Hoofdstuk 1                     Inleidende regels

 

Artikel 1                          Begrippen

 

a.       Plan

Het bestemmingsplan Autorijschool Logtenberg Ommen-Oost van de gemeente Ommen.

 

b.       Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.20091003003-va02.

 

c.       Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

d.       Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

e.       Bebouwing

          Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

f.        Bestemmingsgrens

          De grens van een bestemmingsvlak.

 

g.       Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

h.       Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.


i.        Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of    ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

j.        Bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

                                               

k.       Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

l.            Peil

Voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

          In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.                                                                                



Artikel 2                          Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.       De goothoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.       De inhoud van een bouwwerk

          Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

          Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De oppervlakte van een bouwwerk

          Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.        Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

          Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.