Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2007, 2e partiële herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0173.BP16035-va03

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden met een hoge archeologische verwachting zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen( artikel 3 tot en met 6) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken
  1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2  ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  2. Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3.1  is niet vereist, indien:
    1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
    2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    3. het nieuw te bouwen oppervlakte kleiner is dan 250m2;
  3. Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 3.1  , wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
  4. In geval van verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen is het aan de gemeente Oldenzaal of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de volgende weken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en over een oppervlakte groter dan 250m2, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen; egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; 
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; 
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
6.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 6 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen, met name werkzaamheden voor bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijn en werkzaamheden;
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds eerder verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
6.4.3 Procedure
  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1  vergunning wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 wordt niet eerde verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk archeologisch deskundige.