direct naar inhoud van Regels
Plan: partiele herziening De Graven Es - Umbrialaan 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP10023-

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Umbrialaan 2 ' van de gemeente Oldenzaal.

1.2 bestemmingsplan

De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0173.BP10023-va01 met bijbehorende regels en bijlage.

1.3 de verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie.

1.4 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan huis verbonden beroep

Een beroep op het gebied van zakelijke of maatschappelijke dienstverlening, dat door de gebruiker van de woning wordt uitgeoefend in de woning of een daar bijbehorend bijgebouw, waarbij de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft.

1.8 aan huis verbonden bedrijf

Een kleinschalig bedrijf dat door de gebruiker van de woning wordt uitgeoefend in de woning of een daar bijbehorend bijgebouw, waarbij de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, met dien verstande dat hieronder in elk geval niet worden begrepen een detailhandelsbedrijf, een horecabedrijf, een seks- en /of pornobedrijf en een prostitutiebedrijf.

1.9 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.10 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

De bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden.

1.13 bedrijf

Een bedrijfseconomische eenheid gericht op het behalen van winst.

1.14 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.17 beperkt kwetsbaar object:
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • b. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  • c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  • d. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.18 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

Een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.22 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bovenwoning

Een woning die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grondverdieping van een gebouw.

1.29 cafetaria

Een eetgelegenheid waar men voornamelijk warme snacks, zoals friet, kan kopen en nuttigen.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derde.

1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 hoofdgebouw

De grens van een maatvoeringsvlak.

1.35 horecabedrijf

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek.

1.36 inwoning

De situatie waarin twee huishoudens één woning bewonen, waarbij de woning één hoofdtoegang heeft en de ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.37 kwetsbaar object:
  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder 1.17.a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.38 lichte horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.39 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociale-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.40 maatvoeringsgrens

De grens van een maatvoeringsvlak.

1.41 maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.42 normaal onderhoud, gebruik en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.43 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.44 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.45 overkapping

Een grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, afgedekt met een dak.

1.46 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.47 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.50 uitbouw

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.51 verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.52 voorgevel

De naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien het een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.53 voorgevelrooilijn

De bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.54 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.55 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Gebouwen en bouwwerken

de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen. antennes, en naar de aard daarmee gelik te stellen bouwonderdelen.

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken gen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 5 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Uitsluitend de volgende gebouwen zijn toegestaan:

  • a. uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevels van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
4.2.2 Erkers

Voor het bouwen van erkers als bedoeld in artikel 9.2.1 onder a gelden de volgende bepalingen:

  • a. bij vrijstaande of dubbele woningen geldt dat:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 50% van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1,5 m mag bedragen dan wel de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • b. voor aaneengebouwde woningen geldt dat:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. bij een op een hoek van twee straten gelegen woning waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen mag voor beide voorgevelrooilijnen een (hoek)erker worden gebouwd met dien verstande dat de erker voldoet aan de maatvoering zoals opgenomen in het bepaalde onder a en b.
4.2.3 Aan-/uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen als bedoeld in artikel 9.2.1 onder b gelden de volgende bepalingen:

  • a. de breedte bedraagt maximaal 50% van de breedte van de voorgevel;
  • b. de diepte uit de voorgevel bedraagt maximaal 1,5 maal de breedte van de voorgevel tot maximaal 7,5 m;
  • c. het bebouwingspercentage van gronden vóór de voorgevel bedraagt maximaal 50% met een absoluut maximum van 15 m2;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m; en de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • e. diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden bedraagt minimaal 2 m.
4.2.4 Oppervlakte gebouwen

De oppervlakte van gebouwen binnen de bestemming, Tuin, telt mee voor de berekening van het maximaal te bebouwen oppervlak als bedoeld in .

4.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m.
4.2.6 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4 lid 2.2 voor het bouwen van erkers met afwijkende afmetingen, mits dit uit oogpunt van welstand aanvaardbaar is;
  • b. artikel 4 lid 2.3 onder f voor het verkleinen van de minimale niet met gebouwen bebouwde gronden tot minimaal 0 m, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. dit uit oogpunt van welstand aanvaardbaar is.

Artikel 5 Verkeer - Voet-/fietspad

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer- Voet-/fietspad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 4 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen, met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • b. het aantal woningen binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal binnen het bouwvlak, voor zover de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het beroep niet meer mag bedragen dan 20% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen met een maximum van 30 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 2. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;
  • d. de dakhelling van hoofdgebouwen dient minimaal 20 graden en maximaal 50 graden;
6.2.2 Erkers

Erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw voldoen aan de volgende kenmerken;

