Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

5.8 Ecologie

 

5.8.1 Gebiedsbescherming

Kern van de gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die strikt beschermd zijn. Daarnaast zijn er onder andere ook nog de Nationale Parken en de Ecologische Hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 legt de bescherming van de Natura 2000-gebieden in nationale wetgeving vast. Om schade aan de natuurwaarden waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt deze wet dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitatten kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

De Ecologische Hoofdstructuur (PHS) is een belangrijk sturend, ruimtelijk concept voor het herstellen, in stand houden en ontwikkelen van de natuur in Overijssel. De EHS moet in 2018 zijn ontwikkeld tot een ruimtelijk samenhangend, stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. Waar mogelijk wil de provincie ook de ecologische functie van de natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur combineren met recreatief medegebruik. Andere natuurdoelen uit het streekplan zijn:

- ontwikkelen van grotere eenheden natuur en meer aaneengesloten natuur;

- versterken van de interne samenhang van bestaande natuur- en bosgebieden;

- realiseren van ecologische verbindingszones die kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlandschappen verbinden, resulterend in een samenhangend netwerk: de EHS;

- scheppen van gunstige milieu- en wateromstandigheden;

- verminderen van versnippering en verstoring.

 

De soortenbescherming kent naast de wettelijke bescherming met de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de rode lijsten. In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd.

 

Voor verschillende onderdelen van het plangebied is recentelijk ecologisch onderzoek ingesteld. In het navolgende wordt hiervan een korte weergave gegeven.

5.8.2 Ecologische Verbindingen

Vanuit de Ecologische Hoofdstructuur zijn vier verbindingen in de omgeving te vinden. Hier maakt ook een door het Rijk als prioriteit aangegeven Robuuste Verbinding deel van uit, deze gaat over de Sallandse Heuvelrug naar de bossen ten zuiden van Ommen. De tweede betreft een ecologische verbindingszone langs de Regge, doel hiervan is de barrièrewerking van de bebouwing en infrastructuur bij Nijverdal te verminderen. Op deze wijze wordt getracht de Regge haar ecologische functie te laten behouden. De laatste twee ecologische verbindingen zijn kleiner van aard en verbinden de Sallandse Heuvelrug met de Regge via de voormalige camping Hietland en landgoed Duivecate. De tweede verbindt de Regge met het Wierdense Veld. De aanleg van de Groene Mal en de nieuwe woonwijk Kruidenwijk-Zuid zorgen er voor dat deze verbinding op de middenlange termijn een meer definitieve vorm krijgt. Deze kleinere verbindingen zijn van groot belang voor het in stand houden en ontwikkelen van een vitaal ecosysteem op grote schaal.

5.8.3 Flora en fauna

Er zijn twee ecologische onderzoeken binnen het plangebied uitgevoerd. De eerste is een ecologisch onderzoek en inrichting van het overgangsgebied Hellendoornsche Berg - Duivecate. De tweede betreft een Ecologische Onderzoek voor de Drieluik Hellendoorn. Dit betreft binnen het plangebied de gebieden de Groene Mal en de Eversberg. De onderzoeken zijn gehouden op beide oevers van de Regge en geven een beeld van de flora en fauna in het gehele gebied.

 

Hellendoornsche Berg - Duivecate

Het noordelijke gedeelte van het plangebied is in 2003 onderzocht op natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Daarnaast is in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Van beide onderzoeken is verslag gedaan in het rapport Ecologisch onderzoek en inrichting overgangsgebied Hellendoornsche berg - Duivecate (EcoGroen Advies BV, november 2003). In het navolgende zijn de samenvatting en conclusies uit het betreffende rapport overgenomen.

 

In de smalle groene strook tussen Hellendoorn en Nijverdal zijn een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, zoals de realisatie van een 11-tal woningen op de (voormalige) camping 'Hietland', een algemene begraafplaats, een ecologische verbindingszone en de sloop van de bestaande bebouwing op camping 'Hietland'. Daarnaast moet recreatief medegebruik mogelijk blijven. Om deze ontwikkelingen optimaal op elkaar af te stemmen is onderzocht welke (beschermde) planten- en diersoorten in het gebied voorkomen en welke inrichtingsmaatregelen het functioneren van de verbindingszone kunnen verbeteren.

