Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 4 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de realisering voor het scholencluster, inclusief sportvoorziening en een buitenschoolse opvang worden gedekt in de gemeentelijke begroting.

Het benodigde bedrag wordt betaald uit:

  • de begrote bedragen voor onderwijshuisvesting;

  • financiële middelen die worden gegeneerd door de herontwikkeling van de locaties:

  1. Jan Steenstraat 2d te Nijverdal (waar voorheen de openbare basisschool "De Peppel" was gevestigd;

  2. P.C. Boutenstraat 33 te Nijverdal ( waar voorheen de protestants-christelijke basisschool Prins Bernhardschool was gevestigd);

  3. De Schoolstraat 25 te Nijverdal (waar voorheen de Ireneschool was gevestigd,

Voorzien is in een ontwikkeling waarbij op alle drie de locaties woningen worden gerealiseerd.

 

Indien de geraamde middelen die daadwerkelijk worden gegenereerd door de herontwikkeling van genoemde locaties lager uitvallen dan is begroot, dan zullen deze gefinancierd (moeten) worden binnen de gemeentelijke begroting. Een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is derhalve niet noodzakelijk, nu - conform artikel 6.12, tweede lid, onder a Wet ruimtelijke ordening - het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan ex artikel 3.6 betreft een wijziging van een vrij recent (in casu 2 februari 2010) vastgesteld moederplan "Nijverdal-Zuid". Aan de vaststelling van dit bestemmingsplan is een uitgebreide inspraakprocedure voorafgegaan. In de plantoelichting is van meet af aan melding gemaakt van het voornemen om op de in § 1.1 van deze plantoelichting beschreven locatie van de ijsbaan een scholencluser te realiseren en dit is ook herhaaldelijk met de omwonenden van deze locatie gecommuniceerd. Om deze redenen wordt het niet noodzakelijk geacht om wederom een inspraakprocedure te doorlopen, vooruitlopend op de formele planprocedure zoals die in § 3.4 is beschreven.

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. In artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening wordt, voor wat betreft de procedure, verwezen naar Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Concreet betekent dit, dat belanghebbenden gedurende de periode van ter visie legging van zes weken mondeling, schriftelijk of per mail een zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan kunnen indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

De gemeente behoeft over het ontwerpbestemmingsplan geen vooroverleg met provincie en waterschap te voeren. Wel zal het wijzigingsplan, na vaststelling door burgemeester en wethouders, naar beide genoemde instanties langs elektronische weg worden ingezonden conform het bepaalde in artikel 3.9a lid 1 waarin is vastgelegd dat artikel 3.8, derde lid, Wro van overeenkomstige toepassing is.

Deze twee instanties hebben, op grond van de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, al wetenschap van deze voorgenomen ontwikkeling.

Conform artikel 9a, lid 4 Wro treedt het besluit tot vaststelling in werking met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn (van zes weken) afloopt.