. . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoudsopgave
Algemene bepalingen 3
Artikel 1 Begripsbepalingen 3
Artikel 2 Wijze van meten 11
Artikel 3 Anti-cumulatiebepaling 12
Bestemmingsbepalingen 13
Artikel 4 Toelaatbaarheid van bebouwing /
zonevoorschriften 13
Artikel 5 Agrarische doeleinden 14
Artikel 6 Natuur 19
Artikel 7 Bos 20
Artikel 8 Water 22
Artikel 9 Verblijfsrecreatie 23
Artikel 10 Dagrecreatie 26
Artikel 11 Woondoeleinden (W1, W2) 28
Artikel 12 Bedrijfsdoeleinden 30
Artikel 13 Maatschappelijke doeleinden 32
Artikel 14 Verkeersdoeleinden 33
Artikel 15 Waterstaatsdoeleinden 34
Zonevoorschriften 35
Artikel 16 Zone ten behoeve van het
waterschapsbelang 35
Artikel 17 Zone ten behoeve van
riooltransportleiding 36
Artikel 18 Zone ten behoeve van de
aardgastransportleiding 37
Artikel 19 Zone ten behoeve van de
archeologische waarden 38
Beschrijving in
hoofdlijnen en wijzigingsbepalingen 39
Artikel 20 Beschrijving in hoofdlijnen 39
Artikel 21 Wijzigingsbepalingen in verband met
de ontwikkelingsvisie 43
Algemene voorschriften
en overgangsbepalingen 49
Artikel 22 Aanlegvergunningen 49
Artikel 23 Algemene gebruiksbepaling 51
Artikel 24 Algemene vrijstellingen 53
Artikel 25 Algemene wijzigingsbevoegdheid 54
Artikel 26 Nadere eisen situering bebouwing in
verband met wegen/watergangen 55
Artikel 27 Procedurevoorschriften 56
Artikel 28 Strafbare feiten 57
Artikel 29 Overgangsbepalingen voor bouwwerken 58
Artikel 30 Overgangsbepalingen voor het
gebruik 59
Artikel 31 Titel 60
Bijlagen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1.
het plan:
het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Urk, vervat in de plankaart
met de bijbehorende verklaring en deze voorschriften met bijlagen alsmede de
kaart “ontwikkelingsvisie”;
2.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk;
3.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond;
4.
gebouw:
elk bouwwerk, dat (een) voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte(n) vormt;
5.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij
benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk
gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw;
6.
onderbouw:
een voor mensen toegankelijke ruimte, gelegen onder de begane grondvloer
van een gebouw;
7.
bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
8. peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
9. ander werk:
- een werk, geen bouwwerk zijnde;
- een werkzaamheid, geen bouwwerkzaamheid zijnde;
10. bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan bestaat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden
gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is
ingediend;
11. bebouwingsvlak:
een op de plankaart door bebouwingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid waarop bebouwing is toegelaten;
12. bebouwingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die niet door bebouwing mag worden
overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;
13. bestemmingsvlak:
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden
zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;
14. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een
bestemmingsvlak;
15. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden;
16. bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de
bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
17. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op
een bouwperceel kan worden aangemerkt;
18. bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand dan wel aangebouwd gebouw, dat
een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;
19. beroep aan huis:
het beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning
waarbij het gebouw behoort, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet
bestaande uit ambachtelijke activiteiten en/of detailhandelsactiviteiten;
20. praktijk- en/of kantoorruimte:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw dat
uitsluitend dienstbaar is aan de uitoefening van een beroep aan huis;
21. ligplaats:
de ruimte die door een woonschip, al dan niet met tijdelijke onderbreking,
wordt ingenomen;
22. woonschip:
a. elk vaar- of drijftuig, dat, uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting, uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
b. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. maar in aanbouw;
c. een casco, dat tot een vaar- of drijftuig als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
23. recreatief verblijf:
verblijf voor recreatie door wisselende gezinnen of daarmee gelijkstaande
personen of groepen van personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders
hebben;
24. (mobiel) kampeermiddel:
een tent, kampeerauto, toercaravan of vouwwagen dan wel enig ander
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een
en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend
zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor
recreatief nachtverblijf;
25. tent:
een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen
vervaardigd onderkomen voor dag- en of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te
vouwen;
26. groepsaccommodatie:
een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens haar
indeling geschikt en bestemd is voor een groep of groepen van personen te
dienen als recreatief dag- en nachtverblijf;
27. kampeerauto:
een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en nachtverblijf;
28. stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op
wielen - en derhalve zonder vaste fundering, dat mede gelet op de afmeting,
kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen
ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden
voortbewogen;
29. toercaravan:
een al dan niet uitklapbare caravan geen stacaravan zijnde;
30. zomerhuis:
een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient
als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats
elders hebben;
31. trekkershut:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf van eenvoudige constructie
en beperkte omvang, niet voorzien van sanitair, ten behoeve van passanten;
32. toeristische standplaats:
een plaatsingsmogelijkheid voor een mobiel kampeermiddel;
33. kleinschalig kampeerterrein:
een kampeerterrein voor ten hoogste 10 of, na ontheffing, 15
kampeermiddelen, zoals bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie;
34. groepskampeerterrein:
door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele,
educatieve of wetenschappelijke aard ten behoeve van eigen doeleinden, zoals
bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie;
35. natuurkampeerterrein:
een natuurkampeerterrein, zoals bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie;
36. extensieve recreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch gebied en/of bossen en
natuurterreinen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte,
zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
37. landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in visueelruimtelijk en/of
cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
38. normaal onderhoud:
werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen
dat voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau
wordt bereikt;
39. agrarische bedrijven:
bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het
telen van gewassen en/of het houden van dieren, uitgezonderd boom-, hout- en
fruitteelt;
40. grondgebonden agrarische bedrijven:
bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of grotendeels gebonden is aan ter
plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
41. niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
bedrijven, waarvan de exploitatie geheel of gedeeltelijk niet afhankelijk
is van de opbrengst van ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden;
42. agrarisch bouwperceel:
een in het plan als zodanig aangegeven bebouwingsvlak, waarop de agrarische
bedrijfsbebouwing met de (bedrijfs-) woning van één agrarisch bedrijfscomplex
is geconcentreerd;
43. grens van een agrarisch bouwperceel:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een
agrarisch bouwperceel;
44. agrarisch bedrijfscomplex:
de tot één agrarisch bedrijf behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw
zijnde, andere werken en overige voorzieningen;
45. landelijk bedrijf:
een bedrijf dat naar zijn aard en functie een binding heeft met het buitengebied, deel uitmakende van de onderstaande opsomming:
a. bos-, natuur- en landschapsbeheer;
b. het leveren van diensten ten behoeve van het bosbeheer en/of het beheer van natuurgebieden;
c. handelsbedrijf in agrarische producten;
d. agrarische loonwerkbedrijven;
e. landbouwmechanisatiebedrijven;
f. bedrijven die diensten verlenen aan agrarische of andere functioneel aan het buitengebied gebonden bedrijven zoals fouragehandel en veehandel;
g. hoveniersbedrijven, waaronder tuincentra niet zijn begrepen;
h. paardenbedrijven (manege, paardenpension en/of paardentrainement);
i. dierenasiel of –pension, anders dan paardenpension;
j. rietdekkersbedrijven;
46. boom-, hout- en fruitteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie boomteelt,
houtproductie dan wel fruitteelt op gronden die in principe hiervoor tijdelijk
worden gebruikt en waarvoor daartoe –voor zover van toepassing– ontheffing is
verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
47. tuincentrum:
detailhandel in hoofdzaak elders uit de teelt van gewassen verkregen
producten alsmede in daarmee verband houdende goederen;
48. paardenhouderij:
een bedrijf dat is gericht op het fokken, opleren en/of trainen van
paarden, al dan niet in combinatie met een pension, een en ander niet zijnde
een manege;
49. melkstal:
een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor
kortstondig onderbrengen van rundvee tijdens het melken;
50. schuilgelegenheid:
een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor
beschutting van vee tegen weersinvloeden;
51. veldschuur:
een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor
het onderbrengen van agrarische producten en landbouwmachines;
52. mestopslagplaats:
een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van mest, waaronder
ook foliebassins worden begrepen;
53. tunnelkas:
een kas ten behoeve van wisselteelt, met een hoogte van maximaal 2,5 m, die
dient ter ondersteuning van de groente-, bloemen-, planten- en/of bollenteelt;
54. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop,
verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
55. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
56. prostituee:
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
57. raamprostitutie:
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een
prostituee die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine
de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het
publiek besloten ruimte plaatsvinden;
58. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede
begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof
zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval
verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub, een
privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
59. hoogtescheidingslijn:
een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen
delen van de bestemmingsvlakken en/of bebouwingsvlakken waarvoor verschillende
(goot)hoogten van bebouwing gelden;
60. voorgevelrooilijn:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als
zodanig moet worden aangemerkt;
61. zone:
een in het plan als zodanig aangegeven gebied, waarvoor speciale,
aanvullende bepalingen gelden in verband met de afweging van alle in het geding
zijnde belangen;
62. wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening;
63. aanlegvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening;
64. vrijstelling:
een vrijstelling als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
65. nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 15 lid 1 sub b van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening;
Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken.
Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.
Bij de toepassing van de voorschriften van het plan wordt als volgt gemeten:
1.
de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.
de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
3.
de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
4.
de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het
boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
5.
het
bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bestemmingsvlak,
uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bestemmingsvlak of van een
bebouwingsvlak indien dat in de voorschriften wordt aangegeven.
Wat betreft (bedrijfs-)woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van lid 1 niet meegerekend voor de:
-
inhoud of
oppervlakte:
bijgebouwen;
-
hoogte:
ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, masten, lichtkoepels,
windvanen en daksierelementen.
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het toestaan van bebouwing beperkt zich tot die bebouwing, welke behoort bij de functies zoals omschreven in de per bestemming gegeven doeleindenomschrijving; een en ander met inachtneming van de zonevoorschriften zoals vervat in de artikelen 16 tot en met 19 van dit plan, welke een beperking inhouden ten aanzien van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden.
De gronden op de plankaart aangeduid met “agrarische doeleinden” zijn bestemd voor de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf, watergangen, sloten en andere waterpartijen, alsmede voor de instandhouding van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden.
Tevens zijn deze gronden, uitsluitend daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangeduid, bestemd voor agrarische bedrijven in de vorm van:
Apv pluimveehouderij;
Apf pelsdierenfokkerij;
Aph paardenhouderij.
Tevens zijn deze gronden, uitsluitend waar zij op de plankaart nader met “Aijs” zijn aangeduid, bestemd voor recreatief medegebruik in de vorm van een ijsbaan.
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven agrarische bouwpercelen worden gebouwd;
b. bedrijfsgebouwen dienen achter de bedrijfswoning te worden gebouwd, met dien verstande, dat, voorzover reeds bestaande bedrijfsgebouwen naast de bedrijfswoning aanwezig zijn, de bedrijfsgebouwen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning dienen te worden gebouwd;
c. binnen het agrarisch bouwperceel dient de bebouwing te voldoen aan de volgende voorschriften:
1. maatvoering:
Bouwwerken |
Max. goot-hoogte |
max. hoogte |
Max. opper- vlakte |
Bedrijfsgebouwen Bedrijfswoning Bijgebouwen Kassen Voedersilo’s Mestsilo’s Erf- en terreinafscheidingen Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde |
8 m 5,5 m 3,5 m 3,5 m - - - - |
11 m 10 m 6 m 6 m 15 m 4 m 2 m 6 m |
- - 120 m² 600 m² - - - - |
2. indien op de plankaart een bebouwingspercentage in het agrarisch bouwperceel staat aangegeven, mag het bebouwingspercentage van het agrarisch bouwperceel niet meer bedragen dan de aangegeven waarde;
3. ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd met een inhoud van maximaal 800 m³, met dien verstande, dat op het perceel Staartweg 12 twee bedrijfswoningen zijn toegestaan met een inhoud van maximaal 800 m³ voor de eerste en maximaal 600 m³ voor de tweede bedrijfswoning en dat op de nader met “Aijs” aangeduide gronden geen bedrijfswoning is toegestaan;
d. buiten het agrarisch bouwperceel zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande, dat op de nader met “Aijs” aangeduide gronden ten hoogste één gebouw is toegestaan met een oppervlakte van niet meer dan 200 m² en een hoogte van niet meer dan 4,5 m, alsmede palen en masten met een hoogte van niet meer dan 10 m.
a. Indien een bouwwerk op de plankaart nader is aangegeven als “karakteristiek bouwwerk”, dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, alsmede de situering op het perceel, zoals deze was op 26 augustus 2004, gehandhaafd te worden.
b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a, voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in lid 2 voor het betrokken bouwwerk, indien:
1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit, en/of
2. handhaving van het bepaalde onder a niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet opgeheven kunnen worden.
a.
Algemeen
criterium
Bij het nemen van een beslissing omtrent een van de hierna genoemde
vrijstellingsbepalingen wordt het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen
(artikel 20) in acht genomen.
b.
Vrijstelling
overschrijding bouwperceelsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2, voor het overschrijden van de grenzen van een agrarisch
bouwperceel door bebouwing als bedoeld in lid 2 sub c, met inachtneming van het
volgende:
1. het denkbeeldig bouwperceel krijgt hierdoor geen groter oppervlak dan 1,1 ha;
2. aangetoond dient te worden dat de overschrijding noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
3. de verkeersveiligheid ter plaatse mag niet worden aangetast;
4. aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden;
5. er dient gestreefd te worden naar een compacte (denkbeeldige) bouwperceelsvorm.
c.
Vrijstelling
maatvoering bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde:
1. in lid 2 onder c1 voor het toestaan van voedersilo’s op het agrarische bouwperceel met een maximale hoogte van 20 m;
2. in lid 2 onder c1 voor het toestaan van mestsilo’s op het agrarische bouwperceel met een maximale hoogte van 6 m;
3. in lid 2 onder c2 voor het toestaan van een bebouwingspercentage tot maximaal 65%, indien aangetoond wordt dat de gebouwen noodzakelijk zijn in verband met de verbetering van het dierenwelzijn, waarvoor geen mogelijkheden aanwezig zijn in de bestaande gebouwen, mits in een landschappelijke inpassing is voorzien en tevoren van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar is verkregen.
d.