 

Op het voormalige campingterrein zijn een drietal beschermde plantensoorten aangetroffen, namelijk Brede wespenorchis, Dotterbloem en Jeneverbes. Omdat alleen Brede wespenorchis schade van de inrichtingsmaatregelen ondervindt moet voor deze soort ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet, artikel 75, aangevraagd worden. De Jeneverbessen moeten niet omgeven worden met bosschages.

Mogelijk wordt de aardappelkelder op het campingterrein gebruikt door vleermuizen. Dit object is eenvoudig in de plannen in te passen en is ingericht als overwinteringskelder voor vleermuizen een extra aanwinst.

 

In het gehele onderzoeksgebied komen diverse beschermde diersoorten voor. Het betreft echter vooral algemeen voorkomende soorten (alle broedvogels, amfibieën en vrijwel alle zoogdiersoorten zijn beschermd). Geadviseerd wordt om voor een aantal (hieronder genoemde) soorten ontheffing aan te vragen.

Het voorkomen van de Groene specht rond de beoogde begraafplaats langs de Meester Ponsteenlaan is vermeldenswaardig. Deze Rode Lijstsoort zal echter geen hinder ondervinden van de geplande maatregelen.

Omdat voor broedvogels nooit ontheffing verkregen kan worden moet de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen zo gepland worden dat rooi en kap van bomen en struiken buiten de broedperiode (half februari tot half juli) plaatsvindt.

 

Met het inrichten van een ecologische verbindingszone wordt zoveel extra natuur en natuurwaarde gecreëerd dat het leefgebied, dat voor een beperkt aantal soorten verloren gaat, ruimschoots gecompenseerd wordt. Vooral het ecologische bosbeheer, de aanleg van een aantal poelen en het structureel verlagen van de padendichtheid in het bosgebied van Duivecate dragen daaraan bij. De sanering van de camping is van extra betekenis, aangezien daarmee verstorende standplaatsen die tot ver op de heuvelrug reikten gaan vervallen.

 

Om de ecologische verbindingszone goed te laten functioneren voor de doelsoorten Das, Ree en Eekhoorn zijn een aantal speciale maatregelen noodzakelijk. Maatregelen die tot nu toe ontbreken zijn samengevat in Bijlage II van het onderzoek. De belangrijkste zijn rasters langs de Joncheerelaan, een dassentunnel onder de Joncheerelaan, sanering door sloop van de bestaande bebouwing op camping 'Hietland' en diverse aanplant, onderhoud- en beheermaatregelen in het groen. De laatstgenoemde maatregelen kunnen al deze winter gestart worden. Op termijn kunnen daar eventueel extra (verkeers)maatregelen bij komen zoals bebording langs de Joncherelaan en de Mr. Ponsteenlaan.

 

Voor onderstaande soorten moet ontheffing aangevraagd worden in het kader van artikel 75, lid 4 van de Flora- en faunawet.

 

Soort Flora- en faunawet

 

Aantal

Artikel

Brede wespenorchis

Epipactis helleborine

10

8

Egel

Erinaceus europaeus

2

9-11

Mol

Talpa europea

10

9-11

Bosmuis

Apodemus sylvaticus

10

9-11

Rosse woelmuis

Clethrionomys glareolus

20

9-11

Tweekleurige bosspitsmuis

Sciurus vulgaris

5

9-11

Huisspitsmuis

Crocidura russula

5

9-11

 

Drieluik Hellendoorn

In het kader van de planontwikkelingen voor de Groene Mal, noord-zuidverbinding en Kruidenwijk - Zuid is een gedegen ecologisch onderzoek noodzakelijk gebleken. De resultaten (Eelerwoude, 2004) hiervan zijn hieronder samengevat weergegeven. Het onderzochte gebied betreft het gedeelte van het plangebied ten zuiden van de Helmkruidlaan en sluit aan de oostzijde aan op het Habitatrichtlijngebied Wierdense Veld, een zeer waardevol hoogveennatuurgebied. Aan de westzijde van het plangebied voor de Kruidenwijk Zuid bevindt zich het Reggedal met de beek de Regge. Het gebied is hoofdzakelijk landschappelijk en cultuurhistorisch als een samenhangend 'drieluik' te beschouwen. Het westelijke vochtige beekdallandschap van de Regge, grenzend aan het droge en hoger gelegen middendeel waar de nieuwe woonwijk is gepland en het oostelijke deel, de bufferzone dat tegen het Wierdense Veld aan ligt.

