Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

HOOFDSTUK 2 Beleidskader

 

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (2009)
In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De provincie geeft aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe deze doelstellingen gerealiseerd moeten worden. De Omgevingsvisie Overijssel is een integrale ruimtelijke visie en heeft onder meer de status van structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening.

 

De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken. De centrale opgave luidt: een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn bij de provinciale opgave centrale begrippen.

 

In de Omgevingsvisie wordt afgebakend wat van provinciaal belang geacht wordt en welke rol de provincie daarbinnen voor zichzelf ziet. Eén van de provinciale belangen is de woningmarkt. De provincie vindt dat er op (boven)regionaal niveau regie nodig om vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming te houden. De aanwezigheid van aantrekkelijke woonmilieus voor diverse woonbehoeften is daarom van provinciaal belang.

 

Wat betreft de woonomgeving is de doelstelling aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, te creëren die voorzien in woonvraag. De woonmilieus moeten nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar. In Overijssel is tot 2030 nog vraag naar circa 60.000 woningen bovenop de bestaande voorraad van 2005 (circa 40.000 in West-Overijssel en 20.000 in Twente). Van deze 60.000 woningen zijn er sinds 2005 al 10.000 gebouwd. De harde plancapaciteit (volgens opgaven van gemeenten) voorziet met 28.300 woningen voldoende in het restant van de behoefte tot 2015 (20.400).

 

Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Dit houdt in dat de woningbouw- opgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en dekwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden.

 

Eén van de ontwikkelingsperspectieven bij het stedelijke gebied is dat dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus moeten worden versterkt. De eigenheid kan versterkt worden door de karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken. Gesteld wordt dat de actuele praktijk van de monofunctionele en monotone dorpsuitleg (die wijken en terreinen oplevert die "overal" zouden kunnen liggen) verschuift. De nadruk komt steeds meer te liggen op het creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van dorp of kern. Zoals uit de figuren bij dit hoofdstuk blijkt, is onderhavig plan aangeduid als bestaande woonwijk. Dit betekent dat het plangebied reeds bekend staat als bestaand bebouwd gebied (woonwijk).

 

 [image]

figuur 2.1 - Ontwikkelingsperspectief Omgevingsvisie Overijssel

 

Het plangebied valt binnen ontwikkelingsperspectief 'bestaande bebouwing - woonwijk'. In deze stedelijke omgeving is het de uitdaging de economische centra bereikbaar te houden en door herstructurering de kwaliteit van woonomgevingen en bedrijfslocaties te vergroten. Daarnaast er ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.

 

De provincie beoogt ruimtelijke kwaliteit niet alleen te bereiken door bescherming, maar vooral door in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. In de "Catalogus Gebiedskenmerken", die als bijlage bij de omgevingsvisie is gevoegd, wordt het provinciaal belang van alle gebiedstypen en -kenmerken beschreven en worden hieraan een ambitie en sturing toegevoegd. Hieronder volgt een

globale toetsing van onderhavig plan aan de voor dit plangebied relevante gebiedskenmerken.

 

Natuurlijke laag: het plangebied valt binnen de categorie dekzandvlakte. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

 

toetsing

Het ontwerpplan "Op den Erven - Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit" is basis voor de inrichting van het plangebied. In de richtlijnen voor de erfinrichting is opgenomen aan welke kwaliteit de inrichting zou moeten voldoen. De indeling van het plan benadrukt het kleinschalig landschap ter plaatse. Het gebruik van inheemse soorten is voorgeschreven en elementen zoals hekwerken en afrasteringsplanen hebben een landelijk karakter en worden uitgevoerd in ruw eikenhout. Karakteristieke bestaande bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd.

 

 

 

Laag van agrarisch cultuurlandschap: Het plangebied is valt binnen de typeering 'Oude hoevenlandschap'. Dit is landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen

met de grote essen ‘bezet’ waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een

landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke

ondergrond. Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.

 

 

 [image]

figuur 2.2 - Gebiedskenmerkenkaart, laag van het agrarisch cultuurlandschap

 

toetsing

in het ontwerpplan "Op den Erven - Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit" is aangegeven dat de kampen (eenmansessen) werden omgeven door singels en houtwallen waardoor het landschap fijnmazig is. De verkavelingsstructuur is onregelmatig. In de nabijheid liggen de hooi- en weilanden rondom de Regge. Door de woningen als ensembles op erven vorm te geven, wordt op een vernieuwende wijze aansluiting gezocht bij het kampenlandschap.

 

Stedelijke laag. Het plangebied maakt onderdeel uit van stedelijke bebouwing van Hulsen/de Kruidenwijk. Gesteld wordt dat dorpsuitbreidingen vaak andere gedaante hebben gekregen dan de oorspronkelijke dorpen (intern gerichte structuur, grote mate van gelijkvormigheid). Onderhavig plangebied ligt bij een uitbreidingswijk en nabij een toekomstig Natuurgebied (de Groene Mal). In dit overgangsgebied is het gewenst dat het karakter aansluit op meer landelijke bebouwing.

