekomstige aanpassingen aan de waterkering mogelijk te maken. De verschillende zones
en het 'profiel van de vrije ruimte' zijn gedetailleerd en gedifferentieerd aangegeven
op de legger van het waterschap. Deze legger wordt beschermd door de Keur.
Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied Kleefse Waard
Voor het actualiseren van het bestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem
van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen
van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.
Uit de inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied de volgende aangetoonde
en/of gesaneerde gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:
Bis-locatienummer |
Adres | Stoffen (sterk verhoogde concentraties) | Opmerking |
0166 | Nieuwe Havenweg 29 | Zware metalen in grond. | In 2011 sanering uitgevoerd. Restverontreiniging achtergebleven. |
0725 | Industriestraat 9a-11 | Zware metalen, aromaten en minerale olie in grondwater. | Betreft een ernstig, niet urgent geval. Sanering op natuurlijk moment. |
0685 | Industriestraat 10 | Lood en minerale olie in grond. Arseen, zink, aromaten en minerale olie in grondwater. | In 1999 en in 2005 is een sanering uitgevoerd van de olieverontreiniging. Er zijn
sterke restverontreinigingen in de grond achtergebleven. Deze worden verwijderd op
natuurlijk moment. |
1207 | Nieuwe Havenweg en Billitonkade (Westervoortsedijk) | Zware metalen en asbest in de grond (Ophooglaag) . | Betreft een ernstig, niet urgent geval. In 2008-2009 is een reconstructie uitgevoerd
waarbij een functionele deelsanering is uitgevoerd. |
1207-03 | Shell overslagstation |
Aromaten en minerale olie in grond en grondwater. |
Betreft een ernstig geval, niet spoedeisend. Sanering uitgevoerd in 2008-2009. Er
zijn sterke restverontreinigingen minerale olie en aromaten in de grond en in het
grondwater achtergebleven. |
0067 | Shell Driepoortenweg 52-54 |
Ter plaatse van Kleefse Waard aromaten in grondwater. | Pluim van grondwaterverontreiniging is afkomstig van Shell-terrein, verplaatst zich
in zuidelijke richting. Momenteel is actualiserend onderzoek en bepalen vervolgaanpak
in uitvoering. |
1872 | hoek Nieuwe Havenweg/ Billitonkade/Industriestraat | minerale olie in grond en grondwater. |
Betreft een ernstig, niet urgent geval. |
0075 | Nieuwe Havenweg 11 (voormalig Esso-depot) |
Aromaten en minerale in grond en grondwater. | Sanering uitgevoerd in 2008-2009. Er zijn sterke restverontreinigingen minerale olie
in de grond en in het grondwater achtergebleven. Door monitoring is een stabiele eindsituatie
aangetoond. Evaluatie wordt momenteel opgesteld. |
0682 | Nieuwe Havenweg 17-23 | Pak en minerale olie in grond en minerale olie in grondwater. |
In-situ sanering is uitgevoerd. Er zijn restverontreinigingen achtergebleven. |
0115-04 | Westervoortsedijk 73 (Laad/Losplaats Colbond) |
Lood en zinkverontreiniging in de grond. | Sanering uitgevoerd in 2007, restverontreiniging met zink. |
0115-01 | Westervoortsedijk 73 (IPKW), vijver, sectie XI (oostzijde) |
Bodem van de koelwatervijver: slib met zware metalen . | Is gesaneerd. Vijver is opgevuld met grond (cat I). |
1903/0115-03 | Westervoortsedijk 73 (IPKW), sectie V (zuidwest hoek, gebouw KB) |
Minerale olie en zink in grond, zink in grondwater (zinkverontreiniging) |
Betreft een ernstig geval, niet spoedeisend. Sanering op natuurlijk moment. |
0723 | Westervoortsedijk 73 (IPKW), sectie VIII, XI (zuidelijk op IPKW terrein Middenweg, naast gebouw SB en MC) |
VCK, Vinylchloride (VOCL verontreiniging), thans licht tot matig verhoogd. |
Monitoring is uitgevoerd. Uitsluitend tot matig verhoogde gehalten aangetroffen. Herbeschikt
als niet ernstig geval. |
0069 | Westervoortsedijk 71 (voormalig BASF-terrein) | STYREEN en PCB verontreinigingen in de grond |
Gesaneerd, restverontreinigingen achtergebleven. |
0069-05 | Westervoortsedijk 71 (voormalig BASF-terrein) |
Mercaptanen verontreinigingen in grond en grondwater | Gesaneerd, restverontreinigingen achtergebleven. |
1990-02 | Dijklichaam Oude Veerweg |
Lood in de grond | - |
1990-01 | Stort Oude Veerweg |
asbest en zware metalen in de grond |
Er is een saneringsplan opgesteld om de toekomstige ontwikkeling van een bedrijfsterrein
ter plaatse van de Oude Veerweg mogelijk te maken. |
0256 | Malburgerhaven | Klasse 4 slib: Zware metalen, PAK, MO, PCB |
Waterbodemsanering is tussen 2006 en 2009 uitgevoerd. |
Figuur 28 Overzicht van gevallen van ernstige bodemverontreiniging (deels gesaneerd)
Verder is uit de inventarisatie gebleken dat er op meerdere locaties een mogelijk (spoedeisend) geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is (zie tabel 29). Op deze locaties is vervolgonderzoek nodig om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake is van een (spoedeisend) geval van ernstige bodemverontreiniging.
Bis-locatienummer | Adres | Stoffen (sterk verhoogde concentraties) | Opmerking |
0088 | Westervoortsedijk 73 (IPKW, Akzo Nobel, CMC), sectie I (noordwest hoek) | CS2-verontreiniging (zwavelkoolstof). |
Betreft een potentieel spoedeisend geval. Momenteel is actualisatie-onderzoek en bepalen
vervolgaanpak in uitvoering. |
0876 | Industriestraat 3 | Zink in grond, arseen in grondwater. | Op natuurlijk moment is vervolgonderzoek (NO) nodig naar de zinkverontreiniging. |
0159 | Nieuwe Havenweg 13-15 | Zware metalen en minerale olie in grond, zink en minerale olie in grondwater. |
Op natuurlijk moment is vervolgonderzoek (NO) nodig. |
0723/0115 | Westervoortsedijk 73 (IPKW) | Diverse stoffen zijn lokaal aangetroffen. |
Op natuurlijk moment is vervolgonderzoek (NO) nodig. |
Tabel 29 Mogelijke (spoedeisende) gevallen van ernstige bodemverontreiniging
Algemeen grondverzet
Het gebied heeft de bodemfunctieklasse Industrie en als achtergrondwaarde klasse Landbouw/Natuur
(op de ontgravingskaart).
Conclusie
De geïnventariseerde bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van
het plangebied. Er zijn een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt op basis van de uitgevoerde
inventarisatie geen risico voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies
in het bestemmingsplangebied (bedrijfsterrein/industrie) Kleefse Waard.
Cultuurhistorische karakteristieken en waardering
Het plangebied heeft zich in de loop der eeuwen ontwikkeld onder invloed van een aantal bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten, die zowel (cultuur)landschappelijk, militair-historisch als architectonisch-industrieel te duiden zijn. In 2004-2005 is door het Monumenten Advies Bureau (MAB) een cultuurhistorisch onderzoek verricht ten behoeve van de waardering van objecten en structuren binnen het plangebied en omgeving.
(cultuur)landschappelijk
Landschappelijk waardevolle cultuurhistorische elementen zijn historische waterlopen
en bijzondere groene objecten, zoals de oude route van de Westervoortsedijk (nog relicten/verhogingen
in het landschap), de Oude Veerweg (dijkje) en fraaie, oude bomen. Noemenswaard is
de gazonaanleg van het AKU-AKZO-complex.
stedenbouwkundig historisch
Het huidige verkavelingspatroon (orthogonaal grid) is nog steeds geënt op een herverkavelingsplan
uit circa 1832. Een aantal historische tracés is daarmee zichtbaar, zoals ontsluitingswegen
en kavelgrenzen. Op een aantal historische lijnen, zoals de Industrieweg, liggen nog
(delen van) spoorverbindingen met aansluitingen naar het achterland.
Het gave bouwcomplex van de AKU, inclusief haar fabrieksterreinaanleg (stratenpatroon,
beplanting, opzet), bezit stedenbouwkundige waarde. Indeling en inrichting van het
terrein was geheel ontworpen ten dienste van de productiegang van de rayonvezelfabriek.
