direct naar inhoud van 3.11 Ecologie
Plan: Jufferbeek - Zuid 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP14005-va01

3.11 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In verband met de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein is in september 2005 door adviesbureau Eelerwoude een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Dit om een beeld te krijgen van de aanwezige beschermde soorten. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Voor de uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar de rapportage "Flora- en faunaonderzoek Jufferbeek-zuid, Gemeente Oldenzaal" (13-10-2005).

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Binnen het gebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. De schrale bermvegetaties langs de N342 en de spoorbaan en de bloemrijke vegetaties langs de beek kunnen door het handhaven en ontwikkelen van de groenzones behouden blijven.

Binnen het gebied zijn territoria van 37 broedvogels vastgesteld. Van deze lijst komen huismus, ringmus en kneu voor op de Rode lijst met de kwalificatie "gevoelig". Binnen het plangebied is een klein aantal minder algemene soorten aangetroffen. Opvallend is de aanwezigheid van de geelgors en de boompieper. Alle aangetroffen vogelsoorten hebben een beschermde status. De meeste territoria komen voor binnen de bestaande en toekomstige groenzones. Toch zullen naar verwachting soorten verdwijnen door de nieuwe inrichting van het gebied.

Er zijn destijds vier vleermuissoorten aangetroffen in het gebied, de gewone dwergvleermuis, de grootoorvleermuis, de laatvlieger en rosse vleermuis. Alle vleermuizen zijn strikt beschermd. De waarnemingen concentreren zich in de omgeving van de Heideweg. Er is geen sprake van belangrijke vliegroutes in het gebied. Ten minste één kolonieplaats (vermoedelijk twee) is aangetroffen in bebouwing tussen de Heideweg en Veldweg.

Binnen het gebied is verder een populatie van hazen aanwezig. Het konijn is verspreid in het gebied waargenomen. Verder werd een ree aangetroffen. Andere zoogdieren, zoals eekhoorn, egel, vos, wezel, hermelijn en bunzing werden niet aangetroffen, maar zullen gelet op aanwezige biotopen waarschijnlijk voorkomen. Haas en ree zullen, daar waar ze in de aan te leggen ecologische verbindingszone en de groene geleding langs de spoorzone geen plek vinden, moeten uitwijken naar aangrenzende gebieden, zoals naar de omgeving van 't Holthuis via de huidige faunapassage het spoorviaduct. Voor kleinere soorten blijft geschikt leefgebied aanwezig in de groenzones.

De naast het plangebied gelegen beek vormt waarschijnlijk het enige voortplantingsbiotoop voor amfibieën binnen het gebied. De waterloop langs het spoor valt namelijk droog in het begin van de zomer. In de beek is de beschermde vissoort het bermpje aangetroffen. Andere volgens literatuur voorkomende soorten, zoals baars en paling zijn niet beschermd. Gelet op het feit dat in dit gebied geen wijzigingen plaatsvinden, wordt er geen of maar een beperkt effect verwacht.

Wezenlijke effecten zijn te verwachten op fauna die leeft in een open en halfopen, overwegend agrarisch landbouwtype en op fauna van bossen. Binnen het projectgebied gaat het om de soorten kievit, ringmus, torenvalk, haas en ree. Het gaat om landelijk vrij algemeen voorkomende soorten. Van een effect op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten is dan ook geen sprake.

Uiteraard moet de zorgplicht zonder meer in acht worden genomen. Dit betekent dat alleen buiten het broedseizoen sloop- en of bouwwerkzaamheden uitgevoerd mogen worden.

Omdat veel diersoorten gevoelig zijn voor verlichting wordt geadviseerd hier spaarzaam mee om te gaan.

Vermoed wordt dat een aantal vleermuizen naar Het Hulsbeek vliegt om hier te foerageren. Er wordt daarom gepleit voor een aaneengesloten groenstructuur, zodat uitwisseling mogelijk blijft. Sloop van gebouwen kan het beste plaatsvinden in augustus of september.

De meeste van de aangetroffen beschermde soorten komen algemeen voor en zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden, zal hoogstwaarschijnlijk geen ontheffing voor vogels noodzakelijk zijn. Geadviseerd wordt voor de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis een ontheffing aan te vragen. Tevens wordt met betrekking tot deze soorten geadviseerd een beperkt nader onderzoek uit te voeren in de periode april-juli om de exacte locatie te bepalen.

In mei en juni 2007 heeft nader onderzoek plaatsgevonden door Eelerwoude, wat is neergelegd in een rapport van 5 juli 2007. Tijdens twee avondbezoeken zijn vier soorten vleermuizen waargenomen: de gewone dwergvleermuis, de rosse vleermuis, de laatvlieger en de gewone grootoorvleermuis. Verder zijn hazen, een ree, een egel en een houtsnip waargenomen.

Bepaald is welke effecten te verwachten zijn op de vleermuispopulatie. Voor de gewone dwergvleermuis geldt dat door het slopen van de gebouwen sprake zal zijn van verstoren van vaste rust- of verblijfplaatsen. Voor de laatvlieger geldt dat de effecten op de populatie bij sloop van de verblijfplaats waarschijnlijk beperkt zijn, maar dat het aanvragen van een ontheffing in verband met het verstoren van de verblijfplaats noodzakelijk blijft. Voor de gewone grootoorvleermuis en de rosse vleermuis worden de negatieve effecten als beperkt ingeschat. Aangezien vleermuizen tot de groep van strikt beschermde soorten horen, zal er voor de soorten waarop een negatief effect wordt verwacht, de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger, een ontheffing in het kader van de Flora en faunawet worden aangevraagd.