  • a. bij vrijstaande of twee woningen aaneen geldt:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 50% van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1,5 m mag bedragen dan wel de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel en de diepte maximaal 1m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • b. voor aaneengesloten woningen geldt:
    • 1. de breedte van de erker maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de voorgevel en de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. bij een op een hoek van twee straten gelegen woning waarbij sprake is van twee bouwgrenzen mag voor beide bouwgrenzen een (hoek)erker worden gebouwd met dien verstande dat de erker voldoet aan de maatvoering zoals opgenomen in het bepaalde onder a en b.
6.2.3 Aan- en uitbouwen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. overkappingen worden minimaal 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gesitueerd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de begane grond worden minimaal 6 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gesitueerd;
  • c. voor zover deze voor of op gelijke hoogte met de achtergevel worden gebouwd deze uitsluitend aan één zijde van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de verdieping worden minimaal 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gesitueerd;
  • e. de bouwhoogte en de goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal bedraagt:
    • 1. 6,5 respectievelijk 3 meter over en afstand van:
      • 15 meter gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande of dubbele woningen:
      • 12 meter bij overige woningen gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 2. 4,5 respectievelijk 3 meter in de overige gevallen.
  • f. een uitbouw aan de onbebouwde zijde bij vrijstaande woningen tevens aan de volgende bepalingen moet voldoen:
    • 1. de uitbouw dient tenminste 2 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2 meter te bedragen:
    • 3. de breedte van de uitbouw mag maximaal 1,5 meter en de diepte mag maximaal 50% van de diepte van het hoofdgebouw bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van de uitbouw mag maximaal 3,5 meter bedragen.
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak maximaal bedraagt:
    • 1. 50 m2 voor percelen kleiner dan 500 m2;
    • 2. 75 m2 voor percelen groter dan 500 m2;
    • 3. 100 m2 voor percelen groter dan 1000 m2;
    • 4. 200 m2 voor percelen groter dan 5000m2;
    • 5. met inachtneming van de volgende voorwaarde:
      • voor de berekening van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden meegerekend:
        • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak:
        • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak, voor zover gelegen binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens;
      • tenminste 50% van buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
      • de gebouwen en overkappingen binnen de bestemming Tuin meetellen voor de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
6.2.4 Bouwwerken, geeen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Horizontale diepte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in voor een maximale horizontale diepte van 15 m bij vrijstaande woningen of dubbele woningen en van 12 m bij meer dan twee aaneengebouwde woningen.

6.3.2 Dakopbouw

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in voor het bouwen van een dakopbouw op een woning dat bestaat uit twee bouwlagen waarbij de bouwhoogte wordt verhoogd, met dien verstande dat:

  • a. deze opbouw over de volle breedte van de woning wordt gebouwd;
  • b. de goothoogte van die dakopbouw maximaal 7,70 m bedraagt.
6.3.3 Zijdelingse perceelsgrens

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0 m bedraagt, mits dat niet leidt tot:

  • a. een uit stedenbouwkundig oogpunt onevenredige aantasting van het straatbeeld;
  • b. een onevenredige aantasting van het heersende woon- en leefmilieu op aangrenzende gronden.
6.3.4 Dakhelling

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in voor het afwijken van de voorgeschreven dakhelling, mits dit uit oogpunt van welstand aanvaardbaar is.

6.3.5 Erkers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 voor het bouwen van erkers met afwijkende afmetingen, mits dit uit oogpunt van welstand noodzakelijk is.

6.3.6 Oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in voor het vergroten van de maximale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met maximaal 25 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft.

6.3.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.4 voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  • b. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (bijlage) dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in categorie 1;
  • b. het vloeroppervlak dat (mede) wordt gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf niet meer dan 30% van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag bedragen met een maximum van 30 m2. Voor medische dienstverlening kan in verband met scheiding van praktijkruimte en wachtruimte een uitzondering worden gemaakt tot een absoluut maximum van 70 m2;
  • c. het geen detailhandel (met uitzondering van ondergeschikte detailhandel behorende bij de dienstverlening van kapsalons, schoonheidssalons, e.d.) en/of horeca activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft en het aantal bezoekers dat tegelijk aanwezig is maximaal 5 bedraagt;
  • d. er een directe relatie bestaat tussen het bedrijf en de bewoner van de woning en er geen personeel in dienst wordt genomen;
  • e. de bijgebouwen die voor deze doeleinden worden gebruikt goed bereikbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving aanwezig is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
6.4.2 Inwoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 ten behoeve van inwoning mits de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde

7.1.2

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen (artikel 3 t/m 6) zijn op de in bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen ( artikel 3 t/m 6) mag:

  • a. binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd
  • b. op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuwe bouwwerken ten behoeve van de in genoemde functies worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in en/of voor het toestaan van de in artikel 5.1.2 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

  • a. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegevoegd;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    • 2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanleggen, verdiepen, verboden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    • 4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of ander houtgewassen;
    • 5. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander meubilair;
    • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4 wordt niet eerder verleend dan nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
  • d. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4 is nodig voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afstandseisen, hoogte- en oppervlaktebepalingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en Wet Algemene bepalingen Omgevingswet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

9.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en Wet Algemene bepalingen Omgevingswet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing:
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Afwegingskader

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 overgangsrecht bouwwerken

13.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in met maximaal 10%.

13.1.3

Het is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 overgangsrecht gebruik

13.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4

Het is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Umbrialaan 2 '' van de gemeente Oldenzaal.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 november 2016.


De griffier, De voorzitter,



……………… ………………