Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2007, 2e partiële herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0173.BP16035-va03

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf; het weiden van vee en/of verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  2. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  3. schuilstallen en veldschuren, voor zover gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet en zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  4. de waterhuishouding en waterlopen, daaronder begrepen het ten dienste van landinrichting en natuurwaarden aanleggen dan wel verleggen van waterlopen, beken daaronder begrepen;
  5. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  6. lage boogkassen binnen een afstand van 50 m tot gronden met de bestemming 'Agrarisch - Bouwblok' en tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
  7. een reclamemast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'reclamemast';
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest en reclamemast en terreinen. 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
  2. kuilvoerplaten en sleufsilo's mogen worden opgericht binnen een zone van 50 m rondom de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Bouwblok';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'reclamemast' een bouwhoogte geldt van niet meer dan 23,50 m voor de reclamemast, terwijl de gezamenlijke oppervlakte van de reclame-uitingen van deze mast niet meer dan 120m2 mag bedragen met dien verstande dat per zijde de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40 m2 met een maximale breedte van 5 m. De bouwhoogte van het bijbehorende hekwerk mag niet meer dan 2 m bedragen en voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 sub c  dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 30 m, mits de afwijking past binnen het advies van de directie Dienst vastgoed Defensie van het ministerie van Defensie. 
3.3.2 Afwegingskader
Een in artikel 3 lid 3.1  genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
 
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren;
  1. het aanleggen of verharden van wegen, voet- fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100m2, met uitzondering van:
    • het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van bouwpercelen;
    • het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel, de afstand tussen kuilvoerplaats en/of sleufsilo en het bouwperceel mag hierbij niet meer dan 50 m bedragen;
    • het aanbrengen van koe- en kavelpaden;
  2. het bewerken c.q. gebruiksklaar maken van gronden voor de uitoefening van containerteelt. 
3.4.2 Uitzondering op verbod
Het in artikel 3 lid 4.1  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke;
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Verlening omgevingsvergunning
De in artikel 3 lid 4.1  genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.