Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, met dien verstande dat:
- de afdekking qua uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek dient aan te sluiten bij die van de directe omgeving;
- bij het toepassen van deze bepaling ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen en erkers, buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd worden.
Voorzover een (deel van een) gebouw op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan niet voldoet aan de in het eerste lid voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangend voorschrift.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of hoogte is beoogd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het eerste lid, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of hoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven Overzicht |
Naar volgende |