Vrijstelling
nieuwe bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2. voor het oprichten van mestopslagplaatsen buiten het
agrarisch bouwperceel met een maximale hoogte van 4m en een totale bebouwde
oppervlakte van maximaal 750 m² en met inachtneming van het volgende:
1. vrijstelling kan slechts worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van de bebouwing wordt aangetoond;
2. vrijstelling kan niet worden verleend indien afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
3. vrijstelling kan slechts worden verleend indien de mestopslagplaatsen direct grenzend aan het bouwperceel worden gesitueerd.
e.
vrijstelling
niet-agrarische nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 1. voor het op een agrarisch bouwvlak toestaan van
niet-agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende
voorwaarden:
1. de nevenactiviteit kan worden aangemerkt als een landelijk bedrijf of staat vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlage “Lijst nieuwvestiging niet-agrarische bedrijvigheid (als nevenactiviteit of als volledige omschakeling)” of is voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar met een in genoemde bijlage vermeld bedrijf;
2. de omvang van gebouwen ten behoeve van de nevenactiviteit bedraagt maximaal 500 m²;
3. buitenopslag is niet toegestaan;
4. er dient in voldoende mate in erfbeplanting ter worden voorzien, waaronder in elk geval een groensingel van tenminste 6 m breedte wordt begrepen;
5. op het eigen (bestemd) erf dient te worden voorzien in de extra parkeerbehoefte;
6. aangetoond dient te worden dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking.
f.
Vrijstelling
kleinschalig kamperen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 1 ten behoeve van kleinschalig kamperen op het agrarisch
bouwperceel, met dien verstande, dat kleinschalig kamperen is toegestaan op
niet meer dan één agrarisch bouwperceel aan elk van de volgende wegen:
Domineesweg, Karel Doormanweg, Urkerweg, Staartweg en Vormtweg.
g.
Vrijstelling
tweede bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen vrjistelling verlenen van het bepaalde in
lid 2 onder c3 voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning, mits
1. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
2. de tweede bedrijfswoning wordt gebouwd op hetzelfde agrarische bouwperceel als waarop het hoofdgebouw staat;
3. de afstand van de tweede bedrijfswoning tot de bestaande woning niet meer dan 25 m bedraagt;
4. de tweede bedrijfswoning aan dezelfde uitweg is gelegen;
5.
de inhoud van de tweede bedrijfswoning ten
hoogste
600 m³ bedraagt;
6. vooraf van Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar terzake is verkregen.
a. Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering en maatvoering van bebouwing indien en voorzover dat nodig is om:
1. de ruimtelijke samenhang met de overige bedrijfsbebouwing veilig te stellen;
2. een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
b. bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing in die zin dat gebouwd moet worden binnen de op het perceel aanwezige randbeplanting; deze eis wordt niet gesteld indien de realisering van een nieuwe randbeplanting met een breedte van tenminste 6 m voldoende is gewaarborgd, een en ander voorzover dat nodig is om de landschappelijke inpassing te bevorderen;
c. bij het nemen van een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt rekening gehouden met het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20).
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “natuur” zijn bestemd voor:
a. de bescherming en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
c. instandhouding van een overgangszone ter bescherming van de in het aangrenzende natuurgebied voorkomende natuurwaarden, voor zover het betreft het op de plankaart met “groene zone” aangeduide gebied.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
bouwwerken, geen gebouwen, zijnde, met een hoogte van maximaal 3 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20), vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van:
a. gebouwen ten behoeve van onderhoud, onder de volgende voorwaarden:
1. de oppervlakte en de goothoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 30 m² en 2,5 m;
2. vrijstelling kan slechts worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van beheer wordt aangetoond;
b. ten hoogste één uitkijktoren/observatiepost, met een hoogte van niet meer dan 20 m en met dien verstande, dat de vrijstelling uitsluitend betrekking heeft op de gronden die op de plankaart nader met “groene zone” zijn aangeduid.
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “bos” zijn bestemd voor:
a. de instandhouding van bos ten behoeve van aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;
b. de instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
c. het behoud van de aanwezige zandwegen;
d. extensieve recreatie, uitsluitend voor zover de gronden op de plankaart als zodanig zijn aangeduid en de onder a. bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
e. vrijwaringszone, voor zover het betreft de nader als zodanig op de plankaart aangegeven gronden.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van maximaal 3 m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de bouw van:
a. gebouwen ten behoeve van onderhoud, onder de volgende voorwaarden:
1. het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan 1 per 25 ha bos als bedoeld in lid 1;
2. de oppervlakte en de goothoogte bedragen respectievelijk niet meer dan 30 m² en 2,5 m;
3. vrijstelling kan slechts worden verleend indien de noodzaak voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van beheer wordt aangetoond;
4. de vrijstelling heeft geen betrekking op de gronden die op de plankaart nader met “vrijwaringszone” zijn aangeduid;
b. ten hoogste één uitkijktoren/observatiepost, met een hoogte van niet meer dan 20m en met dien verstande, dat de vrijstelling geen betrekking heeft op de gronden die op de plankaart nader met “vrijwaringszone” zijn aangeduid.
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “water” zijn bestemd voor:
a. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
b. waterhuishouding;
c. beroepsvaart;
d. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende natuur- en landschapswaarden;
e. extensief recreatief gebruik in, op en aan het water.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 3 m.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “verblijfsrecreatie” zijn bestemd voor recreatief verblijf in mobiele kampeermiddelen en stacaravans, met bijbehorende bebouwing en voorzieningen, zoals centrale voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing, parkeervoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen.
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:
a. centrale voorzieningen:
Bouwwerken en toegestaan aantal (voor zover vemeld) |
max. goothoogte |
max. hoogte |
max. inhoud |
max. opp. |
min. afstand tot bestemmingsgrens |
Één kantine/dagverblijf Één recreatiezaal Één kantoor tbv bedrijfsvoering / receptie Één overdekte sportvoorziening / manege Één (overdekt) zwembad Één kampwinkel Bergingen Sanitaire voorzieningen Één dienstwoning Bijgebouw dienstwoning |
3,5 m 3 m 3,5 m 3,5 m - 3,5 m 3,5 m 3,5 m 3,5 m 3 m |
4 m 4,5 m 4 m 6,5 m 6,5 m 4 m 4 m - 10 m - |
- - - - - - - - 800 m³ - |
200 m² 300 m² 75 m² 350 m² 500 m² 100 m² 150 m²* - - 120 m² |
10 m 10 m 10 m 10 m 10 m 10 m 10 m - 10 m - |
b. overige bebouwing:
Bouwwerken |
max. goothoogte |
max. hoogte |
max. opp. |
min. onderlinge afst. |
Drie groepsaccommodaties Stacaravan Bijgebouw stacaravan Lichtmasten Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde |
3,5 m |
4 m 3,3 m 2,5 m 12 m 6 m |
250 m²* 60 m² 6 m² - - |
10 m 5 m - - - |
*= aantal m² per accommodatie en berging
c. ten aanzien van de onder a genoemde groepsaccommodaties geldt een minimale onderlinge afstand van 20 m;
d. het aantal stacaravans mag niet meer bedragen dan 60;
e. ten aanzien van de onder b genoemde stacaravans geldt voorts een minimale afstand tot de bestemmingsgrens van 5 m;
f. bijgebouwen bij stacaravans mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 onder 16, uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.
a.
Vrijstelling
trekkershutten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 1 voor het bouwen van trekkershutten, met inachtneming van het
bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) en van het volgende:
1. per terrein zijn maximaal 5 trekkershutten toegestaan;
2. de afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 15 m;
3. de goothoogte van een trekkershut bedraagt maximaal 3 m;
4. een trekkershut bestaat uit maximaal 1 bouwlaag;
5. de onderlinge afstand tussen trekkershutten bedraagt minimaal 5 m.
b.
Vrijstelling
oppervlakte centrale voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2 sub a, voor het vergroten van de oppervlakte van de centrale
voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, met inachtneming van het
bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) en met dien verstande,
dat de overige centrale voorzieningen mogen worden vergroot met maximaal 50%
van de in lid 2 sub a opgenomen maximale oppervlakte, mits de
bedrijfseconomische noodzaak daartoe wordt aangetoond.
c.