Ten goede van de vleermuizen is de ambitie om bij de uitvoering van het plan onnodige verstoring van vleermuizen door overmatige terreinverlichting te voorkomen. Ten aanzien van de toepassing van zowel openbare straatverlichting als terreinverlichting zal in dit kader nader onderzoek worden uitgevoerd.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij (1 tot ongeveer 4 kilometer) een speciale beschermingszone (sbz) ligt als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als zogenaamde speciale beschermingszone. Ten oosten van Oldenzaal ligt op een afstand van circa 3 kilometer van het plangebied de speciale beschermingszone "Landgoederenzone Oldenzaal" die is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn.

De "Landgoederenzone Oldenzaal" is aangewezen als belangrijk gebied voor de Kamsalamander en voor de habitattypen "Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen behorend tot het Haagbeukenverbond" en "bossen met Zwarte els en Es".

Vanwege de afstand van het plangebied tot de speciale beschermingszone en de aard van het tussenliggende gebied (bebouwing) kan gesteld worden dat de nieuwe bebouwing geen significant negatieve effecten heeft op de doeltypen waarvoor het habitatrichtlijngebied "Landgoederenzone Oldenzaal" is aangewezen.

Boscompensatie

Binnen het plangebied komen enkele bospercelen voor die als gevolg van de bedrijfsontwikkeling zullen verdwijnen. In zijn totaliteit zal circa 6,84 hectare vervangbaar bos verwijderd worden. Het in ieder geval te behouden bos valt op de plankaart binnen de bestemming NATUUR. Het betreft:

  • grote delen van een perceel bos ter hoogte van de rotonde N342/Hengelosestraat;
  • een bosperceel gelegen in de strook parallel aan de spoorzone ter breedte van circa 30 meter.

Grote delen van deze bospercelen zullen deel gaan uitmaken van de nieuw te vormen ecologische verbindingszone zoals deze in het plan wordt gerealiseerd.

Binnen het plangebied is in beperkte omvang aanwezig een oude bosgroeiplaats zoals aangegeven in de historische atlas. De aangeduide historische locatie is feitelijk niet meer aanwezig en in gebruik als weidegrond/kwekerij.

Door de provincie Overijssel is aangegeven dat voor de te verwijderen bospercelen een compensatiefactor van 1,3 van toepassing is indien de te plegen compensatie aansluit bij de provinciaal ecologische hoofdstructuur. Indien geen aansluiting gevonden kan worden bij de provinciaal ecologische hoofdstructuur is de compensatiefactor van 1,7 van toepassing.

Ten aanzien van de te realiseren boscompensatie zal de gemeente Oldenzaal 8,9 hectare bos gaan compenseren. Ten aanzien van de invulling van deze compensatie staat de gemeente het volgende voor.

Binnen het plangebied

  • Binnen het plangebied zal in de ecologische verbindingszone circa 0,96 hectare bos gecompenseerd kunnen worden.
  • Binnen het plangebied zullen ter hoogte van de spoorzone de huidige aanwezige (en te behouden) bospercelen worden versterkt met nieuw aan te planten bos opdat van het spoorviaduct ter hoogte van de A1 tot het viaduct Hazewinkelweg een aaneengesloten bosperceel ontstaat. In de spoorzone zal hiertoe voor circa 0,66 hectare bos gecompenseerd kunnen worden. Hierbij zal voor wat betreft het te poten assortiment en/of de specifieke inrichting in verticale zin rekening gehouden moeten worden met de hoogspanningsleiding.

Buiten het plangebied

Boscompensatie kan worden gerealiseerd met het doen van beroep op de door de provincie op te richten boscompensatie bank. De gemeente Oldenzaal kiest er in eerste instantie voor om de compensatie te realiseren in en om Oldenzaal aansluitend aan de, ruimschoots voorhanden, provinciaal ecologische hoofdstructuur mede ter versterking van deze ecologische structuur rond Oldenzaal.

De gemeente Oldenzaal is momenteel met de Dienst landelijk gebied (DLG) in gesprek ten einde circa 5,43 hectare landbouwgrond, in eigendom van de gemeente Oldenzaal, te verkopen ten gunste van een boerderij verplaatsing in het reconstructiegebied Saasveld-Gammelke. De DLG zal op basis hiervan zorgdragen voor de realisering van 6,0 hectare boscompensatie. Deze boscompensatie zal worden uitgevoerd in het reconstructiegebied Saasveld-Gammelke.

Momenteel is de DLG met de provincie in gesprek ten einde de boscompensatie in te vullen.

Indien hierover geen overeenstemming wordt bereikt dan zullen de genoemde gronden, (kadastraal bekend gemeente Weerselo sectie H nr. 602 en nr. 1360) worden ingezet als boscompensatie. Daarnaast zijn er voldoende verzoeken om realisering boscompensatie van particuliere eigenaren in en om Oldenzaal met het voornemen om een landgoed in het kader van de Natuurschoonwet. Boscompensatie vindt eerst dan plaats na goedkeuring ervan door de provincie en nadat er een privaatrechtelijke overeenkomst (vestiging erfdienstbaarheid) is gesloten en het bestemmingsplan ter plaatse wordt gewijzigd in de bestemming bos. Ten gunste van deze compensatie vindt een vergoeding plaats voor de waardevermindering, inplant en beheer (2 jaar). Binnen de exploitatie van dit plangebied wordt rekening gehouden met de te plegen boscompensatie en bijbehorende vergoeding van kosten. Op basis van het initiatief van DLG en de binnenplanse compensatie dient circa 1,28 hectare bos middels particuliere overeenkomsten gerealiseerd te worden binnen de periode van totstandkoming van dit bestemmingsplan.

Omdat voor onderhavig plan sprake is van een consoliderend plan, wordt een update van het ecologisch onderzoek niet nodig geacht.