 

De voorgenomen ingrepen hebben op een groot aantal (beschermde) soorten uit het gebied relevante en soms grote effecten. De verwijzingen in de tekst verwijzen naar het onderzoeksrapport.

 

1. Op basis van het uitgevoerde veldonderzoek en de effectenbeoordelingen adviseert Eelerwoude voor de soorten in onderstaande tabel een ontheffingsaanvraag in te dienen (opgave 1). Voor de soorten waarvoor compensatie vereist en/of aanbevolen is geeft de wet aan dat deze compensatie zoveel als mogelijk gerealiseerd moet zijn voordat de schade toegebracht wordt. Dit onderdeel wordt indien van toepassing bij de aanbevelingen in § 6.3 en in Bijlage XIV toegelicht.

 

2. Alle inheemse vogels zijn in de Flora- en Faunawet beschermd. Voor alle beschermde soorten (ook de algemeen voorkomende) geldt vanuit de Flora- en Faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. Op deze verboden is geen ontheffing mogelijk. In de praktijk betekent dit dat werkzaamheden dus alleen buiten het broedseizoen (dat voor de meeste soorten loopt van maart tot en met juli) uitgevoerd en/of gestart mogen worden (opgave 2), zodat schade zo beperkt mogelijk blijft.

 

Soorten waarvoor geadviseerd wordt een ontheffing aan te vragen in het kader van de Flora en Faunawet

 

Soortgroep

Soort

Flora

Koningsvaren

 

Vogelmelk

Zoogdieren

Aardmuis

 

Bosmuis

 

Bunzing

 

Dwergspitsmuis

 

Eekhoorn

 

Egel

 

Gewone Bosspitsmuis

 

Gewone Dwergvleermuis

 

Haas

 

Hermelijn

 

Huisspitsmuis

 

Konijn

 

Laatvlieger

 

Mol

 

Ree

 

Rosse woelmuis

 

Steenmarter

 

Tweekleurige bosspitsmuis

 

Veldmuis

 

Wezel

 

Woelrat

Amfibieën

Bruine kikker

 

Gewone pad

 

Groene kikker sp.

 

Kleine watersalamander

 

 

3. Met betrekking tot de vleermuizen (laatvlieger en gewone dwergvleermuis) wordt geadviseerd om tijdig vooraf een aantal vleermuiskasten te plaatsen als compensatie voor het verlies van verblijfplaatsen en mogelijk het verlies van een kolonieplaats in de bestaande bebouwing op de Schanshekweg (zie voor de exacte locatie Bijlage X, gewone dwergvleermuis en laatvlieger).

 

4. Met betrekking tot amfibieën wordt geadviseerd de beide bestaande poelen (die naar alle waarschijnlijkheid zullen moeten verdwijnen) in de nazomer/herfst (uiterlijk 15 oktober) voorafgaand aan de start van de werkzaamheden ter plaatse af te dichten met zand, zodat zich hier geen grote hoeveelheden amfibieën in de winter ingraven. Met deze maatregel wordt onnodige sterfte voorkomen (opgave 3). Eenzelfde werkwijze kan gevolgd worden voor sloten die moeten verdwijnen. Indien zich voorafgaand of tijdens de werkzaamheden ergens (grotere aantallen) amfibieën hebben verzameld of ophouden, dienen deze bij voorkeur gevangen te worden en op een veilige plek te worden uitgezet. De zorgplicht die de wet beoogt vereist immers - voorkomen van te vermijden schade aan beschermde soorten. Vrijwilligers van natuur- en milieuorganisaties kunnen hierbij wellicht een helpende hand bieden (opgave 4).