Vrijstelling
afstand tot de bestemmingsgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2 sub a voor wat betreft de aan te houden afstand tot de
bestemmingsgrens, voor het bouwen tot een afstand van 7,5 m van de
bestemmingsgrens; deze vrijstelling kan niet worden verleend indien
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan
door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
d.
Vrijstelling
goothoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2 sub a, voor een goothoogte van de gebouwen van maximaal 6 m.
e.
Vrijstelling
aantal stacaravans
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het
bepaalde in lid 2 sub d, voor het vergroten van het aantal stacaravans tot
maximaal 90.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “dagrecreatie” zijn bestemd voor dag- en actieve recreatie in de bestemmingscategorieën:
Rma manege;
Rsv sportveld;
Rvt volkstuinen;
een en ander zoals nader aangeduid op de plankaart en met bijbehorende bebouwing en voorzieningen waaronder groenvoorzieningen, met dien verstande dat in de bestemmingscategorie Rvt geen horeca is toegestaan.
a. De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:
Dagrecreatie |
max. goothoogte gebouwen |
max. hoogte gebouwen |
max. hoogte bouwwerken, geen gebouw zijnde |
max. hoogte palen en masten |
Manege Sportveld: tribune cameratoren overig Volkstuinen |
4,8 m 6 m - 3,5 m 2,5 m |
9 m 8 m 7 m 7,5 m 3,5 m |
3 m 6 m 2 m |
10 m 10 m 6 m |
b. Daarnaast gelden de volgende bouwvoorschriften:
1. in de bestemmingscategorie “manege” zijn ten hoogste twee manegebedrijven toegestaan;
2. in de bestemmingscategorie “volkstuinen” mag per bestemmingsvlak maximaal één gebouw worden opgericht in de vorm van een gemeenschappelijke schuilgelegenheid en berging met een maximale oppervlakte van 50 m²;
3. in de bestemmingscategorie “volkstuinen” zijn vlakglasbakken toegestaan met een maximale hoogte van 0,8 m;
4. indien op de plankaart een bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dit percentage als maximaal bebouwingspercentage;
5. ten hoogste één dienstwoning is toegestaan, uitsluitend in de bestemmingscategorie “manege” en met inachtneming van de volgende maatvoering:
Bebouwing |
max. goothoogte |
max. hoogte |
max. inhoud |
max. opp. |
Dienstwoning Instructieruimte, opslag en kantoorruimte Bijgebouwen |
3,2 m 3,2 m 3 m |
8,4 m 8,4 m - |
800 m³ 720 m³ - |
- - 120 m² |
Burgemeester en wethouders zijn met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, sub b onder 5, voor een goothoogte van de dienstwoning van maximaal 6 m.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “woondoeleinden (W1, W2)” zijn bestemd voor woningen met bijbehorende bebouwing, tuinen, erven al dan niet met randbeplanting, alsmede voorzieningen.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
a. per bestemmingsvlak één hoofdgebouw, tenzij op de plankaart anders staat aangegeven;
b. de afstand van de voorgevel van een woning tot het hart van de weg mag niet minder bedragen dan 20 m;
c. per hoofdgebouw in de categorie W1 een maximale inhoud van 800 m³;
d. per hoofdgebouw in de categorie W2 een maximale inhoud van 600 m³;
e. en maximale hoogte van een hoofdgebouw van 10 m en een maximale goothoogte van 3,5 m;
f. bijgebouwen met per hoofdgebouw een oppervlakte van maximaal 120 m² en een goothoogte van maximaal 3 m;
g. bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 3 m.
a. Indien een bouwwerk op de plankaart nader is aangegeven als “karakteristiek bouwwerk”, dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, alsmede de situering op het perceel, zoals deze was op 26 augustus 2004, gehandhaafd te worden.
b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a, voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in lid 2 voor het betrokken bouwwerk, indien:
1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit, en/of
2. handhaving van het bepaalde onder a niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet opgeheven kunnen worden.
Ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van een woning mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis, tot een maximum van 50 m².
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 (beschrijving in hoofdlijnen), bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:
a. lid 2 sub e, voor het toestaan van een grotere goothoogte van het hoofdgebouw tot maximaal 6 m;
b. lid 4, voor het toestaan van de uitoefening van een beroep aan huis op ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van een woning tot een maximum van 75 m², onder de volgende voorwaarden:
1. de woning behoudt in hoofdzaak haar woonfunctie;
2. verlening van de vrijstelling brengt geen onevenredige toename van de verkeersaantrekkende werking met zich mee.
Ten aanzien van aanwezige randbeplanting is het bepaalde in artikel 22 van toepassing.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “bedrijfsdoeleinden” zijn bestemd voor bedrijven in de bestemmingscategorieën:
Bb bouwbedrijf;
Bht hoveniersbedrijf en tuincentrum;
daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangegeven.
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:
a. de hoogte en goothoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 10m respectievelijk 3,5 m bedragen;
b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
c. bedrijfsgebouwen dienen achter de bedrijfswoning te worden gebouwd, met dien verstande, dat, voor zover reeds bestaande bedrijfsgebouwen naast de bedrijfswoning aanwezig zijn, de bedrijfsgebouwen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning dienen te worden gebouwd;
d. per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met een maximale inhoud van 800 m³, een maximale hoogte van 10 m en een maximale goothoogte van 3,5 m;
e. de afstand van de voorgevel van een bedrijfswoning tot het hart van de weg mag niet minder bedragen dan 20 m;
f. per bedrijfswoning zijn bijgebouwen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 120 m² en een goothoogte van maximaal 3 m;
g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van palen en masten maximaal 10m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20), bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in lid 2 sub a, voor het toestaan van een grotere hoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 m;
b. het bepaalde in lid 2 sub a, voor het toestaan van een grotere goothoogte van de bedrijfsgebouwen tot maximaal 6 m;
c. het bepaalde in lid 2 sub c, voor het toestaan van een grotere goothoogte van de bedrijfswoning tot maximaal 6 m.
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een bouwvergunning kunnen burgemeester en wethouders, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20), nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing alsmede de landschappelijke inpassing van de bebouwing, indien en voorzover dit noodzakelijk is:
a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
d. ter bescherming van de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied;
e. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “maatschappelijke doeleinden” zijn bestemd voor maatschappelijke en overige bijzondere instellingen in de bestemmingscategorie:
Mbg begraafplaats
Mbb bosbeheer
Mvg verenigingsgebouwen
waar dat blijkens de verklaring op de plankaart als zodanig is aangegeven, een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen, watergangen, sloten en andere waterpartijen, alsmede voor parkeervoorzieningen.
De bebouwing dient te voldoen aan de volgende voorschriften:
a. gebouwen:
Bebouwing |
max. goothoogte |
max. hoogte |
max. opp. |
max. opp. per gebouw |
Begraafplaats Bosbeheer Verenigingsgebouwen |
3 m 3,5 m 3,5 m |
6 m 6 m 6 m |
400 m² 180 m² 1.600 m² |
- - 200 m² |
b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande, dat de hoogte van palen en masten maximaal 6m mag bedragen.
Burgemeester en wethouders zijn, met inachtneming van het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20), bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2. sub a., voor het toestaan van een maximale oppervlakte van 400 m² van verenigingsgebouwen, met dien verstande, dat de gezamenlijke oppervlakte van de verenigingsgebouwen niet meer mag bedragen dan 1.600 m².
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “verkeersdoeleinden” zijn bestemd voor wegen, water, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van
5 m, met dien verstande dat de hoogte van seinpalen, bovenleidingen, (licht)masten en verwijsborden 12 m² mag bedragen.