De fabricage van viscose neemt binnen de productiegang een centrale positie in, hetgeen
ook in de ligging van gebouw CB in het hart van terrein tot uitdrukking komt. De hoge
bouwmassa van CB met zijn parallelle zadeldaken en de grote bedrijfsklok tegen de
noordgevel is een dominant element binnen het gebouwencluster. De hoofdgevels vormen
in vormgeving, detaillering en materiaalgebruik een duidelijke samenhang met de omringende
en aansluitende complexbebouwing.
Een bijzonder opvallend en uniek element is de 31 meter hoge zoutbunker, een robuust
en geheel in beton opgetrokken bouwwerk, dat door zijn omvang één van de stedenbouwkundige
landmarks is op het bedrijventerrein.
architectuurhistorie / bouwhistorie
De bebouwing in het gebied bestaat voor het overgrote deel uit bedrijfspanden variërend
in ouderdom van 1940 tot eind 20e eeuw, waarvan er meerdere cultuurhistorische waarden
bevatten. Opvallend en van grote waarde qua architectuur en bouwhistorie in het gebied
zijn een aantal forse en vele kleinere industriële panden in traditioneel-zakelijke
stijl (architect Masselink) die tot de rayonvezelfabriek en cellulosefabriek van AKU
behoorden. Het complex, een fabriekscomplex uit oorspronkelijk 1941, kent uitbreidingen
uit de jaren '40 en '50 en het geheel toont een duidelijke samenhang in architectuur.
Een aantal belangwekkende gebouwen en objecten in het plangebied is in het verleden
in procedure gebracht om te komen tot de aanwijzing als gemeentelijk beschermd monument.
Ook al is het destijds niet gekomen tot een officiële monumentenstatus, de toenmalige
commissie Welstand & Monumenten heeft destijds wel positief geadviseerd over de bescherming
en daarmee de waarde erkent. Panden die in het verleden in procedure zijn gebracht
voor een monumentenstatus zijn de gebouwen CB, GB, HB, JB, KB, LB, MB en SB van het
AKU-fabriekscomplex.
Onderzoek toont verder vele panden (in en direct nabij het plangebied) met cultuurhistorische
kwaliteit. Zonder compleet te zijn worden hier genoemd: Het kantoorpand aan Industriestraat
8, de dubbele directeurswoning annex kantoor (1910) aan de Westervoortsedijk 84 en
een blokje van twee kleine woningen en een kleine scheepswerf met drie bedrijfswoningen
aan het zuidelijke einde van de Oude Veerweg (19e eeuws en eerste kwart 20e eeuw).
cultuurlandschap: logistiek
Langs de Nieuwe Haven liggen aan noord- een oostzijde oude kades (vanaf 1930). Zowel
in materialisering als inrichting is de geschiedenis, waarbij telkens kade werd toegevoegd,
afleesbaar. Opvallende elementen op de kade zijn onder andere zes oude en bijzondere
lantaarnpalen (jaren '40 of jaren '50). Nabij Nieuwe Havenweg 17 zijn de loskraan
(laatste kwart 20e eeuw) en twee zandbunkers in de kade (jaren '50) bijzonder. Het
gebied kent nog twee kranen: de kraan aan de Nieuwe Havenweg 7 (jaren '50, in het
verleden in procedure gebracht voor aanwijzing tot gemeentelijk monument) en de kraan
(ook jaren '50 jaren) bij de jachthaven (Westerkade 90). De laatste is mogelijk een
oude kraan van een vrachtschip.
Van de haven is bekend dat er in 1940 een dwarshaven aan is toegevoegd middels een
werkverschaffingsproject. Deze haven diende voor privétransport en behoorde tot de
rayonvezelfabriek/cellulosefabriek van AKU.
militair-historisch
Het plangebied kent in de noordoostelijke hoek aan de Oude Veerweg een kazemat of
wel bunker die eveneens destijds in procedure is gebracht om een monumentale status
te krijgen. Er is gekozen voor een beleid gericht op ontwikkeling en afgezien van
een officiële monumentenstatus. De bunker stamt uit de jaren '30 en diende ter versterking
tegen dreiging uit het oosten.
Figuur 29 Cultuurhistorische kwaliteiten (Bron: Cultuurhistorische analyse van het Monumentenadviesbureau)
Conclusie
Het plangebied is rijk aan cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan moet voorzien
in een verantwoorde omgang met de aanwezige cultuurhistorische waarden zoals hierboven
benoemd en op kaart aangeduid. Geadviseerd wordt om de cultuurhistorische betekenis
/ waarde van de genoemde structuren, gebouwen en objecten in bewuste afweging mee
te nemen bij de inrichting van kavels en het ontwerp van toekomstige gebouwen en inrichtingsplannen.
Daarnaast liggen er kansen om cultuurhistorie te gebruiken als kwaliteitsimpuls bij
nieuwe ontwikkelingen, plaatsvindend in een boeiend uiterwaardenlandschap met militair-historische
en (voor Arnhem bijzondere) industriële betekenis. Geadviseerd wordt om deze informatie
mee te wegen, waarbij het aanwezige verkavelinsraster dat tot 1832 teruggaat een goede
basis biedt.
Het plangebied Kleefse Waard ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. Noordelijker verheft zich de Zuidoost-Veluwe-stuwwal, ontstaan in de voorlaatste ijstijd. Toen stuwde landijs afkomstig van Scandinavië de grond tot wallen op. De Arnhemse stuwwal liep oorspronkelijk zuidelijk tot Nijmegen door, maar de voorlopers van Rijn en Maas doorbraken deze. Gedurende het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden), het huidige geologische tijdvak dat als tussenijstijd is op te vatten, zetten de Rijn en IJssel sediment in het plangebied af. Dit sediment bestaat uit komafzettingen en noordelijk in het plangebied zijn oeverwalgronden aanwezig. Komgebieden liggen laag en zijn derhalve nat, daar waar oeverwalgronden hoger liggen. In de komgebieden van het plangebied zijn ook oude IJsselmeanders aanwezig. Thans is bovengronds als depressie nog een oude IJsselstrang zichtbaar, ten zuiden van het plangebied.
In het plangebied is één vindplaats bekend, liggend aan de Westervoortsedijk (aangetroffen tijdens booronderzoek in december 2015). Het handelt om een oude boerderijlocatie. Deze lag aan de oude Westervoortsedijk die met een slinger door het noordelijke deel van het plangebied liep. Op grond van een bureauonderzoek zijn er hier meer boederijlocaties te verwachten. Hier hebben ook flinke ophogingen plaatsgevonden waardoor het oude maaiveld onder een 3-4 m dik pakket zand ligt. Historisch kaartmateriaal toont dat er in of nabij het plangebied ook schansen (verdedigingswerken) hebben gelegen, maar waar exact is onduidelijk. De locatie zal samenvallen met de oude IJsselstrangen; mogelijk lag een schans ter hoogte of net ten noorden van de AKZO-haven, in het zuidelijke deel van het plangebied. Archeologische waarden zijn ook in relatie tot de AKZO-haven te verwachten, als werkverschaffingsproject aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gegraven en met een verwachting op resten (dump) uit die periode.
Figuur 30 archeologische verwachtingskaart
De oeverwalzone heeft op de archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Noord een hoge archeologische verwachting gekregen. Oeverwallen zijn vanwege hun hoge ligging aantrekkelijk voor bewoning, naast het gegeven dat de fijne bodemtextuur zich goed leent voor akkerbouw. De komgronden hebben vanwege hun lage ligging en extensieve gebruik door de mens een lage archeologische verwachting. Een lage archeologische verwachting geldt ook voor grote delen van het uiterste zuiden van het plangebied, de met booronderzoek onderzochte zone met rivierstrangen. Enkele delen, waaronder de locaties van hoger gelegen rivierafzettingen, hebben een (lage tot) middelhoge verwachting.
Conclusie
Het plangebied heeft ter hoogte van de oeverwalgronden een hoge archeologische verwachting.
Concrete archeologie is aanwezig met de vondst en ligging van oude boerderijen aan
de oude Westervoortsedijk. Voor de zone hierbuiten geldt een lage archeologische verwachting.
De locatie van de aangetroffen boerderij aan de Westervoortsedijk is als 'archeologisch
waardevol gebied' op de verbeelding opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan
is de archeologische omgang worden geborgd.
Een deel van het plangebied is een gebied waar door een vrij dichte bebouwing/infrastructuur en relatief weinig groen sprake is van een significante opwarming tijdens langdurige perioden van hitte; een in oranje aangegeven gebied. De gemeente Arnhem streeft bij gebiedsontwikkelingen en andere natuurlijke momenten in deze rode gebieden minimaal naar anticiperende maatregelen om het stadsklimaat ter plekke te verbeteren. Het stadsbestuur heeft deze ambitie aangescherpt (coalitieakkoord 2014-2018) door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen maar ook op de grond als bijvoorbeeld bomen. Het bestemmingsplangebied bestaat voor een deel uit zo'n gebied.
