Bestemmingsplannen Gemeente Hellendoorn
 

4.1 Rijksbeleid

 

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;

  2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

  3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

 

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;

  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;

  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);

  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

 

3.1.2 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

Het voorliggende bestemmingsplan omvat een ontwikkeling, waarbij het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik geldt. De ruimtelijke ontwikkeling raakt geen nationale belangen.

 

Opgemerkt wordt dat het SVIR feitelijk voortborduurt op de uitgangspunten van de Nota Ruimte.In de Nota Ruimte, in werking getreden op 27 februari 2006, worden de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland verwoord. In de nota Ruimte wordt geconstateerd dat het Rijk zich in eerdere nota's regelmatig bemoeide met relatief kleine locale en regionale onderwerpen. De nota Ruimte draagt er aan bij dat dit niet meer het geval zal zijn.

 

Het Rijk zal zich voornamelijk nog gaan bemoeien met gebieden die onderdeel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Verder bevat de nota Ruimte een beperkt aantal regels om te zorgen voor een generieke basiskwaliteit in heel Nederland.

In de omgeving van Nijverdal behoort het economisch kerngebied Twente tot de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, maar Nijverdal zelf valt daarbuiten.

 

Het rijk richt zich op algemene doelen zoals: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden, een stedelijke vernieuwing en verdichting zijn daarbij speerpunten van beleid.

 

Provincies en gemeenten zijn volgens de Nota Ruimte verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk aan de rand van en aansluitend aan bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Nieuwe uitleg en herstructureringen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Bestaand bebouwd gebied dient zo optimaal mogelijk te worden benut.

 

Nederland heeft bedrijventerreinen nodig voor een duurzame economische groei. Er kan ruimte worden gecreëerd door een herstructurering van bestaande verouderde bedrijventerreinen. Bij de ontwikkeling van nieuwe uitbreidingen van steden en dorpen moet worden gestreefd naar een optimale benutting van de bestaande infrastructuur.

 

De Nota Ruimte geeft een globale begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur. Deze dient in provinciale omgevingsvisies nader te worden uitgewerkt. In zijn algemeenheid is het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken van een gebied.

De in de Nota Ruimte genoemde beleidsuitgangspunten zijn inmiddels verwoord in beleid op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

 

Op rijksniveau is besloten om het nationaal ruimtelijk beleid dat nu nog is verwoord in de Nota Ruimte, juridisch te borgen in de AmvB Ruimte.

 

4.1.2 Vierde Nota waterhuishouding

Voor wat betreft water is het beleid van het Rijk vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Daarin is verwoord dat het waterbeheer in Nederland gericht behoort te zijn op een goed en veilig bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Daartoe moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van een watersysteembenadering en integraal waterbeheer. Stedelijk water behoeft meer aandacht. Volgens de nota Waterbeheer in de 21e eeuw, moet aan het watersysteem meer aandacht worden geschonken teneinde de natuurlijk veerkracht daarvan te kunnen benutten. Afwenteling moet worden voorkomen door de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren".

 

Vanaf 1 november 2003 is een watertoets een verplichting bij plannen op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Wateroverlast wordt onder meer veroorzaakt door de wijze waarop plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, een achteruitgang van de waterkwaliteit, verdroging van natuurgebieden enzovoort. Doel van de watertoets is om deze geschetste negatieve ontwikkelingen te voorkomen en kansen voor goede watersystemen beter te benutten. Bij een watertoets gaat het er om om wateraspecten van begin af mee te nemen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en/of besluiten.