direct naar inhoud van 3.9 Luchtkwaliteit
Plan: Jufferbeek - Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP14005-va01

3.9 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het plan brengt ontwikkelingen met zich mee die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit. Ten behoeve van het bestemmingsplan " Jufferbeek-Zuid" is door ARCADIS een onderzoek uitgevoerd naar de verspreiding van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Voor zwaveldioxide en koolmonoxide geldt dat in Nederland nauwelijks overschrijding van de normen plaatsvindt of wordt verwacht. Voor het Besluit luchtkwaliteit in 2001 in werking trad, golden in Nederland voor deze stoffen vergelijkbare grenswaarden, waardoor maatregelen om aan de grenswaarden te voldoen al zijn genomen. Hoewel de norm voor benzeen in het Besluit luchtkwaliteit 2005 is aangescherpt, zal de bijdrage van het bedrijventerrein minimaal zijn. Het verschil tussen de achtergrondconcentratie en de norm is voor deze drie stoffen te groot om door directe dan wel indirecte bijdrage van het bedrijventerrein te kunnen worden opgevuld. Voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen in beginsel wel overschrijdingen van de norm plaatsvinden.

De invloed van het bedrijventerrein op de luchtkwaliteit is opgedeeld in twee onderdelen. De activiteiten op het bedrijventerrein hebben een directe invloed op de luchtkwaliteit in de omgeving van het terrein. Het gaat hierbij om de bedrijfsactiviteiten en de ondersteunende processen (intern transport, ontstoffing/afzuiging/ventilatie en opslag gerelateerd). Daarnaast heeft de verkeersaantrekkende werking van de bedrijven een indirecte invloed op de luchtkwaliteit langs de ontsluitingswegen (zowel personenvervoer als aan- en afvoer van grond- en hulpstoffen en producten).

Het onderzoek is voor de volgende situaties uitgevoerd:

  • Directe invloed: van bedrijventerrein in 2008, 2010, 2015 en 2020 voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) met volledige invulling van het bedrijventerrein in 2008 (worst case benadering).
  • Indirecte invloed: realisatie jaar (2008) en de autonome ontwikkeling voor de jaren 2010, 2015 en 2020 met het plan (Jufferbeek-Zuid).
  • Cumulatie van wegverkeer en bedrijventerrein.

Directe invloed

In het onderzoek is er geen rekening mee gehouden dat door de verhoogde aandacht voor het aspect luchtkwaliteit en strengere emissie-eisen de emissie in de toekomst zal dalen en met name voor nieuw te realiseren bedrijven lager zal zijn dan het landelijk gemiddelde. Dit is een 'worst case' benadering. De concentratiebijdrage fijn stof en stikstofdioxide als gevolg van het bedrijventerrein Jufferbeek-Zuid is berekend op de grens van het industrieterrein. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met Standaardrekenmethode 3 conform de Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit. Ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof wordt met de realisatie van bedrijventerrein in alle situaties voldaan aan de eisen die gesteld worden in het Besluit Luchtkwaliteit 2005.

Indirecte invloed

De concentratiebijdrage fijn stof en stikstofdioxide van de autonome situatie met realisatie van het bedrijventerrein is berekend langs de ontsluitingswegen. De verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd met Standaardrekenmethode 2 conform de Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit. Ten aanzien van stikstofdioxide en fijn stof wordt met de realisatie van bedrijventerrein in alle situaties voldaan aan de eisen die gesteld worden in het Besluit Luchtkwaliteit 2005.

Cumulatie directe en indirecte invloed

De cumulatie NO2 van directe en indirecte invloed langs N342 in het maatgevende situatiejaar 2008/2010 voldoet aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor de jaargemiddelde concentratie NO2 aan de zijde van recreatiegebied. De cumulatie NO2 langs de N342 (zuid) aan de zijde van bedrijventerrein voldoet in 2010 eveneens aan de grenswaarde van 40 µg/m³ als gevolg van in april 2007 aangepaste verwachting van de achtergrondconcentratie. In 2015 en 2020 wordt bij cumulatie van NO2 in alle gevallen voldaan aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor het jaargemiddelde concentratie. Voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is aan beide zijden van de N342 geen overschrijding van de grenswaarde geconstateerd. De toekomstige concentraties zullen nog lager zijn omdat de emissiecijfers voor wegverkeer ook naar beneden zijn bijgesteld.