In 2017 is een milieurapport opgesteld voor bedrijventerrein Kleefse Waard en het
windturbinepark en zonneveld op Koningspleij-Noord. Voor het bedrijventerrein Kleefse
Waard is nu separaat een bestemmingsplan opgesteld. Daarin zijn enkele wijzigingen
opgenomen ten opzichte van wat in het eerdere MER is onderzocht, zoals het aanpassen
van de maximaal toegestane milieucategorie (categorie 4 in plaats van 5). Daarnaast
zijn er enkele wijzigingen in de milieuvergunningen van de reeds aanwezige bedrijven
en wijzigingen in wet- en regelgeving (o.a. in de Natuurbeschermingswet).
Vanwege deze nieuwe ontwikkelingen is besloten om voor het bedrijventerrein Kleefse
Waard de m.e.r.-procedure af te ronden met een geactualiseerd MER dat enkel in gaat
op de ontwikkelingsmogelijkheden op bedrijventerrein Kleefse Waard.
Aanleiding en doelstelling
Het grootste gedeelte van het plangebied heeft geen actueel bestemmingsplan (meer),
terwijl de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorschrijft dat dit wel het geval dient
te zijn. Alleen de westelijke strook langs de Nieuwe Haven, een gedeelte langs de
Oude Veerweg en een gedeelte van de Pleijroute hebben een geldend, maar verouderd,
bestemmingsplan. Het voorgestelde ontwerpbestemmingsplan is enerzijds conserverend
van aard, want het biedt ruimte aan hetzelfde type bedrijven als de huidige bedrijven.
Anderzijds wordt er ruimte geboden voor het vervullen van de ambities om het terrein
tot een volwaardig bedrijventerrein voor toegepaste energie- en milieutechniek en
innovatieve industrie te ontwikkelen.
Het bestemmingsplan biedt kansen om de economische opgave mogelijk te maken. In deze
MER wordt vastgesteld in hoeverre het ontwikkelen van de onbenutte ruimte mogelijk
is zonder te veel milieuoverlast te veroorzaken.
De alternatieven in dit MER
Gezien de ligging binnen en direct aangrenzend aan het reeds bestaande en grotendeels
gerealiseerde Industriepark Kleefse Waard, komt alleen de huidige, reeds bestaande
locatie in aanmerking voor het realiseren van de voorgenomen activiteit. Voor het
MER is daarom het inrichtingsalternatief het uitgangspunt, zoals beschreven in de
toelichting op het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019. Dit alternatief wordt onderzocht
op milieueffecten. Het MER vergelijkt de effecten van het planalternatief (inclusief
de al beschreven planologische maatregelen) en het vanuit duurzaamheidsperspectief
geoptimaliseerde alternatief met de referentiesituatie. Dit resulteert uiteindelijk
in een vergelijking van zowel het planalternatief als het geoptimaliseerd alternatief
met de referentie situatie.
Het onderzoek
Het onderzoek in het MER richt zich op de effecten die voort kunnen komen uit de voortzetting
van de industriële activiteiten, en het verder in gebruik nemen van de nu nog niet
in gebruik zijnde percelen.
Beschermde soorten
Uit het onderzoek is gebleken dat, hoewel er in het gebied (mogelijk) beschermde soorten
aanwezig zijn, negatieve effecten op soorten teniet kunnen worden gedaan door aanpassingen
aan de inrichtingsplannen van de desbetreffende percelen, het opstellen van een werkprotocol,
het aanvragen van een ontheffing en het nemen van compenserende en mitigerende maatregelen.
Vanuit soortbescherming zijn er dan ook geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling.
Daarom worden de effecten voor het planalternatief op de soortenbescherming neutraal
(0) beoordeeld.
Door de verschillende mogelijke ecologische inrichtingsmaatregelen actief te stimuleren
kan de ecologische waarde van het plangebied toenemen, ondanks de verdichting. Hierdoor
kan een licht positief effect (+) worden gerealiseerd voor de beschermde soorten die
al in het gebied aanwezig zijn.
Beschermde gebieden Natura2000
Gezien de afstand tot de Natura2000 gebieden en de barrières langs de rand van het
plangebied is er geen sprake van verstoring van de omliggende beschermde habitats
en leefgebieden. Vastgesteld is verder dat er in de worst case van het tot ontwikkeling
brengen van het planalternatief voor Kleefse Waard 2019 mogelijk sprake zal zijn van
significant negatieve effecten op de beschermde stikstofgevoelige natuur. Deze ongewenste
effecten (--) zijn te voorkomen door twee maatregelen:
een generieke gebruiksbeperking op de percelen in het plangebied Kleefse Waard 2019 die al deels bebouwd zijn
de aanmelding als PAS prioritair project van de nog niet bebouwde percelen (opgenomen in de Bijlage 1 bij artikel 2.5 van de Regeling natuurbescherming als Industriepark Kleefse Waard).
Aangetoond is dat de generieke gebruiksbeperking uitvoerbaar is en dat de in het PAS
voor het Industriepark Kleefse Waard gereserveerde ontwikkelruimte voldoende is om
de nu nog niet bebouwde percelen in het plangebied Kleefse Waard 2019 in gebruik te
nemen. Deze maatregelen nemen het ongewenste effect op de beschermde stikstofgevoelige
natuur weg. Omdat er ook in het geoptimaliseerde alternatief nog sprake is van een
zekere toename van de depositie is er voor het geoptimaliseerde alternatief toch ook
sprake van een licht negatief effect (-). Van significant negatieve effecten is in
het geoptimaliseerde alternatief echter geen sprake meer.
Gelders Natuur Netwerk (GNN)
De relatief grote afstand tot het GNN heeft als resultaat dat verstorende effecten
op het GNN worden uitgesloten. In de beoordelingscriteria van gebiedsbescherming zijn
geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. Daarom worden vanuit het perspectief
van de GNN alle onderdelen neutraal (0) beoordeeld.
Woon- en leefklimaat
Op de thema's geluid, luchtkwaliteit, geur en externe veiligheid zijn geen belemmeringen
voor het vaststellen van het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019. Deze deelthema's
van het woon- en leefmilieu worden zodoende neutraal (0) beoordeeld. Beneden de grens-
en richtwaarden voor woon- en leefmilieu is er nog wel gezondheidswinst te halen.
Uit projectervaring blijkt dat geluidsbelasting in binnenstedelijke gebieden bepalend
is voor de beoordeling van de gezondheid van het uiteindelijke leefmilieu. Het is
dan wel zo dat de aan het bedrijventerrein toegekende geluidsruimte niet toeneemt,
de geluidsemmissie, en daarmee de geluidsimmissie kan wel toenemen. Het licht negatieve
effect (-) op gezondheid komt daar uit voort. Vooral omdat uit de berekende cumulatieve
geluidsbelasting is gebleken dat industrielawaai nergens bepalend is voor de totale
(gecumuleerde) geluidsbelasting lijk planologische maatregelen gericht op het (nog)
verder terugdringen van het industrielawaai dan ook niet opportuun.
Archeologie
Op basis van de effectenbeschrijving kan worden geconcludeerd dat er ten gevolge van
het vaststellen van het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019 mogelijk effecten zijn
op archeologische waarden, ook al is de kans klein. Met het in gebruik nemen van de
percelen bij de Oude Veerweg worden de archeologische verwachtingswaarden meegewogen
zodat dit aspect voldoende geborgd wordt. Omdat effecten op mogelijke onbekende archeologische
waarden in het gebied niet kunnen worden uitgesloten, is het effect licht negatief
(-) beoordeeld. Aanvullende maatregelen om de archeologische vindplaatsen (nog) beter
te beschermen lijken niet opportuun.
Cultuurhistorie
n het bestemmingsplan blijft de huidige verkaveling behouden en waardevolle landschappelijke
elementen worden gerespecteerd in de stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein.
Het effect op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden is daarmee neutraal
(0) beoordeeld.
Landschappelijke beleving
Ondanks het gebrek aan sturing biedt de ontwikkeling van het plangebied zoveel kansen
op een verbetering van de landschappelijke beleving dat dit criterium per saldo als
licht positief (+) beoordeeld wordt. Door welstandcriteria te koppelen aan nieuw te
bouwen bedrijven kan gericht gestuurd worden op de kwaliteit van de bebouwing om een
rommelige architectonische situatie zoals die nu aan de westzijde van het gebied is
te voorkomen. Indien deze koppelingen gemaakt worden kan het totaal effect voor het
geoptimaliseerd alternatief positiever zijn (++) dan de waardering van het planalternatief.