De gronden op de plankaart aangeduid met de bestemming “Waterstaatsdoeleinden” zijn bestemd voor:
a. waterkering en daarbij behorende voorzieningen;
b. fiets- en voetpaden, bermen en sloten;
c. instandhouding en ontwikkeling van aldaar voorkomende natuur- en landschapwaarden;
d. vrijwaringszone, voor zover het betreft de nader als zodanig op de plankaart aangegeven gronden.
Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van niet meer dan 3 m.
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
1. De gronden gelegen binnen 10 m uit de as van de als zodanig bestemde watergangen, mits minimaal 5 m uit de insteek zijn tevens bestemd ten behoeve van het waterschapsbelang.
2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale hoogte van 2 m, een en ander indien het waterschapsbelang hierdoor niet wordt belemmerd, in verband waarmee het waterschap gehoord wordt.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor wat betreft het oprichten van:
a. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand mits geen strijd ontstaat met het waterschapsbelang, in verband waarmee het waterschap gehoord wordt;
b. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het waterschapsbelang, met een maximale hoogte van 10 m.
4. Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
1. De gronden gelegen binnen 3 m ter weerszijden van de op de plankaart aangegeven rioolpersleiding zijn tevens bestemd voor de bescherming van een rioolpersleiding.
2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouwtje een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m².
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.
4. Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
1. De gronden gelegen binnen 20 m ter weerszijden van de op de plankaart aangegeven aardgastransportleiding zijn tevens bestemd voor de bescherming van een aardgastransportleiding.
2. Op de in lid 1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwtjes ten behoeve van het leidingbeheer, met per gebouwtje een maximale bebouwde oppervlakte van 100 m².
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de aardgastransportleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.
4. Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
1. De gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven “zone ten behoeve van de archeologische waarden, hoge indicatieve verwachtingswaarde” en “zone ten behoeve van de archeologische waarden, middelhoge indicatieve verwachtingswaarde” zijn primair bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
2. Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
De in het gebied voorkomende functies, zoals wonen, verkeer, recreatie enzovoorts, zijn in het plan vastgelegd. Deze functies zijn afgewogen in relatie tot de landbouw en natuur. De doeleinden en bouwmogelijkheden van de bestaande functies zijn vastgelegd in verschillende aparte bestemmingen.
Om in het plan sturing te kunnen geven aan nieuwe ontwikkelingen is een ontwikkelingsvisie opgesteld. Deze geeft met betrekking tot functieveranderingen en uitbreidingen van bestaande functies het beleidskader voor het te voeren ruimtelijk beleid voor de toekomst aan.
De beschrijving in hoofdlijnen wordt gebruikt voor het toetsen van flexibiliteitsbepalingen (vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden), het stellen van nadere eisen en het toetsen van aanlegvergunningaanvragen.
In de ontwikkelingsvisie is het gewenste streefbeeld van de verschillende functies geschetst. De ontwikkelingsvisiekaart maakt deel uit van deze beschrijving in hoofdlijnen. Ook de toetsingscriteria, welke zijn opgenomen in de wijzigingsbepalingen in artikel 21, hangen nauw samen met deze beschrijving in hoofdlijnen.
Op langere termijn zal het huidige plangebied van het plan nagenoeg geheel van karakter veranderen. Op de bestaande natuurgebieden en een klein stukje agrarisch gebied ten noordoosten van het plangebied na, zal het gebied geleidelijk veranderen in een stedelijk gebied met woon- en werkfuncties en noodzakelijke voorzieningen, zoals wegen en recreatieve voorzieningen. De uitbreiding van de huidige woonkern is noodzakelijk teneinde de groeiende bevolking een blijvende plaats te kunnen bieden in de gemeente. Deze ontwikkelingen blijven echter grotendeels buiten het kader van het plan en zullen te zijnertijd in afzonderlijke bestemmingsplannen worden opgenomen. De toepassing van de flexibiliteitsbepalingen van het plan (vrijstellings- en wijzigingsbepalingen) zullen de voorgenomen ontwikkelingen echter niet mogen doorkruisen.
Het maken van onderscheid tussen de keuzes voor het plan en de keuzes voor de langere termijn is van wezenlijk belang. Bestaande functies zijn in beginsel gerespecteerd en positief bestemd. Daarnaast wordt ook richting gegeven aan nieuwe ontwikkelingen. Zo bevatten de regelingen voor de bestaande functies de nodige flexibiliteit.
Naast deze vorm van flexibiliteit en uitbreidingsmogelijkheden bevat het plan een regeling voor:
- ontwikkelingen die als gevolg van rijks- en/of provinciaal beleid of particuliere initiatieven ruimte zullen moeten krijgen in het buitengebied, zoals onder andere de ontwikkeling en realisatie van verbindingszones als onderdeel van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur;
- enkele, nader omschreven, ontwikkelingen in het buitengebied die verband houden met de uitbreiding van de kern Urk in oostelijke richting.
Voornoemde ontwikkelingen zijn uitgewerkt door middel van de in het plan opgenomen flexibiliteitsbepalingen. De ontwikkelingen zijn op de bij deze voorschriften behorende "ontwikkelingsvisiekaart" aangegeven.
Het betreft uitdrukkelijk niet de grootschalige uitbreidingsplannen voor woningbouw, voorzieningen en infrastructuur. Deze plannen hebben dermate grote gevolgen voor de inwoners dat daarvoor afzonderlijke bestemmingsplanprocedures worden gevolgd.
Het beleid zoals neergelegd in het plan is gericht op het behoud van de Noordoostpolder (polderidentiteit), met het assenkruis dat gevormd wordt door structuurbepalende elementen als het verkavelingspatroon, de openheid, de Urkervaart en hoofdwegen, de boerderijen met clusters landarbeiderswoningen enzovoort, waarbij gestreefd wordt naar:
1. het beschermen van de bos- en natuurfunctie en het versterken van deze functie door middel van de ontwikkeling van nieuwe natuur in de vorm van ecologische verbindingszones om de bestaande natuurgebieden meer in samenhang met elkaar te brengen (ecologische hoofdstructuur);
2. het handhaven van de agrarische functie, waarbij rekening moet worden gehouden met de aanwezige landschappelijke en natuurwaarden in het gebied, waaronder begrepen de op de erven aanwezige randbeplanting alsmede de groensingels langs de hoofdwegen;
3. het handhaven en versterken van het functioneren van de recreatieve en toeristische sector door het scheppen van de ruimtelijke voorwaarden waarbinnen een gezonde economische bedrijfsvoering van bestaand en eventueel nieuw aanbod mogelijk is of wordt en waarbij de aantrekkingskracht van de gemeente Urk als toeristische bestemming wordt verhoogd.
Ondanks het streven naar handhaving van de agrarische functie voor de korte en middellange termijn zal deze functie in de planperiode geleidelijk aan plaats gaan maken voor meer stedelijke functies. De beëindiging van agrarische activiteiten leidt tot het vrijkomen van agrarische bebouwing. Voor een deel zal deze bedrijfsbebouwing kunnen worden gesloopt. De voormalige bedrijfswoning kan worden gewijzigd in de bestemming wonen.
Om adequaat antwoord te kunnen geven op het vrijkomen van deze bedrijfsgebouwen wordt onder strikte voorwaarden de mogelijkheid geboden de gebouwen her te gebruiken voor bepaalde niet-agrarische functies of deze gebouwen te slopen in ruil voor een extra woningkavel. De voorwaarden voor deze mogelijkheden zijn in artikel 21 opgenomen.
