Gemeente:
Hellendoorn
Plannaam:
gasleidingen
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
20-01-2010

DOCUMENT

 

Regels

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 
 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

a. plan:

het bestemmingsplan 48 inch aardgastransportleiding (Noord-Zuid Project Gasunie);

 

b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.gasleidingen-0401.

 

 
 

Artikel 2 Relatie met de vigerende bestemmingsplannen

 

Deze regels betreffen een partiële herziening van:

1. het bestemmingsplan Buitengebied Hellendoorn, vastgesteld door de raad op 23 mei 1995, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 19 december 1995;

en dienen in samenhang te worden gelezen met de plankaart en de voorschriften van het bovengenoemde bestemmingsplan, met dien verstande dat:

- de vigerende bestemmingsregelingen van het genoemde bestemmingsplan een aanvullende regeling in de vorm van de toegevoegde bestemming Leiding - Gas krijgen. De regels van de toegevoegde bestemming zijn in artikel 3 verwoord;

- de anti-dubbeltelbepaling, zoals weergegeven in artikel 4, dient te worden gehanteerd;

- het overgangsrecht, zoals weergegeven in artikel 5, dient te worden gehanteerd.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 
 

Artikel 3 Leiding - Gas

 

3.1 Bestemmingomschrijving

 

De voor 'leiding - gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedrukhoofdaardgastransportleiding (diameter 48 inch, werkdruk 80 bar), overeenkomstig het profiel opgenomen in het plan, in het plangebied.

 

De minimale gronddekking van de leiding ten tijde van de aanleg bedraagt 1,20 m.

 

Bij de aanleg van de leiding dienen de effectbeperkende maatregelen, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels, te worden toegepast.

 

 

3.2 Voorrangsregels

 

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

3.3 Bouwregels

 

a. Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden met de bestemming Leiding - Gas mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.

 

b. De oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.

 

 

3.4 Aanlegvergunning

 

Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), ter plaatse van de in lid 3.1 bedoelde gronden, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

- het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;

- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

- het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

- het indrijven van voorwerpen in de bodem;

- diepploegen;

- het aanbrengen van gesloten verhardingen;

- het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

- het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

 

3.5 Uitzonderingsregels

 

Het verbod als bedoeld in lid 3.4 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

- normaal onderhoud betreffen.

 

 

3.6 Toetsingscriterium bij vergunningverlening

 

De werken en/of werkzaamheden bedoeld in lid 3.4 zijn slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.

 

 

3.7 Adviesprocedure

 

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning (lid 3.4) te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 
 

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 
 

Artikel 5 Overgangsrecht

 

A Overgangsrecht bouwwerken

 

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

B Overgangsrecht gebruik

 

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoelt in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dan plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

4. Het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 
 

Artikel 6 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: 'Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan 48 inch aardgastransportleiding (Noord-Zuid Project Gasunie)'.

 

Vastgesteld in de raadsvergadering van:.........

 

 

 

, voorzitter

 

 

 

, griffier

 

 

 

Overzicht effectbeperkende maatregelen

 

Aspect

Maatregel

Bodem en water

- Terugbrengen verschillende bodemlagen in oorspronkelijke volgorde.

- Bij bodemverontreinigingen:

- Restanten boorvloeistof afvoeren naar erkend verwerker.

- Afgraven en afvoeren bestaande bodemverontreiniging.

- Onttrokken grondwater zuiveren.

- Hydrologisch isoleren van mobiele bodemverontreinigingen, zoals het aanbrengen van damwanden en dichten van de bodem van de bouwputten met bijvoorbeeld onderwaterbeton.

- Indien mogelijk, leiding in waterrijke gebieden aanleggen tijdens de zomer grondwaterpeil periode.

- Zetting en beïnvloeding bebouwing: alle bebouwing en infrastructuur in de nabijheid van het tracé worden door Gasunie geschouwd voor en na de werkzaamheden. Dit om eventuele optredende schade inzichtelijk te kunnen maken en te corrigeren, dan wel te compenseren.

Natuur

- Uitvoering van werkzaamheden zoveel mogelijk buiten gevoelige perioden (broedseizoen, voortplantingseizoen, overwinteringstijd).

- Gevoelige soorten op het tracé bepalen.

- Deeltrajecten waar tijdens het broedseizoen wordt gewerkt, worden voorafgaand ongeschikt gemaakt voor broedvogels om te voorkomen dat zij gaan nestelen op de werkstrook. Vleermuizen inventariseren voorafgaand aan kapwerkzaamheden. Indien vleermuizen aanwezig zijn, het kappen van bomen vermijden of vleermuizenspecialist inschakelen voor advisering.

- Bij droogleggen van sloten ervoor zorgen dat vissen, amfibieën en andere waterfauna niet achterblijven. Dit kan door bijvoorbeeld de soorten weg te vangen en in een naburige watergang uit te zetten.

- Belangrijke stand- en verblijfplaatsen van soorten markeren om onnodige betreding te voorkomen.

- Na afloop werkzaamheden tracé zoveel mogelijk terugbrengen in oorspronkelijke staat.

Archeologie

- Voorafgaand aan de uitvoering vindt archeologisch onderzoek plaats. Op basis hiervan wordt bekeken of archeologische waarden c.q. archeologisch monumenten kunnen worden ontzien.

Geomorfologie,

cultuurhistorie,

visueel

ruimtelijke

kenmerken

- Herstel van het oorspronkelijke reliëf, inclusief de oorspronkelijke laagopbouw.

- Herstel van slootprofielen tot de oorspronkelijke situatie na aanleg.

- Herstellen huidige visueel-ruimtelijke situatie na de ingreep.

- Herplanten van verwijderde opgaande beplanting (met de oorspronkelijke soorten).

- Kruisingen met historische dijken, kanalen, wegen en/of bebouwingslinten worden zoveel mogelijk aangelegd met een boring. Bij het toepassen van een boring blijven cultuurhistorische elementen, patronen en/of structuren gehandhaafd.

Geluid, trillingen

en licht

- Werkzaamheden vinden bij voorkeur alleen overdag plaats.

- Ter plaatse van woonbebouwing worden elektrische pompen gebruikt voor de bemaling en worden pompen gunstig ten opzichte van de woonbebouwing geplaatst.

- Ter plaatse van woonbebouwing wordt trilarm geheid.

Externe veiligheid

- Risicobeperkende maatregelen (zie Achtergrondrapport veiligheidsanalyse).