Water en bodem
De bodemkwaliteit staat gebruik van het plangebied voor industrie niet in de weg.
Bij het bouwen op verontreinigde grond is het wel van belang dat er rekening wordt
gehouden met de aangetoonde verontreinigingen. Aangezien er al een goed werkend afvalwatersysteem
op het bedrijventerrein Kleefse Waard aanwezig is, zullen zich op dat vlak geen negatieve
effecten voordoen. Daarmee sluit de ruimtelijke ontwikkeling van deze plannen aan
op het beleid van gemeente, waterschap en provincie, die aangeven dat aangesloten
moet worden op een duurzaam integraal waterbeheer. Er zal voorzien worden in een passend
afvalwatersysteem, dat, indien mogelijk zal worden aangesloten op het bestaande systeem.
De waterveiligheid blijft eenzelfde beoordeling behouden. Er is immers sprake van
een zeer kleine kans op overstromingsgevaar en het gebied ligt achter een primaire
waterkering.
Er worden voor water noch voor bodem ontwikkelingen voorzien in de kwaliteit van het
bodem/watersysteem aan kunnen tasten. Vanwege de maatregelen die nodig zullen zijn
om het deelgebied bij de Oude Veerweg in gebruik te kunnen nemen zal er lokaal sprake
zijn van een verbetering. Daarom worden de effecten voor water neutraal (0) en voor
bodem licht positief (+) beoordeeld.
Klimaat
Door een verdere verdichting met bebouwing in het plangebied zal kans op hittestress
toenemen. In het bestemmingsplan zijn geen specifieke maatregelen opgenomen om de
gevolgen van hittestress tegen te gaan. Ook op het gebied van wateroverlast zullen
effecten door extra verdichting toenemen. Met betrekking tot wateroverlast zijn geen
aanvullende maatregelen, zoals toepassen waterdoorlatende verharding, benoemd in het
bestemmingsplan. Wel wordt op initiatief van IPKW het bedrijvenpark zo ingericht dat
er voldoende groen aanwezig is rondom nieuwe en bestaande bebouwing. In het bestemmingsplan
zijn hiervoor echter geen randvoorwaarden opgenomen. Omdat het plan geen verdere randvoorwaarden
en uitgangspunten heeft opgenomen met betrekking tot klimaatadaptatie, en daarmee
de kans bestaat dat de effecten toenemen als gevolg van de verdere invulling van het
plangebied, is het effect op dit aspect licht negatief (-).
Met het toepassen van verschillende klimaatadaptatie maatregelen kunnen negatieve
effecten die optreden als gevolg van klimaatverandering worden verminderd. De negatieve
beoordeling van het planalternatief kan daarmee gewijzigd worden naar een neutrale
beoordeling (0).
Duurzaamheid
In de huidige situatie en autonome ontwikkeling vindt zoals beschreven al een verduurzaming
plaats op initiatief van de gevestigde bedrijven. Het bestemmingsplan faciliteert
hier deels in door bijvoorbeeld het mogelijk maken van een grondstoffenbank. Verder
bevat het plan geen randvoorwaarden en uitgangspunten met betrekking tot een verdere
verduurzaming van het gebied. De beoordeling is licht positief (+).
Er zijn verschillende manieren om het plan vanuit duurzaamheidsoptiek verder te optimaliseren.
Door deze maatregelen verder te stimuleren en te faciliteren kan daarmee een nog grotere
plus worden behaald op het huidige planalternatief.
Verkeer
Er zal geen sprake zijn van een grote verkeersaantrekkende werking waarop het verkeerssysteem
niet berekend is. De doorstroming en bereikbaarheid blijven onder normale omstandigheden
geborgd. In de bestaande situatie is er in de ochtend- en avondspits wel enige stagnatie
op de Pleijroute, maar daarop is de verdere ontwikkeling van de voornamelijk extensieve
bedrijfsactiviteiten nauwelijks van invloed. De robuustheid van de verkeersstructuur
komt niet in het geding. Het thema verkeer wordt daarom neutraal (0) beoordeeld.
Integrale beoordeling van de twee alternatieven ten opzicht van de referentie situatie
In onderstaande tabel worden de effectbeoordelingen van de verschillende thema's weergegeven.
Hierin is te zien dat veel van de thema's als neutraal beoordeeld worden. De voorgenomen
activiteit zal dus weinig tot geen negatieve effecten veroorzaken in het plangebied.
Wel is er sprake van een zekere toename van de verzurende en eutrofiërende werking
in de beschermde natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten op stikstof
gevoelige natuur door de worst case benutting van het plangebied kan op voorhand niet
worden uitgesloten. Ook wordt er een licht negatief effect op de gezondheid, vooral
van de bewoners binnen de 50 dB-contour. Ondanks de gangbare voorzorgsmaatregelen
kan een zeker negatief effect op de archeologische waarden in de ondergrond niet uit
te sluiten. Door de verdichting zal ook de hittestress en de kans op wateroverlast
enigszins toenemen.
Er zijn mogelijkheden geïdentificeerd die leiden tot een (verder) geoptimaliseerd plan. Deze hebben betrekking op het nemen van (aanvullende) maatregelen die zijn gericht op het verbeteren van de leefomstandigheden van in het plangebied aanwezige beschermde soorten en op het voorkomen van een ongewenste toename van de stikstofdepositie. Door gericht te sturen op beeldkwaliteit kan de landschappelijke kwaliteit van het plangebied nog verder verbeteren. Tot slot zijn er maatregelen beschreven die een negatief effect op hittestress en wateroverlast kunnen voorkomen en de verduurzaming van de energievoorziening nog verder verbeteren dan nu in het planalternatief is voorzien.
Tabel 6.1 Samenvatting van de effecten van het planalternatief en het geoptimaliseerd alternatief
Thema | Criterium | Planalternatief | Geoptimaliseerd alternatief |
Natuur | Soortenbescherming Gebiedsbescherming Natura 2000 Gebiedsbescherming GNN |
0 -- 0 |
+ -* 0 |
Woon- en leefmilieu | Geluid Luchtkwaliteit Geur Externe veiligheid Gezondheid |
0 0 0 0 - |
0 0 0 0 - |
Archeologie, cultuurhistorie en landschap | Archeologie Cultuurhistorie Landschappelijke beleving |
- 0 + |
- 0 ++ |
Bodem & water | (grond)watersysteem bodemkwaliteit |
0 + |
0 + |
Klimaat en (duurzame) energie | Hittestress en wateroverlast (duurzame) energie |
- + |
0 ++ |
Verkeer | Verkeersstructuur | 0 | 0 |
*Er is sprake van een zeker effect door de toename van de emissie/depositie van stikstof; van een significant effect is echter geen sprake in het geoptimaliseerd alternatief.
Er loopt een 6" ondergrondse aardgasleiding met een druk van 40 bar via de Westervoortsedijk
naar het terrein van IPKW. De 10-6 risico contour bevindt zich 4 meter vanuit het hart van de aardgasleiding. Binnen
deze 4 meter mogen geen kwetsbare objecten voorkomen.
Voorts bevindt zich een rioolpersleiding onder de dijk om het plangebied van de Oude
Veerweg.
In de Nieuwe Haven ligt het lospunt van de Shell. Vanuit dit lospunt wordt benzine
en diesel via brandstofleidingen vervoerd naar het opslagdepot aan de Driepoortenweg.
In het kader van een nieuwe milieuvergunning is een risicoanalyse uitgevoerd. Hieruit
is gebleken dat er binnen de 10-5 risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voorkomen. De contour ligt
op het water. Binnen de 10-6 contour bevindt zich een aantal bedrijfspanden (beperkt kwetsbare objecten)
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
Op de plankaart zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:
In paragraaf 6.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Het doel van de anti-dubbeltelbepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
Artikel 21 Algemene bouwregels
Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen
binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage. Hierbij is tevens opgenomen
dat het maximale bebouwingspecentage niet is gerelateerd aan het bouwvlak, maar aan
het bouwperceel dat in de regels, conform standaardjurisprudentie van de Raad van
State, is gedefinieerd als "Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.". Hiermee wordt voorkomen dat alle bebouwingsmogelijkheden kunnen
worden opgesoupeerd door één bedrijf, maar dat voor elk bouwperceel afzonderlijk het
bouwpercentage geldt.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot het gebruik van de gronden en opstallen in het plangebied opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
lid 23.1 Geluidszone - industrie
De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' maken deel uit van het gezoneerde
industrieterrein Arnhem Noord zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Volgens deze wet
is een industrieterrein een terrein, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven
voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein,
of een gedeelte daarvan, de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen als
genoemd in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamd
'grote lawaaimakers').
