Artikel 5 |
Waarde - Archeologie |
5.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|
De voor Waarde - Archeologie
aangewezen gronden zijn, behalve
voor de daar voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor de
bescherming van de hoge
archeologische waarden. |
5.2 |
Bouwregels |
|
Op deze gronden mogen, in
afwijking van het bepaalde bij de
andere bestemmingen (artikelen 3 tot
en met 4) uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
die voor aanvullend definitief
archeologisch onderzoek noodzakelijk
zijn. |
5.3 |
Afwijken van de bouwregels |
5.3.1 |
Bij een omgevingsvergunning kan
worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen
en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van andere, voor deze
gronden geldende bestemmingen, mits
is aangetoond dat de archeologische
waarden door de bouwactiviteiten
niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad; |
5.3.2 |
De omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 5.3.1 is niet
vereist, indien: |
|
- op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch
onderzoek is aangetoond dat op
de betrokken locatie geen
behoudenswaardige archeologische
relicten aanwezig zijn;
- het bouwplan betrekking
heeft op wijziging of vervanging
van bestaande bebouwing, waarbij
de oppervlakte niet wordt
uitgebreid en de bestaande
fundering wordt benut;
- het nieuw te bebouwen
oppervlak kleiner is dan 250 m2.
|
5.3.3 |
Alvorens het bevoegd gezag
beslist over het verlenen van de
omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5.3.1, winnen zij
schriftelijk advies in bij de
archeologisch deskundige omtrent de
vraag of de archeologische waarden
niet onevenredig worden of kunnen
worden geschaad en de eventueel te
stellen voorwaarden; |
5.3.4 |
In geval van
omgevingsvergunningverlening is het
aan de gemeente Oldenzaal of een
daarvoor aangewezen partij altijd
toegestaan archeologische
waarnemingen te doen ten tijde van
de bouwwerkzaamheden. |
5.4 |
Omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden |
5.4.1 |
Het is verboden zonder of in
afwijking van een
omgevingsvergunning op de in artikel
5.1 bedoelde gronden de volgende
andere werken uit te voeren: |
|
- grondwerkzaamheden dieper
dan 0,5 meter en over een
oppervlakte groter dan 250 m2,
waartoe wordt gerekend het
ophogen, afgraven (ook ten
behoeve van het verwijderen van
bestaande funderingen), woelen
mengen, diepploegen, egaliseren
en ontginnen van gronden,
alsmede het (ver)graven,
verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het
aanleggen van drainage;
- het verlagen van het
waterpeil;
- het aanleggen of rooien van
bos of boomgaarden waarbij
stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van
ondergrondse transport-,
energie-, of
telecommunicatieleidingen en
daarmee verband houdende
constructies, installaties of
apparatuur;
- het werken met
opsporingsapparatuur (waaronder
vallen metaal detectoren,
grondradar en andere
detectieapparatuur) gevolgde
door het opgraven van
archeologische vondsten en
relicten.
|
5.4.2 |
Een omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 5.4.1 wordt
slechts verleend, indien is
aangetoond dat de archeologische
waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden geschaad. |
5.4.3 |
Een omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 5.4.1 wordt niet
eerder verleend dan nadat advies is
verkregen van een onafhankelijk
archeologisch deskundige. |
5.4.4 |
Het in artikel 5.4.1 vervatte
verbod is niet van toepassing,
indien: |
|
- het gaat om onderhouds- en
vervangingswerkzaamheden van
bestaande bestratingen en
beplantingen en werkzaamheden
binnen bestaande tracés van
kabels en leidingen;
- op basis van aanvullend
en/of definitief archeologisch
onderzoek is aangetoond dat op
de betrokken locatie geen
behoudenswaardige archeologische
relicten aanwezig zijn;
- de werken en werkzaamheden
- reeds in uitvoering zijn
op het tijdstip van het van
kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd
krachtens een reeds
verleende
omgevingsvergunning;
- de werken en werkzaamheden
op aanvullend of definitief
archeologisch onderzoek zijn
gericht.
|
|
|