De ontwikkeling van niet-agrarische functies en/of een extra woningkavel wordt niet overal even geschikt geacht. Er is om deze reden een zonering opgenomen op de kaart “ontwikkelingsvisie”.
De zonering is als volgt:
- de bebouwing in de zone “Domineesweg en Karel Doormanweg” biedt mogelijkheden voor specifiek niet-agrarisch hergebruik, in aansluiting op het gebied dat is aangemerkt als toekomstig bedrijventerrein (woonwerkzone);
- de bebouwing langs de Urkerweg en Staartweg biedt naast mogelijkheden voor specifiek niet-agrarisch hergebruik, mogelijkheden voor meer op (verblijfs)recreatie gerichte activiteiten, gelet op de functie van beide wegen als entreegebied (woonrecreatiezone) en in aansluiting op reeds bestaande recreatieve activiteiten (manege, volkstuincomplex) in de zone langs de Staartweg;
- het gebied tussen de Domineesweg - Urkerweg, Urkerweg - Staartweg leent zich voorts goed voor functiewijziging naar wonen, gelet op het gegeven dat het gebied binnen nu en 15 tot 20 jaar nagenoeg in het geheel wordt ontwikkeld tot een woongebied (zone wonen).
In het plan wordt ruimte geboden voor de opvang van water, bijvoorbeeld in combinatie met de versterking en ontwikkeling van (nieuwe) natuurwaarden (het Toppad, de Urkervaart als verbindingszone). In het plan is een ontwikkeling naar recreatief medegebruik van een deel van het Toppad opgenomen.
Het realiseren van groene schermen, bestaande uit een laan of een houtwal, in combinatie met een weg of een pad voor langzaam verkeer, wordt gestimuleerd.
Aan de noordkant van de Urkervaart is in de ontwikkeling van natuur en oevergebonden natuur voorzien, en langs het Urkerdwarspad in de ontwikkeling van met name droge natuur, teneinde aldaar ecologische verbindingszones te creëren.
a. De in de leden 3 tot en met 11 omschreven wijzigingsbevoegdheden zijn uitsluitend van toepassing voor zover de kaart “ontwikkelingsvisie” daarin voorziet.
b. Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in de volgende leden, dient te worden aangetoond dat:
1. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet in onevenredig mate zullen worden geschaad;
2. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad;
3. het plan uitvoerbaar is, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid;
4. geen onevenredige toename van hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies optreedt.
c. Bij het uitvoering geven aan een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de volgende leden kunnen voorwaarden worden gesteld in verband met de landschappelijke inpassing.
d. Rekening dient te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Daartoe zal onderzoek worden verricht.
e. Bij het nemen van een beslissing omtrent de in de volgende leden omschreven wijzigingsbevoegdheden wordt het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) in acht genomen.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het vergroten van de grenzen van een agrarisch bouwperceel, met inachtneming van het volgende:
a. de oppervlakte van het agrarische bouwperceel mag maximaal 1,5 ha bedragen;
b. aangetoond dient te worden dat het vergroten noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
c. er dient te worden gestreefd naar een compacte bouwperceelsvorm;
d. de verkeersveiligheid ter plaatse mag niet worden aangetast;
e. de natuur- en landschapswaarden mogen niet in onevenredige mate worden geschaad.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwperceel, dan wel een op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “functieverandering voormalige agrarische bedrijven“ aangegeven perceel, in niet-agrarische bedrijvigheid, voor zover het betreft percelen zoals aangegeven op de kaart “ontwikkelingsvisie”, met inachtneming van het volgende:
a. het nieuw te vestigen bedrijf betreft kan worden aangemerkt als een landelijk bedrijf of staat vermeld in de bij deze voorschriften behorende bijlage “Lijst nieuwvestiging niet-agrarische bedrijvigheid (als nevenactiviteit of als volledige omschakeling)”, of is voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar met een in genoemde bijlage vermeld bedrijf, met dien verstande, dat agrarische loonwerkbedrijven en landbouwmechanisatiebedrijven niet zijn toegestaan;
b. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen (bestemde) terrein zal plaatsvinden;
c. buitenopslag is niet toegestaan;
d. hergebruik of nieuwbouw is uitsluitend toegestaan tot maximaal 1.000 m² onder de volgende voorwaarden:
1. bij de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 120 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
2. de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen ten aanzien van het omzetten, voor wat betreft de op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “natuurontwikkeling” aangeduide gronden, van de bestemming “agrarische doeleinden” in de bestemming “natuur” ten behoeve van bos- of natuurontwikkeling, met inachtneming van het bepaalde in de Boswet.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders de gronden met de bestemming “agrarische doeleinden” wijzigen voor zover zij op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “groenschermen” dan wel “wegbegeleidende beplanting” zijn aangeduid, ten behoeve van het toevoegen van het doeleind “opgaande beplanting” in de doeleindenomschrijving van artikel 5 lid 1 alsmede een nadere aanduiding ter zake op de plankaart.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders de gronden met de bestemming “natuur” wijzigen voor zover zij op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “recreatief medegebruik” zijn aangeduid, ten behoeve van het toestaan van extensieve recreatie in het natuurgebied Toppad. Wijziging kan uitsluitend plaatsvinden mits geen schade wordt toegebracht aan de bestaande natuurwaarden van het Toppad.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwperceel, dan wel een op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “functieverandering voormalige agrarische bedrijven” aangegeven perceel in recreatieve bedrijvigheid, voor zover het betreft percelen aangegeven op de kaart “ontwikkelingsvisie”, met inachtneming van het volgende:
a. bij woningen dient de na bedrijfsbeëindiging overtollig geworden bedrijfsbebouwing gesloopt te worden, met dien verstande dat per woning 120 m² aan bijgebouwen is toegestaan;
b. de beoogde recreatieve functies voor het gebied zijn:
1. toeristisch kamperen in de vorm van tenten, toercaravans en kampeerauto’s;
2. parkeren;
3. dagrecreatief gebruik;
4. pensionvoorziening bij woningen met dien verstande dat deze binnen de bestaande bebouwing dient plaats te vinden;
c. verblijfsrecreatief gebruik in de vorm van zomerhuisjes en stacaravans is niet toegestaan;
d. de ontwikkeling van het gebied dient bij te dragen aan een kwaliteitsverbetering voor de verblijfsrecreatieve omgeving;
e. maximaal 1 toiletgebouw ten behoeve van het toeristisch kamperen is toegestaan met een maximale totale oppervlakte van 32 m² en een maximale hoogte van 4 m;
f. maximaal 1 gebouw ten behoeve van de dagrecreatieve functie is toegestaan met een maximale totale oppervlakte van 32 m² en een maximale hoogte van 4 m.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwperceel, dan wel een op de kaart “ontwikkelingsvisie” met “functieverandering voormalige agrarische bedrijven” aangegeven perceel in wonen, voor zover het betreft percelen zoals aangegeven op de kaart “ontwikkelingsvisie”, met inachtneming van het volgende:
a. per voormalig agrarisch bouwperceel is ten hoogste 1 extra woning toegestaan alleen op het achtererf en tenminste 40 m achter de voorgevelrooilijn van de bestaande woning;
b. bij woningen dient de na bedrijfsbeëindiging overtollig geworden bedrijfsbebouwing gesloopt te worden, met dien verstande dat per woning 120 m² aan bijgebouwen is toegestaan, alleen op het achtererf en tenminste 40 m achter de voorgevelrooilijn van de bestaande woning;
c. voor het overige is na wijziging het bepaalde in artikel 11 van overeenkomstige toepassing.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft de op de kaart “ontwikkelingsvisie” aangeduide gronden ten behoeve van het inrichten van deze gronden als ecologische verbindingszone met een breedte van tenminste 10m en ten hoogste 50 m.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft gronden met de nadere aanduiding “wijzigingsgebied detailhandel” ten behoeve van het toestaan van detailhandel in ruitersportartikelen, een en ander zoals aangegeven op de kaart “ontwikkelingsvisie” en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de agrarische functie op het perceel blijft gehandhaafd;
b. op de bebouwing en de daarbij behorende bijgebouwen is na wijziging het bepaalde in artikel 5 van toepassing.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen van de gronden met de nadere aanduiding “wijzigingsbevoegdheid hoveniersbedrijf en tuincentrum”, een en ander zoals aangegeven op de kaart “ontwikkelingsvisie” en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. bebouwing is toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 400 m²;
b. op de gronden is na wijziging het bepaalde in artikel 12 van toepassing.
a. Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door op één of meer locaties de “zone ten behoeve van de archeologische waarden” als bedoeld in artikel 19 te verwijderen, indien:
1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
b. Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door één of meer locaties te bestemmen voor “zone ten behoeve van de archeologische waarden” als bedoeld in artikel 19, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:
|
andere werken |
|||||||
a |
b |
c |
d |
e |
f |
g |
h |
|
Bestemmingen |
|
|||||||
Agrarisch gebied |
- |
x |
- |
x |
- |
- |
- |
x |
Bos |
x |
- |
x |
x |
- |
x |
x |
x |
Natuurgebied |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
Waterstaatsdoeleinden |
x |
x |
- |
x |
x |
x |
x |
- |
Woondoeleinden |
|
x |
|
|
|
|
|
|
Gronden met de zone |
|
|||||||
t.b.v.
waterschapsbelang |
- |
x |
- |
- |
x |
x |
- |
- |
t.b.v. riooltransportleiding |
x |
x |
x |
- |
x |
x |
- |
- |
t.b.v. aardgastransportleiding |
x |
x |
x |
- |
x |
x |
- |
- |
t.b.v. de archeologische waarden, gebied met hoge indicatieve
verwachtingswaarde |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
t.b.v. de archeologische waarden, gebied met middelhoge
indicatieve verwachtingswaarde |
|
|
|
x |
|
|
x |
|
x aanlegvergunningplichtig
- niet
aanlegvergunningplichtig
andere werken:
a. het vergraven en egaliseren van gronden;
b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters, alsmede het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen voor zover het betreft de bestemming agrarisch gebied en de bestemming woondoeleinden;
c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
d. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
e. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
f. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
g. diepploegen, zijnde het extra diep –ca. 0,4 m of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
h. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
2. Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het ander-werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogd te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3. Bij de afweging als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval betrokken de doeleindenomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming en/of zone alsmede het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20).
4. Geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 1 is vereist voor:
a. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b. andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
1. Het is verboden de onbebouwde grond en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
2. Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
a. een gebruik van de gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
b. een gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
c. een gebruik voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf en van detailhandel in ruitersportartikelen op gronden ten aanzien waarvan het plan is gewijzigd als bedoeld in artikel 21 lid 10;
d. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein, met uitzondering van gronden met de bestemming “verblijfsrecreatie”;
e. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
f. een gebruik voor militair oefenterrein met motorvoertuigen;
g. een gebruik voor een seksinrichting.
3. Onder verboden gebruik in verband met de bestemming “woondoeleinden (W1, W2)” wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats.
4. Onder verboden gebruik in verband met de bestemming “bedrijfsdoeleinden” wordt in ieder geval verstaan een gebruik voor bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer, alsmede een gebruik van de gronden als stort- en/of opslagplaats.
5. Onder verboden gebruik is verband met de bestemming “water” wordt in ieder geval verstaan een gebruik als ligplaats voor woonschepen.
6. Onder verboden gebruik in verband met de bestemming “verblijfsrecreatie” wordt in ieder geval verstaan een gebruik voor permanente bewoning.
7. Onder verboden gebruik in verband met de bestemming “verkeersdoeleinden” wordt in ieder geval verstaan een gebruik als verkooppunt voor motorbrandstoffen.
8. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in lid 1 gestelde verbod indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de voorschriften van het plan ten behoeve van:
a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voorzover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen, voorzover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart;
c. het overschrijden van de op de plankaart en in de voorschriften aangegeven maten, minimale en maximale afmetingen van bebouwing en terreinen met maximaal 10%;
d. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van palen en masten, met een hoogte van maximaal 15 m, mits de noodzaak in het kader van de bedrijfsvoering wordt aangetoond.
2. Bij het nemen van een beslissing omtrent een van de hierboven genoemde vrijstellingbepalingen wordt het bepaalde in de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 20) in acht genomen.
3. Vrijstellingen als bedoeld in lid 1 kunnen niet worden verleend voor:
a. bouwwerken, in de bestemming “natuur";
b. verkooppunten voor motorbrandstoffen.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing en beplanting in verband met in acht te nemen afstanden tot wegen ten aanzien van de verkeersveiligheid en in verband met in acht te nemen afstanden tot watergangen.
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot wijziging van het plan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de volgende procedure van toepassing:
1. het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor eenieder ter inzage;
2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen, alsmede door publicatie in de Staatscourant;
3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzageligging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
4. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed;
5. Burgemeester en wethouders doen Gedeputeerde Staten hun besluit tot wijziging zo spoedig mogelijk toekomen, zulks onder toezending in voorkomend geval van de daartegen ingekomen zienswijzen;
6. goedkeuring van Gedeputeerde Staten is niet van toepassing, indien Gedeputeerde Staten op grond van artikel 11, zevende lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij goedkeuring van het plan anders hebben bepaald en tegen het ontwerp tot wijziging geen zienswijzen zijn ingediend.
Overtreding van de verboden vervat in artikel 22, lid 1 en artikel 23, lid 1 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat, dan wel nadien wordt gebouwd of kan worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en dat afwijkt van dit plan mag, behoudens onteigening, gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd, mits het bouwwerk niet wordt vergroot, in de aard van het bouwwerk geen verandering wordt aangebracht, tenzij deze in overeenstemming of meer in overeenstemming met het plan wordt gebracht en geen andere afwijkingen van het plan ontstaan.
2. Een bouwwerk dat afwijkt van dit plan mag, behoudens onteigening, na teniet gaan door een calamiteit, geheel worden vernieuwd, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 3 jaar na de calamiteit en het bouwwerk, indien mogelijk, zodanig wordt gesitueerd dat de vóór de calamiteit bestaande afwijkingen ten aanzien van de bebouwingsgrens aan de wegzijde worden opgeheven.
3. De bouwvergunning kan slechts worden geweigerd in verband met onteigening, indien de gemeenteraad voor de dag, waarop de aanvraag is ontvangen, een onteigeningsbesluit heeft genomen.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 voor wat betreft de vergroting van de inhoud van de afwijkende gebouwen van 10% van de oorspronkelijke inhoud op het in lid 1 genoemde tijdstip en met inachtneming van het overige in dit artikel bepaalde, mits deze vergroting niet reeds eerder krachtens een overgangsbepaling heeft plaatsgevonden.
1. Een gebruik van de onbebouwde grond en/of de opstallen, dat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestond en dat afwijkt van de bestemming en/of voorschriften, mag worden voortgezet en/of gewijzigd, mits het gewijzigde gebruik niet in meerdere mate gaat afwijken van het plan.
2. Indien het gebruik als bedoeld in lid 1 gedurende een ononderbroken tijdvak van 3 jaar gestaakt is geweest, is het verboden om dit gebruik te hervatten.