Op het industrieterrein Arnhem Noord, waar het noordelijk gedeelte van het plangebied
grotendeels deel van uitmaakt, is de vestiging van dergelijke inrichtingen mogelijk,
met uitzondering van het gebied Oude Veerweg, dat in de geluidszone valt.
Op grond van de Wet geluidhinder bestaat de verplichting om rondom een terrein als
bovengenoemd een geluidszone vast te stellen, waarbuiten de geluidsbelasting, vanwege
dit terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Het zuidelijk deel van het plangebied, dat niet de bestemming "Bedrijventerrein" kent,
valt in deze zone. Binnen de geluidszone zijn in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige
bestemmingen toegestaan.
Deze zone is met een specifieke aanduiding "Geluidzone-industrie" op de verbeelding
weergegeven.
lid 23.2 Veiligheidszone - lpg
In verband met een LPG-tankstation in het plangebied is de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-LPG' opgenomen. Op deze wijze wordt een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegengegaan vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting. Het is niet toegestaan om binnen deze aanduiding (beperkt) kwetsbare objecten te bouwen.
lid 23.3 Veiligheidszone - bevi
Rond een aantal in het plan aanwezige bedrijven is een veiligheidszone in de vorm van een gebiedsaanduiding aangegeven. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op de gronden gelegen binnen de in het plan aangegeven gebiedsaanduiding van deze veiligheidszone niet toegestaan.
lid 23.4 Veiligheidszone - windturbine
Rondom de naastgelegen windturbines zijn een drietal veiligheidszones opgenomen die over een gedeelte van het plangebied vallen. Deze veiligheidszones voor de 10-6 contour worden aangeduid met 'veiligheidszone - windturbine' waarbinnen kwetsbare objecten zijn uitgesloten.
lid 23.5 Veiligheidszone-waterstof
In verband met een tankstation voor waterstof-brandstof in het plangebied is de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-Waterstof' opgenomen. Op deze wijze wordt een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegengegaan vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting. Het is niet toegestaan om binnen deze aanduiding (beperkt) kwetsbare objecten te bouwen.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van
een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen
in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming
zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken. Er kan worden gekozen om bepaalde bestemmingen in één subparagraaf te behandelen zoals Bedrijf en Bedrijf - Nutsvoorziening, Groen en Groen - Park en de Verkeersbestemmingen.
Per bestemming wordt ingegaan op:
Artikel 3 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg
Aan de Westervoortsedijk ligt een benzinestation. Omdat er tevens verkoop van LPG plaatsvindt is er rond het vulpunt hiervan een veiligheidscontour gelegd waarbinnen zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Voor deze gronden geldt geen bestemmingsplan.
Artikel 4 Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen-waterstof
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om naast het bovengenoemd benzinestation een verkooppunt voor waterstof als brandstof voor motorvoertuigen, bedoeld voor verkoop aan particulieren te realiseren. Vanuit veiligheidsaspecten is hier eveneens een veiligheidscontour gelegd waarbinnen zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden.
Deze bestemming heeft betrekking op het terrein van Industriepark Kleefse Waard, de terreinen van BASF en de Oude Veerweg, de bebouwing langs de Nieuwe Havenweg. Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" zijn bedrijven toegestaan zoals genoemd in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de voorschriften is opgenomen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. Het betreft hier bedrijven in de categorieën variërend van 2 tot en met 4 (zie voor uitleg over de categorie-indeling hieronder).
Bedrijven die niet op de lijst voorkomen maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare
hinder (of minder) veroorzaken kunnen via een afwijking worden toegestaan.
Deze bestemming biedt voorts ruimte voor zogenaamde parkmanagementvoorzieningen. Dit
zijn voorzieningen zoals een brandweergarage, gezamenlijke entree en bedrijfsrestaurant,
een afvalwaterzuivering en een biomassacentrale. De bedoeling is dat hier collectief
van gebruik gemaakt wordt.
De volgende bedrijven hebben een aparte bestemming en zijn binnen deze bestemming niet toegestaan; detailhandel, horeca-activiteiten, agrarische bedrijven, recreatiebedrijven en seksinrichtingen. Deze bestemmingen komen in onderhavig plan niet voor.
Toelichting op de bedrijvenlijst
De in bijlage I bij de regels opgenomen bedrijvenlijst is gebaseerd op de categorale
bedrijfsindeling uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (Vereniging van Nederlandse
Gemeenten 2009).
Het betreft een selectie uit de volledige opsomming van bedrijven, die is gebaseerd
op de SBI (Standaardbedrijfsindeling) van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Om tot indeling in categorieën te komen is elk bedrijfstype beoordeeld op basis van
een aantal milieucriteria, die betrekking hebben op onder meer de aspecten geur, stof,
geluid, gevaar en verkeer. Daarbij is per bedrijfstype voor elk milieucriterium een
afstand bepaald; deze afstand is zodanig groot dat wanneer op die afstand van een
gemiddeld modern bedrijf van dat type (in een rustige woonwijk) wordt gewoond, geen
aanmerkelijke hinder meer wordt ondervonden van het betrokken soort milieubelasting.
Op grond van deze afstanden is een indeling opgesteld van bedrijfstypen in milieucategorieën.
In de bedrijvenlijst bij dit bestemmingsplan zijn bedrijfstypen tot en met categorie
4; dit betreft bedrijfstypen tot maximaal de middelzware industrie. .
De in de bedrijvenlijst genoemde afstanden dienen als indicaties te worden gehanteerd.
Dit betekent dat de bedrijvenlijst wel het middel is om te toetsen of een bedrijf
van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar
dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf sterk kan worden beïnvloed
door de ruimtelijke opzet en de feitelijke bedrijfsvoering; dit dient te worden bezien
in het kader van de verlening van de benodigde vergunningen.
Stikstof
Bedrijfsactiviteiten inclusief de daarmee gepaard gaande vervoersbwegingen plaatsvinden,
genereren de emissie van stikstof en ammoniak, waardoor er depositie van deze stoffen
plaatsvindt op de omringende Natura 2000-gebieden. Inmiddels is deze depositie landelijk
gezien zo hoog dat de instandhoudingsdoelstellingen voor veel beschermde gebieden
in gevaar komen. Daarom kunnen deze bedrijfsactiviteiten ook binnen dit plangebied
niet zonder meer doorgaan. Om te voorkomen dat de stikstofemissies als gevolg van
bedrijfsactiviteiten in het plangebied te hoog worden zijn er een aantal specifieke
gebruiksregels in deze bestemming opgenomen, zowel voor bestaande bedrijvigheid als
voor toekomstige bedrijven op de nog in te vullen lege kavels.
Deze regels houden voor bestaande bedrijven onder meer in dat het gebruik van gronden
en gebouwen dat een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden met zich
meebrengt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het bestemmingsplan wordt
aangemerkt als strijdig gebruik en dus verboden is. Wel is een afwijkingsmogelijkheid
opgenomen voor uitbreiding of intensivering van gebruik als aangetoond kan worden
dat daardoor de op dat moment gelden grenswaarde niet wordt overschreden of indien
er voorafgaand een nattubeschermingsvergunning of verklaring van geen bedenking is
afgegeven door het bevoegde gezag.
Voor de nog met bedrijfsactiviteiten in te vullen kavels geldt een zogenaamd stikstofverkavelingsplan
waarbij voor elk kavel een emissieplafond per jaar voor stikstof en ammoniak is vastgesteld.
Daarbij geldt voor bedrijven een registratieverplichting van het aantal jaarlijkse
voertuigbewegingen.
Bomenrij
Ten behoeve van de bescherming van een centraal in het plangebied gelegen laanstructuur
is een aanduiding 'bomenrij' opgenomen, waar het verboden is om zonder vergunning
houtgewassen te vellen of te rooien.
Vergelijking vigerend bestemmingsplan
Voor de Kleefse Waard en voormalig BASF-terrein geldt geen bestemmingplan.
De bedrijven langs de Nieuwe Havenweg hebben in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein
Westervoortsedijk' een vergelijkbare bestemming:'bedrijfsdoeleinden 4' , voor bedrijven
tot en met categorie 4.
Voor enkele gronden in het gebied Oude Veerweg geldt het Bestemmingsplan "Westervoortsedijk
hoek Oude Veerweg naar Westervoort". Deze gronden hebben de bestemming 'Burgerlijke
overheidsdoeleinden', waarin ook bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan.