 

5. Voor beide exemplaren van de beschermde koningsvaren langs het spoortalud adviseren wij ontheffing aan te vragen om deze (in de herfst voorafgaand aan het werk aan de rijksweg) te verplanten met het bijbehorende bodempakket (opgave 5). Daarmee kunnen deze individuen wellicht overleven. Een goede locatie daarvoor zou de berm van de Veenweg kunnen zijn, niet ver van de derde vindplaats af.

 

Ten einde het huidig areaal bos in het projectgebied te behouden kunnen de boscompensatiefactoren van het Provinciaal Compensatiebeleid voor het plangebied als uitgangspunt dienen, zo adviseert de provincie.

 

6. Belangrijk is om indien bos gecompenseerd wordt in het projectgebied hiervoor bij voorkeur grotere eenheden te realiseren, die deel gaan uitmaken van het groene netwerk. Een grotere eenheid draagt (op termijn) bij aan een grotere stabiliteit van het geheel en is bovendien makkelijker te beheren. Indien het realiseren van grotere eenheden niet (helemaal) mogelijk is, kan de boscompensatie gezocht worden op plaatsen in aansluiting op kleinere boselementen. Na vaststelling van het definitieve ontwerp, moet hiertoe een boscompensatieplan opgesteld worden (opgave 6). Aandacht verdient het behoud van oudere naaldbomen en -bos in het gebied, om daarmee ook de daaraan gebonden soorten voor het gebied te behouden. Het voorgestelde tracéontwerp voor de binnenstedelijke verbindingsweg snijdt op een aantal plaatsen oude boslocaties en bosbodems aan. Verlies van deze onvervangbare waarden en schadelijke effecten op de resterende delen daarvan zijn het gevolg. Aantasting van dergelijke onvervangbare waarden is in strijd met het provinciaal beleid en gemeentelijk beleid (Structuurvisie) en wordt (naar alle waarschijnlijkheid) door de provincie afgewezen.

 

7. Het ontwikkelen van een iets gewijzigd tracé, waarmee de aansnijdingen kunnen worden voorkomen wordt aanbevolen (opgave 7). De onvervangbare waarden blijven daarmee behouden en ook onnodige procesvertraging wordt daarmee voorkomen. De compensatie verplichting voor landschappelijke waarden, is in het onderzoeksgebied alleen aan de orde met betrekking tot kleine landschapselementen. Het huidige landgoed De Eversberg moet aangemerkt worden als niet of zeer moeilijk vervangbare landschappelijke waarde, maar aantasting daarvan is in het kader van de planontwikkelingen niet aan de orde, gesteld dat op termijn een goed landgoedbeheer, begeleiding en sturing van recreatief medegebruik plaatsvindt. Er wordt wel een toename van het gebruik van dit bosgebied voorzien, door uitloop uit de Kruidenwijk-Zuid. De moeilijk vervangbare landschapselementen die in het gebied voorkomen zijn in rood aangegeven op Bijlage V.

 

8. Geadviseerd wordt deze waardevolle, moeilijk vervangbare elementen zo veel mogelijk te ontzien bij de planontwikkeling (compensatievriendelijk ontwerpen, opgave 8). waardevolle landschapselementen in de categorie vervangbaar.

 

9. Geadviseerd wordt deze elementen één op één te compenseren, door nieuwe landschapselementen in het ontwerp op te nemen. Uitgangspunt is dan een zelfde lengte en oppervlakte aan te houden (opgave 9) en aandacht voor een vergelijkbare soortensamenstelling. Het aantal terug te brengen elementen moet niet te klein zijn om de functie in het groene netwerk te kunnen vervullen.

 

Voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel aan de Eversbergweg wordt een (eventueel) aanvullend ecologisch onderzoek gekoppeld aan de wijziging.

 

Ook in andere incidentele ingrepen dient voordat de (bouw)vergunning kan worden afgegeven, bekend te zijn of zich daadwerkelijk beschermde planten- en diersoorten bevinden.