 

 

 

toetsing

Bij het opstellen van het inrichtingsplan zijn de kenmerken van het kampenlandschap leidend

geweest. De karakteristiek van de erven met de geclusterde gebouwen zijn als thema opgepakt om de

woningen in hun omgeving te verankeren. Op deze wijze ontstaat een uniek woonmilieu met een

bijzondere uitstraling wat een landelijk karakter heeft.

 

 

 [image]

figuur 2.3 - Gebiedskenmerkenkaart, stedelijke laag

 

2.3 Gemeentelijk beleid

Ruimte voor de mensen van morgen

In de structuurvisie "Ruimte voor de mensen van morgen" vormt de natuur de drager voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het spanningsveld dat daarbij optreedt, is dat de zogenaamde "kroonjuwelen" (landschap en cultuurhistorie) enerzijds het wervende woonmilieu en recreatieve potenties bepalen en anderzijds beperkingen stellen aan de verdere ontwikkeling op het gebied van wonen, werken en mobiliteit. Door te kiezen voor kwalitatieve groei (beheerst en duurzaam) wordt getracht dit dilemma te ondervangen. De gemeente gaat daarbij uit van organische ontwikkeling die voortbouwt op het bestaande, de reeds aanwezige infrastructuur optimaal benut en eventuele tekortkomingen

corrigeert. De gemeente streeft ernaar door woningbouw zowel kwalitatief als kwantitatief te kunnen voorzien in de opvang van de woningbehoefte van eigen inwoners en de sociaaleconomisch gebondenen. De locaties voor toekomstige woningbouw worden zo gekozen dat deze de grootst mogelijke ruimtelijke en functionele meerwaarde opleveren.

Bij het ontwikkelen van nieuwe woongebieden legt de gemeente een sterke nadruk op duurzaam bouwen. Uitgangspunt is dat het milieu zoveel mogelijk wordt gespaard en het energieverbruik wordt beperkt. Het integreren van watersystemen in woon- en werkgebieden is daarvan een onderdeel.

 

 

 

Prestatieafspraken

De provincie Overijssel maakt met elke gemeente specifieke prestatieafspraken ten aanzien van het wonen en geeft hiermee samen met de gemeenten invulling en uitvoering aan het woonbeleid in Overijssel. Met de afspraken tussen de provincie en gemeenten werken provincie en gemeenten

samen aan de hoofddoelstelling van het Overijssels woonbeleid: Voldoende woningen voor iedereen in de juiste kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. Er worden in ieder geval afspraken gemaakt over de (kwalitatieve) woningbouwopgave voor de periode 2010-2015. Uitgangspunten voor de prestatieafspraken vinden hun basis in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.

De provincie Overijssel en de gemeente Hellendoorn hebben inmiddels een akkoord gesloten over prestatieafspraken wonen voor de periode 2010-2015. Het akkoord legt op diverse onderdelen vast wat voor prestaties de provincie en gemeente willen leveren in de periode tot 2015 op het gebied van onder meer duurzaamheid en woonkwaliteit, woonservicegebieden, ruimtelijke kwaliteit en woningbouw. De gemeente heeft op basis van een eigen onderzoek naar woningbehoefte aangetoond

dat de behoefte aan woningen groter is dan de provincie in eerste instantie had berekend voor de periode 2010-2015 (op basis van Primos cijfers).

 

In de prestatieafspraken is als gevolg daarvan en na overleg tussen provincie en gemeente opgenomen dat er in de gemeente Hellendoorn 405 woningen mogen worden toegevoegd voor lokale woonbehoefte in de periode 2010-2015. Dit is exclusief het aantal woningen voor bijzondere doelgroepen (definitie: Daar waar het geen zelfstandige wooneenheid conform CBS betreft, kan het bijzondere doelgroepen betreffen.) en 125 vervangende nieuwbouwwoningen. Door de provincie zal jaarlijks worden nagegaan of de nieuwbouw daadwerkelijk met de lokale woonbehoefte wordt ingevuld. Wanneer daartoe aanleiding bestaat kan vanuit de provincie bijstelling van de aantallen

plaatsvinden. Dit kan zowel een opwaartse als een neerwaartse bijstelling zijn. Gesteld kan worden dat onderhavig bestemmingsplanplan met 7 nieuwe woningen, 1 bestaande woning en 2 vervangende woningen is opgenomen in de gemeentelijke woningbouwplanning.

2.4 Conclusies van het beleid

Geconcludeerd wordt dat het onderhavig bestemmingsplan niet in strijd is met de Omgevingsvisie Overijssel en dat de uitgangspunten zoals genoemd in de Catalogus Gebiedkenmerken in acht zijn genomen.

 

Het bestemmingsplan past ook goed binnen het gemeentelijk beleid. Het betreft een organisch vormgegeven uitbreiding op de bestaande structuren (van zowel bebouwing als infrastrucuur). De ontwikkeling past binnen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het de herontwikkeling van een voormallig bebouwde erf betreft. De te realiseren bebouwing sluit ruimtelijke goed aan bij de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en is een past als ensemble in de overgang van het stedelijke Kruidenwijk richting naar het meer landelijke Reggedal.