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande en nieuw te realiseren groenzones langs de Westervoortsedijk. Deze groenstroken zijn structuurbepalend en bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming is het toegestaan om groen in de breedste zin (grasvelden, struiken enz.) aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn de belangrijkste waterlopen en waterpartijen opgenomen in deze bestemming. Het aanleggen van voetpaden, fietspaden en voorzieningen voor bestemmingsverkeer is eveneens toegestaan.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Voor het grootste gedeelte van deze gronden geldt geen bestemmingsplan. Voor het overige
hebben deze gronden de bestemming 'Verkeersdoeleinden'. Hierin zijn eveneens groenvoorzieningen
mogelijk.
Artikel 7 Groen - Landschap en park
Deze bestemming heeft betrekking op de gronden in het oostelijk deel van het plangebied. Vanwege de bestaande en beoogde landschappelijke waarden verdienen deze gronde een betere bescherming dan wordt voorzien door de standaard Groen-bestemming. Deze bescherming wordt geconcretiseerd door het opgenomen omgevingsvergunningenstelsel.
In deze bestemming wordt de in het plangebied bestaande functie voor tippelprostitutie planologisch mogelijk gemaakt. Daarnaast is ook ruimte opgenomen om de in Arnhem bestaande functies met betrekking tot verstrekking van methadon en medische heroïne te kunnen concentreren.
Mochten deze functies in de planperiode verdwijnen dan kan het gebied worden ingericht voor groenvoorzieningen. Hiertoe is een wijzigingsbevoegdheid voor B & W in de regels opgenomen.
Vergelijking met het vigerend bestemmingsplan
Deze gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Burgerlijke overheidsdoeleinden'
onder meer ten behoeve van zoutopslag.
Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer
Deze bestemming heeft betrekking op de Nieuwe Havenweg , de Westervoortsedijk, de Veerweg naar Westervoort en de Pleijroute. De bestemming "Verkeersdoeleinden – wegverkeer" is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben. Onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg zijn mogelijk in deze bestemming. De interne verkeersontsluiting op het bedrijventerrein maakt deel uit van de bedrijfsbestemming.
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
De Nieuwe Havenweg en de Westervoortsedijk hebben in de vigerende bestemmingsplannen
ook reeds een verkeersbestemming, de overige wegen hebben diverse bestemmingen.
De SVBP 2012 geeft (naast enkelbestemmingen) ook de mogelijkheid dubbelbestemmingen op te nemen. Dubbelbestemmingen zijn bestemmingen die liggen over meerdere enkelbestemmingen en daar iets over zeggen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
De diverse in het plangebied gelegen hoofdtransportleidingen zijn via een zogenaamde dubbelbestemming beschermd. Dit houdt dat de gronden, waarin de leidingen zijn gelegen, naast de 'gewone' op de gronden liggende bestemming mede zijn bestemd voor deze leidingen. Dit brengt, ten behoeve van bescherming van de leidingen, beperkingen met zich mee voor de onderliggende bestemmingen. Zo mag er alleen worden gebouwd ten behoeve van de respectievelijke leidingen.
Bouwen ten behoeve van de secundaire bestemmingen is slechts middels een afwijking van de regels mogelijk. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen, ten aanzien van werken en werkzaamheden in en aan de grond.
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
Met uitzondering van het uiterste noordwesten van het plangebied, waar in het bestemmingsplan
'Bedrijventerrein Westervoortsedijk' de diverse leidingen op vergelijkbare wijze zijn
beschermd, zijn de leidingen in overige bestemmingsplannen is deze bestemming niet
beschermd.
Waarde Archeologie
Deze dubbelbestemmingen gelden voor de gebieden waarvoor een verschillende archeologische
verwachting geldt. Dit artikel bevat een aantal naast de andere bestemmingsbepalingen
geldende beschermende bouwregels en nadere eisen. De zone waarbinnen sprake is van
een archeologisch waardevol gebied, hoge archeologische verwachting en lage archeologische
verwachting zijn op de plankaart nader aangeduid. Daarnaast is in de regels geregeld
dat ter plaatse van de op de plankaart aangegeven zone een omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen mag
worden afgegeven wanneer blijkt dat hierbij geen archeologische waarden worden geroerd.
Daartoe geldt een onderzoeksplicht. De uitkomst van dit onderzoek is dat, voordat
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden wordt afgegeven, het inzichtelijk moet zijn dat hierbij geen archeologische
waarden worden geroerd.
Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
Vergelijking met de vigerende bestemmingsplannen
In de vigerende bestemmingsplannen was deze bestemming niet opgenomen en zijn de archeologische
waarden ook niet op een andere wijze beschermd.
Waterstaat-waterkering
Deze bestemming ligt op het tracé van de waterkering in het kader van de voor dit
gebied gerealiseerde dijkverbetering. Het betreft hier een gebouwde voorziening in
de vorm van een damwand. Deze waterkering vormt de westelijke begrenzing van het plangebied.
Daarnaast ligt deze bestemming deels ook op de Pleijroute (inclusief talud) die dienst
doet als waterkering aan de zuidzijde. De regels met betrekking tot de bescherming
van de waterkering zijn afgestemd met het Waterschap Rijn en IJssel
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke
overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik
en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor
burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn,
maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving.
Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende
gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
géén stilzwijgend gedogen;
gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.
Een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving is in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het is echter niet reëel om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 19.000). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het conserverend bestemmen van een bedrijventerrein.
Ten behoeve van het bedrijventerrein Kleefse Waard is de haalbaarheid van het bestemmingsplan
gewaarborgd door verschillende inkomstenstromen.
Een groot deel van de gronden was tot in 2016 in eigendom van de gemeente. Deze gronden
zijn in de huidige staat verkocht aan IPKW, welke zorgt voor de verdere inrichting
en verkoop/verhuur van het terrein. In de verkoopovereenkomst die hiertoe is gesloten
met IPKW, is er rekening mee gehouden dat de gemeente nog wel kosten maakt om het
bestemmingsplan op te stellen. Deze worden gefinancierd door de grondopbrengsten.
Voor de gronden in eigendom bij de gemeente (Oude Veerweg) geldt dat er beheerbudgetten
zijn gereserveerd. Financiering van (plan)kosten zijn hiermee verzekerd.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau (MER)
In het kader van de procedure van het in paragraaf 1.1 genoemde bestemmingsplan Kleefse Waard - Koningspleij Noord is een MER opgesteld,
die zowel het bedrijventerrein als het windparkl behelsde. Het daarvoor opgestelde
startdocument (De Notitie Reikwijdte en Detailniveau) heeft ter inzage gelegen van
2 november tot en met 29 november 2016. Tevens is het document ter advisering toegezonden
aan diverse betrokken instanties. De naar aanleiding hiervan ingediende zienswijzen
zijn, waar relevant verwerkt in het MER, de daarbij behorende onderzoeken. Aangezien
de bij onderhavig bestemmingsplan behorende MER is afgeleid van bovengenoemde MER
is het voor de NRD opgestelde zienswijzerapport opgenomen als bijlage bij het MER
bij dit bestemmingsplan
(Onderdelen van) zienswijzen zijn verwerkt in de MER, de bijbehorende onderzoeken
of voorliggend bestemmingsplan.
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar de provincie, het waterschap, Rijkswaterstaat en de aangrenzende gemeenten Westervoort en Lingewaard. Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Gasunie gestuurd. Op enkele onderdelen is het bestemmingsplan aangepast naar aanleiding van dit overleg.
van het bestemmingsplan
Kleefse Waard 2019
(plannummer: NL.IMRO.0202.869-0201)
Het bestemmingsplan Kleefse Waard 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0202.869-0201 van de gemeente Arnhem.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Een bouwwerk verbonden met een hoofdgebouw dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;
Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.
Onder de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem wordt verstaan: de 'Beleidsregels voor toepassing van artikel 2.5.30 van de Bouwverordening gemeente Arnhem 2003', dan wel zoals deze regels komen te luiden na wijziging van deze regels.
De grens van een bestemmingsvlak.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
(beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b en l van het Bevi.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De grens van een bouwperceelgrens.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen
bedrijven in de energie- en milieutechnologiesector, hoofdzakelijk gericht op:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een op grond van artikel 40 van de Wet geluidshinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
Bedrijf dat voor wat betreft aan- en afvoer van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten vanuit logistiek of efficiency-oogpunt voor meer dan 50% is aangewezen op vervoer over water.
Bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.
Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.
Een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Dienstverlening aan en voorzieningen ten behoeve van de bedrijven en werkzame personen op bedrijventerrein Kleefse Waard, zoals een brandweergarage, gezamenlijke entree, (bedrijfs)restaurant, een afvalwaterzuivering, een warmtekrachtcentrale, parkeervoorzieningen en soortgelijke voorzieningen.
Ddetailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Bedrijfsactiviteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van bedrijven, genoemd in bijlage 1 bij deze regels (Bedrijvenlijst), gericht op het doen van onderzoek naar, het ontwikkelen van nieuwe (innovatieve) ideeën, goederen en processen en het eventueel produceren daarvan. Hieronder worden tevens ontwerp- en ingenieursbureaus verstaan.
Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.
vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).
Het beleid neergelegd in de nota "van Rood naar Groen" (vastgesteld 26 juni 2000).
Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg met bijbehorende voorzieningen, zoals een autowasstraat en ondergeschikte detailhandel in aanverwante goederen, alsmede ondergeschikte horeca;
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van artikel 21.1 buiten het bouwvlak een luifel mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 6 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'.
De voor 'Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen-waterstof' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen in de vorm van waterstof en aardgas.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de plankaart aangegeven maximumbouwhoogte en bebouwingspercentage, uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat in afwijking van de toegelaten maximumbouwhoogte een luifel mag worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 6 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'
De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken:
Het is ter plaatse van de functieaanduiding 'bomenrij' verboden om houtgewassen te vellen, te rooien of te beschadigen zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag
Het in lid 5.6 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Groen - Landschap en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 7.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming "Groen - Landschap en park", met dien verstande dat van deze bevoegdheid slechts gebruik mag worden gemaakt indien het gebruik voor tippelprostitutie en polikliniek daadwerkelijk is beëindigd;
De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Verkeer - Wegverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor het transport van vloeibare brandstoffen door een
hoofdtransportleiding.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2,00 meter van de in lid 12.1 genoemde bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 12.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en
werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten
gevolgen:
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van
gas met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met
de daarbij behorende belemmeringenstrook.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 13.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en
werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de
uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten
gevolgen:
De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het transport van afvalwater door een hoofdtransportleiding;
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter ten behoeve van in lid 14.1 genoemde bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere bestemming(en) mits:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in dit lid vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:
De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 15.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 15.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 30 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 16.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in lid 16.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachtingskans)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 17.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:
Het verbod, als bedoeld in artikel 17.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in lid 18.4 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:
De als "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering en de daarvoor benodigde voorzieningen.
Op deze gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de waterkering.
Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 19.2, met inachtneming van de volgende regels:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels ten aanzien van het realiseren van geluidgevoelige functies geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie -' dat er geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 25.1 en 25.2:
Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 25.1 en 25.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 26.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%
Het bepaalde in lid 26.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in lid 26.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
p.o. = produktieoppervlak
p.c. = productiecapaciteit
b.o. = bedrijfsoppervlak
v.c. = verwerkingscapaciteit
t/j = ton per jaar
s/j = stuks per jaar
l/j = liter per jaar
t/d = ton per dag
t/u = ton per uur
mln = miljoen
l = liter
s = stuks
t = ton
< kleiner dan
> groter
= gelijk aan
Categorie 2 – Voorkeursafstand tot woonbebouwing 30 meter
SBI-code | Nr | Omschrijving | ||
26, 28, 33 | Vervaardiging van kantoormachines en computers | |||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | Geur, Geluid | |
26, 32, 33 | Vervaardiging van medische en optische apparaten en -benodigdheden | |||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | Geur, Geluid | |
52 | Dienstverlening ten behoeve van het vervoer | |||
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | Geluid | |
72 | Speur- en ontwikkelingswerk | |||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | Geur, Geluid | ||
37, 38, 39 | Milieudienstverlening | |||
3700 | B | Rioolgemalen | Geur | |
382 | A7 | Verwerking fotochemisch en galvano-afval | Geluid |
Categorie 3.1 - Voorkeursafstand tot woonbebouwing 50 meter
SBI-code | Omschrijving | |||
10, 11 | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | |||
101,102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
101. 102 | 7 | Loonslachterijen p.c. < 25.000 t/j | Geur, Geluid | |
1073 | Deegwarenfabrieken | Geur | ||
13 | Vervaardiging van textiel | |||
133 | Textielveredelingsbedrijven met een afvalwaterstroom van 2.500 inwonersequivalenten per jaar of minder. | Geur, Geluid | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren met een afvalwaterstroom van 2.500 inwonersequivalenten per jaar of minder. | Geluid | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen met een afvalwaterstroom van 2.500 inwonersequivalenten per jaar of minder. | Geluid | ||
14 | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | |||
141 | Vervaardiging kleding van leer met een afvalwaterstroom van 1.000 inwonersequivalenten per jaar of minder. | Geluid | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging artikelen van bont | Geur | ||
15 | Vervaardiging van leer en lederwaren (exclusief kleding) | |||
151 | Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisels) met een afvalwaterstroom van 1.000 inwonersequivalenten per jaar of minder | Geur | ||
152 | Schoenenfabrieken met een afvalwaterstroom van 1.000 inwonersequivalenten per jaar of minder | Geur, Geluid | ||
16 | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | |||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
16102 | 2 | - met zoutoplossingen, p.c. < 150.000 m3 per jaar | Geluid | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging van overige artikelen van hout: p.o. < 200 m2 , p.c. < 150.000 m3 per jaar | Geluid | |
17 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | |||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | ||
1712 | 1 | p.c. < 3 t/u | Geur, Geluid | |
20 | Vervaardiging van chemische producten | |||
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen < 20t per jaar | Geur, Geluid, Gevaar | |
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | Geur, Geluid, Gevaar | |
22 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | |||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
221102 | 1 | - vloeroppervlakte < 100 m2 | Geur | |
23 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | |||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | Geluid | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW, indien keramisch p.c. < 100 t/d | Geluid | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken, indien keramisch p.c. < 100 t/d | Geluid |
||
26, 28, 33 | Vervaardiging van kantoormachines en computers | |||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | ||
26, 33 | Vervaardiging van audio-, video-, telecom-apparaten en benodigdheden | |||
261, 263. 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | |||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | |||
30 | Vervaardiging van transportmiddelen (exclusief auto's, aanhangwagens) | |||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | ||
31 | Vervaardiging van meubels; Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | |||
35 | Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water | |||
35 | C0 | Elektriciteitdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
35 | C2 | - 10 -100 MVA | ||
36 | Winning en distributie van water | |||
36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||
36 | A2 | - Bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | ||
41, 42, 43 | Bouwnijverheid | |||
41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening | |||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | |||
84 | Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen | |||
8425 | Brandweerkazernes |
Categorie 3.2 - Voorkeursafstand tot woonbebouwing 100 meter
SBI-code | Omschrijving | ||
10, 11 | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen p.c. < 25.000 t/j | |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m2 en < 10.000 m2 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |
1032, 1039 | 1 | - jam p.o. < 10.000 m2 | |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen p.o. < 10.000 m2 | |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten p.o. < 10.000 m2 | |
1052 | 0 | Zuivelproducten fabrieken: | |
1051 | 3 | - melkproducten fabrieken v.c. < 30.000 t/j | |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m2 | |
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | |
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | ||
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
10821 | 5 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2, p.c. < 15.000 t/j | |
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |
1083 | 2 | - theepakkerijen | |
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | ||
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | |
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | ||
13 | Vervaardiging van textiel | ||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | ||
132 | 0 | Weven van textiel | |
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | |
16 | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | ||
16101 | Houtzagerijen, p.c. < 150.000 m3 per jaar | ||
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken, p.c. < 150.000 m3 per jaar | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overrge artikelen van hout, p.c. < 150.000 m3 per jaar | |
58 | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | ||
19 | Aardolie-/steenkoolverwerking industriële bewerking splijt-/kweekstoffen: | ||
19202 | A | Smeeroliën- en vettenfabrieken | |
20 | Vervaardiging van chemische producten | ||
2052 | 0 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | ||
22 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | ||
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | ||
23 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | ||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | |
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektr. ovens totaal = 40 kW, indien keramisch p.c. < 100 t/d | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100t/u | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | |
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven | |
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. > 2000 m2 | |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | |
25, 31 | Vervaardiging van producten van metaal (excl. machines/transportmiddelen) | ||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen | |
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelinsbedrijven: | |
2561, 3311 | 1 | - algemeen | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | |
27, 28, 33 | Vervaardiging van machines en apparaten | ||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken | |
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | |
26, 27, 33 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | ||
272 | Accumulatoren- en batterijfabrieken | ||
29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | ||
30 | Vervaardiging van transportmiddelen (exclusief auto's, aanhangwagens) | ||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | |
302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |
302, 317 | 1 | - algemeen | |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | ||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | ||
31 | Vervaardiging van meubels; Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | ||
310 | 1 | Meubelfabrieken | |
35 | Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water | ||
35 | C0 | Elektriciteitdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |
35 | D5 | 4 - Gasontvang- en verdeelstations, cat. D. | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |
35 | E1 | - Stadsverwarming | |
36 | Winning en distributie van water | ||
36 | A0 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |
36 | B0 | Waterdistributie bedrijven met pompvermogen: | |
36 | B2 | 2 - 1 - 15 MW | |
40 | - | -Produktie en Distributievan stroom, aardgas, stoom en warmwater | |
40 | B0 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | |
40 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie. | |
40 | B2 | - vergisting, verbranding en overige vergassing van overige biomassa | |
41, 42, 43 | Bouwnijverheid | ||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2000 m2 |
Categorie 4.1 - Voorkeursafstand tot woonbebouwing 200 meter
SBI-code | Omschrijving | ||
10, 11 | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |
102 | 2 | - conserveren p.o. < 10.000 m2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
1042 | Margarinefabrieken: | ||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | |
1061 | Grutterswarenfabrieken | ||
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | |
1091 | 0 | Veevoederfabrieken | |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c.< 100 t/u | |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | ||
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | ||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | ||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | ||
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | |
12 | Verwerking van tabak | ||
120 | Tabakverwerkende industrie | ||
13 | Vervaardiging van textiel | ||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken met een afvalwaterstroom van 2.500 inwonersequivalenten per jaar of minder. | ||
16 | Houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d. | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |
16102 | 1 | - met creosootolie | |
17 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren | ||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |
1712 | 2 | - p.c. < 100 t/d | |
20 | Vervaardiging van chemische producten | ||
2012 | Kleur -en verfstoffenfabrieken | ||
20141 | A0 | Organische . chemische grondstoffenfabrieken | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | |
205903 | B | B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | |
22 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | ||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |
221102 | 2 | - vloeroppervlakte >= 100 m2 | |
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |
222 | 1 | - zonder fenolharsen | |
23 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | ||
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | |
233 | B | Dakpannenfabrieken, indien keramisch p.c. < 100 t/d | |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | |
235202 | 0 | Gipsfabrieken: | |
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | |
25, 31 | Vervaardiging van producten van metaal (excl. machines/transportmiddelen) | ||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | ||
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |
2561, 3311 | 10 | - stralen | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |
259, 331 | A1 | 1 - p.o. < 2.000 m2 | |
27, 28, 33 | Vervaardiging van machines en apparaten | ||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. = 2.000 m2 | |
26, 27, 33 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | ||
271, 231 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | ||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | ||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | ||
29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2, p.c. < 1.000 s/j | |
29201 | Carrosseriefabrieken | ||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | ||
30 | Vervaardiging van transportmiddelen (exclusief auto's, aanhangwagens) | ||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25m, p.o < 50.000 m2 | |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren |
Categorie 4 2- Voorkeursafstand tot woonbebouwing 300 meter
SBI-code | Omschrijving | ||
10, 11 | Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | ||
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval p.o. < 40.000 m2 | |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |
102 | 3 | - roken | |
102 | 4 | - verwerken anderszins p.o. > 1000 m2 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen p.o. < 10.000 m2 | |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) p.o. < 10.000 m2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
104102 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | |
104102 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j, p.o. < 40.000 m2 | |
1052 | 0 | Zuivelproducten fabrieken: | |
1051 | 5 | - overige zuivelproducten fabrieken < 55.000 t/j | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | |
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u en < 25 t/u | |
1091 | 0 | Veevoerfabrieken: | |
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. <10 t/u water | |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | |
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden p.c. < 15.000 t/j | |
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |
1089 | 2 | - met poederdrogen | |
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol: | |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | |
1105 | Bierbrouwerijen p.c. < 75 mln l/j | ||
1106 | Mouterijen p.c. < 40.000 t/j | ||
13 | Vervaardiging van textiel | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |
132 | 2 | aantal weefgetouwen >= 50 | |
15 | Vervaardiging van leer en lederwaren (exclusief kleding) | ||
151, 152 | Lederfabrieken met een afvalwaterstroom van 1.000 inwonersequivalenten per jaar of minder | ||
19 | Aardolie-/steenkoolverwerking industriële bewerking splijt-/kweekstoffen | ||
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | |
20 | Vervaardiging van chemische producten | ||
2012 | 0 | Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: | |
2012 | 1 | - niet vallend onder “post-Seveso-richtlijn” | |
20141 | A0 | Organische chemische grondstoffenfabrieken: | |
20141 | A1 | - niet vallend onder “post-Seveso-richtlijn” | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |
20141 | B2 | - p.c. < 100.000 t/j | |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetisch): | |
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | |
203 | Verf, lak en vernisfabrieken | ||
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken | |
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | ||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | ||
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | ||
22 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | ||
221101 | Rubberbandenfabrieken | ||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
222 | 2 | - met fenolharsen | |
231 | 2 | - glas en glasprodukten, p.c. >= 5000 t/j | |
23 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsporducten | ||
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | |
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |
2363, 2364 | 2 | - p.c. >= 100 t/u | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips : | |
2365, 2369 | 2 | - p.c.> = 100 t/d | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | |
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): | |
2399 | B1 | 1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | |
24 | Vervaardiging van metalen | ||
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | |
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/ - smelterijen: | |
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | |
25, 31 | Vervaardiging van producten van metaal (excl. machines/transportmiddelen) | ||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbedrijven: | |
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | |
27, 28, 33 | Vervaardiging van machines en apparaten | ||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | |
26, 27, 33 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | ||
274 | Lampenfabrieken | ||
29 | Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers | ||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2, p.c. < 1.000 s/j | |
30 | Vervaardiging van transportmiddelen (exclusief auto's, aanhangwagens) | ||
302, 317 | 0 | Wagonbouw- en spoowegwerkplaatsen: | |
302, 317 | 2 | met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW buiten een gesloten gebouw p.o. < 10.000 m2 in een gesloten gebouw p.o. < 50.000 m2 |
|
38 | Voorbereiding tot recycling | ||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | |
35 | Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water | ||
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatievermogen: | |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | |
36 | Winning en distributie van water | ||
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |
36 | B3 | - >= 15 MW | |
49 | Vervoer over land | ||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |
491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | |
De in artikel 5.4 onder c. van de planregels bedoelde bedrijfskavels betreffen de in onderstaande verkavelingskaart opgenomen percelen 5, 6, 7, 8, 9 en 10.
Verkavelingskaart
Tabel met emissies voor stikstofoxide (NOx) en ammoniak (NH3) per bedrijfskavel
Opp. in ha | Stof | EF stationaire bronnen kg/ha/jaar |
EF mobiele bronnen kg/ha/jaar |
Emissie-vracht stationaire bronnnen kg/jaar |
Emissie-vracht mob. bronnnen kg/jaar |
Emissie- vracht prioritair project kg/jaar |
||
Kavel 5 | 1,45 | NOX | 736 | 66 | 1.067,4 | 95,7 | 2.146,3 | |
NH3 | 26 | - | 37,7 | - | 157,4 | |||
Kavel 6 | 0,7 | NOX | 736 | 66 | 512,6 | 46,0 | 1.398,2 | |
NH3 | 26 | - | 18,1 | - | 102,5 | |||
Kavel 7 | 0,56 | NOX | 736 | 66 | 409,3 | 36,7 | 887 | |
NH3 | 26 | - | 14,5 | - | 65 | |||
Kavel 8 | 0,09 | NOX | 736 | 66 | 68,2 | 6,1 | 22 | |
NH3 | 26 | - | 2,4 | - | 1,1 | |||
Kavel 9 | 1,67 | NOX | 736 | 66 | 1.226,9 | 110,0 | 2.924,5 | |
NH3 | 26 | - | 43,3 | - | 198,7 | |||
Kavel 10 | 2,21 | NOX | 736 | 66 | 1.624,2 | 145,6 | - | |
NH3 | 26 | - | 57,4 | - | - | |||
Totaal | 6,67 | NOX | 736 | 66 | 4.908,7 | 440,2 | 7.378,1 | |
NH3 | 26 | - | 173,4 | - | 524,8 |
Tabel met verkeersbewegingen per bedrijfskavel:
Oppervlakte [bruto ha] |
Ratio [netto/ bruto] |
Mvt-bewegingen[#/ [netto ha/ weekdag] |
Omschrijving | Mvt-bewegingen[[#/weekdag] | Mvt-bewegingen bij Prioritair project [#/weekdag] |
128 | Personenauto's | 725,6 | 2.198 | ||
6,67 | 0,85 | 12,3 | Middelzwaar vrachtverkeer | 69,7 | 1.771 |
17,7 | Zwaar vrachtverkeer | 100,3 | 170 |