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Dit plan kan worden aangehaald als "Bestemmingsplan Buitengebied”.
Vastgesteld door de Raad der gemeente Urk, d.d. 27 januari 2005.
De Griffier: De Voorzitter:
…………………… ………………..
27 januari 2005
Lijst nieuwvestiging
niet-agrarische bedrijven (als nevenactiviteit of als volledige omschakeling)
CATEGORIE |
SBI |
OMSCHRIJVING |
Zone Domineesweg |
Zone Urkerweg |
Zone Staartweg |
|
01 |
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V.
DE LANDBOUW |
|
|
|
3 |
014 |
dienstverlening t.b.v. de landbouw |
+ |
+ |
+ |
1 |
0141.1 |
hoveniersbedrijven |
+ |
+ |
+ |
|
02 |
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW |
|
|
|
3 |
020 |
bosbouwbedrijven |
+ |
+ |
+ |
|
|
verwerking van (streek)eigen
producten |
+ |
+ |
+ |
|
18 |
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN
EN VERVEN V. BONT |
|
|
|
2 |
182 |
vervaardiging van kleding en
–toebehoren (excl. van leer) |
+ |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN
ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. |
|
|
|
2 |
2010.2205 |
Ambachtelijk houtconservering,
kurkwaren-, riet- en vlechtwerk |
+ |
+ |
+ |
|
22 |
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE
|
|
|
|
1 |
221 |
uitgeverijen (kantoren) |
+ |
- |
- |
2 |
2222.6 |
kleine drukkerijen en
kopieerinrichtingen |
+ |
- |
- |
1 |
2223 |
grafische afwerking |
+ |
- |
- |
2 |
2223 |
binderijen |
+ |
- |
- |
2 |
2224 |
grafische reproductie en zetten |
+ |
- |
- |
2 |
2225 |
overige grafische activiteiten |
+ |
- |
- |
1 |
223 |
reproductiebedrijven opgenomen media |
+ |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
33 |
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN
OPTISCHE APPARATEN |
|
|
|
2 |
33 |
bedrijven voor medische en optische
apparaten |
+ |
- |
- |
|
36 |
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE
GOEDEREN |
|
|
|
2 |
362 |
fabricage van munten, sieraden e.d. |
+ |
- |
- |
2 |
363 |
muziekinstrumentenfabrieken |
+ |
- |
- |
|
50 |
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S,
MOTORFIETSEN; BENZINESTATIONS |
|
|
|
1 |
5020.4 |
autobeklederijen |
+ |
- |
- |
2 |
5020.5 |
autowasserijen |
+ |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
51 |
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING |
|
|
|
1 |
511 |
handelsbemiddeling (kantoren) |
+ |
- |
- |
2 |
5121 |
grth in akkerbouwproducten en veevoeders |
+ |
- |
- |
2 |
5122 |
grth in bloemen en planten |
+ |
- |
- |
2 |
5125, 5131 |
grth in ruwe tabak, groenten, fruit
en consumptie aardappelen |
+ |
- |
- |
2 |
5132, 5133 |
grth in vlees, vleeswaren,
zuivelproducten eieren, spijsoliën en vetten |
+ |
- |
- |
2 |
5134 |
grth in dranken |
+ |
- |
- |
2 |
5135 |
grth in tabaksproducten |
+ |
- |
- |
2 |
5136 |
grth in suiker, chocolade en
suikerwerk |
+ |
- |
- |
2 |
5137 |
grth in koffie, thee, cacao en
specerijen |
+ |
- |
- |
2 |
5138,5139 |
grth in overige voedings- en genotmiddelen |
+ |
- |
- |
2 |
514 |
grth in overige consumentenartikelen |
+ |
- |
- |
|
5151.1 |
grth in vaste brandstoffen: |
|
|
|
2 |
5162 |
grth in machines en apparaten |
+ |
- |
- |
2 |
517 |
overige grth (bedrijfsmeubels,
emballage, vakbenodigdheden e.d.) |
+ |
- |
- |
|
52 |
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V.
PARTICULIEREN |
|
|
|
2 |
5211 |
tuincentrum |
- |
+ |
+ |
1 |
527 |
reparatie t.b.v. particulieren
(excl. auto's en motorfietsen) |
+ |
- |
- |
|
55 |
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING |
|
|
|
2 |
5511, 5512 |
hotels en pensions met keuken |
- |
+ |
+ |
2 |
553 |
restaurants,
cafetaria's, snackbars, |
- |
+ |
+ |
2 |
5552 |
cateringbedrijven |
+ |
+ |
+ |
|
64 |
POST EN TELECOMMUNICATIE |
|
|
|
2 |
641 |
post- en koeriersdiensten |
+ |
- |
- |
1 |
642 |
telecommunicatiebedrijven |
+ |
- |
- |
|
70 |
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND
GOED |
|
|
|
1 |
70 |
verhuur van en handel in onroerend
goed |
+ |
- |
- |
|
71 |
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES |
|
|
|
2 |
714 |
verhuurbedrijven voor roerende goederen
n.e.g. |
+ |
- |
- |
2 |
714 |
caravanstalling |
+ |
+ |
+ |
|
72 |
COMPUTERSERVICE- EN
INFORMATIETECHNOLOGIE |
|
|
|
1 |
72 |
computerservice- en informatietechnologie |
+ |
- |
- |
|
|
|
|
|
|
|
73 |
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK |
|
|
|
2 |
731 |
natuurwetenschappelijk speur- en
ontwikkelingswerk |
+ |
- |
- |
1 |
732 |
maatschappij- en
geesteswetenschappelijk onderzoek |
+ |
- |
- |
|
74 |
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING |
|
|
|
1 |
74 |
overige zakelijke dienstverlening:
kantoren |
+ |
- |
- |
|
85 |
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG |
|
|
|
1 |
8512, 8513 |
artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
+ |
- |
- |
1 |
8514, 8515 |
consultatiebureaus |
+ |
- |
- |
2 |
853 |
Verpleeghuizen kleinschalig |
+ |
- |
- |
|
- |
Zorgboerderijen |
+ |
+ |
+ |
|
91 |
DIVERSE ORGANISATIES |
|
|
|
2 |
9131 |
kerkgebouwen e.d. |
+ |
+ |
+ |
3 |
9133.1 |
clubhuizen |
+ |
+ |
+ |
3 |
9133.1 |
hondendressuurterreinen |
- |
+ |
+ |
|
92 |
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE |
|
|
|
2 |
921, 922 |
studio's (film, TV, radio, geluid) |
- |
+ |
+ |
2 |
9234 |
muziek- en balletscholen |
- |
+ |
+ |
2 |
9234.1 |
dansscholen |
- |
+ |
+ |
1 |
9251, 9252 |
musea, ateliers, e.d. |
- |
+ |
+ |
2 |
9261.2 |
bowlingcentra |
- |
+ |
+ |
3 |
9261.2 |
maneges |
- |
+ |
+ |
2 |
9262 |
sportscholen |
- |
+ |
+ |
1 |
9302 |
schoonheidsinstituten |
- |
+ |
+ |
2 |
9304 |
badhuizen en saunabaden |
- |
+ |
+ |
3 |
9305 |
dierenasiels en
-pensions |
- |
+ |
+ |
|
- |
dierenartsenpraktijken |
+ |
+ |
+ |
|
- |
kanoverhuurbedrijven |
- |
+ |
- |
|
- |
speelplaatsen |
- |
+ |
+ |
|
- |
kinderboerderijen |
- |
+ |
+ |
+ = toegestaan
- = niet
toegestaan