direct naar inhoud van 5.8 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)
Plan: Veldkamp-Tichelkamp, herziening Leemweg-Steenbakkersweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpVThz002-vg01

5.8 Externe veiligheid (inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen)

Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.

De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De externe veiligheids normering rond transportassen is nog niet wettelijk geregeld; wel is door de ministeries van V&W, VROM en BZ een circulaire opgesteld: de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze circulaire wordt een met het Bevi vergelijkbare systematiek geadviseerd.

In het Bevi zijn aangewezen: inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is en Wro-besluiten en de Wet milieubeheer-besluiten waarbij het Bevi moet worden toegepast. In de Circulaire worden de Wro-besluiten en verkeersbesluiten aangewezen waarbij de Circulaire moet worden toegepast.

Het externe veiligheidsrisico wordt uitgedrukt in twee grootheden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats rechtstreeks gevolg van een ongeval binnen die inrichting of transportas waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundige waarde, is onafhankelijk van de aard van de omgeving en kan worden weergegeven als een contour rond de inrichting of transportas die punten met een even hoog risico met elkaar verbindt. Aan het plaatsgebonden risico is een (wettelijke) grenswaarde verbonden: een overlijdenskans van 10-6 (1 op een miljoen) per jaar. Binnen de plaatsgebonden risico-contour van 10-6 rond een Bevi-inrichting mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden of worden geprojecteerd.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een inrichting of transportas in één keer het dodelijke slachtoffer worden van een incident met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting of op de transportas. Bij de bepaling van het groepsrisico wordt, in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, de feitelijke situatie van de omgeving betrokken, zoals: bevolkingsdichtheid, aard van de bebouwing en zelfredzaamheid. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek waarin het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van een calamiteit wordt afgezet tegen de kans dat deze gebeurtenis optreedt.

Het Bevi en de Circulaire kennen voor het groepsrisico geen grenswaarde, maar een zogenoemde oriëntatiewaarde. Het groepsrisico moet worden vergeleken met die oriëntatiewaarde. Als op grond van een Wro-besluit de vestiging of bouw van kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een inrichting wordt toegestaan, moet in de motivering van dat besluit het groeprisico worden verantwoord (artikel 13 Bevi). Bij de vaststelling van een Wro-besluit of Verkeersbesluit moet op grond van de Circulaire het groepsrisico worden verantwoord als het groepsrisico als gevolg van dat besluit significant toeneemt of als het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde.

Gevolgen voor dit bestemmingsplan

(Beperkt) kwetsbare objecten

Bij de ontwikkeling van onderhavig plangebied worden geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.

Risicovolle bedrijven

Op circa 206 meter van het plangebied is Van Engelen B.V. gevestigd. In de inrichting van Van Engelen worden onder meer oude accu's opgeslagen. Dit betreft een opslag van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen. Om deze reden is in vigerende milieuvergunning van het bedrijf voorgeschreven dat de opslag moet voldoen aan de richtlijn PGS 15 (= Publicatiereeks gevaarlijke stoffen). Vanwege de opslag van deze hoeveelheid gevaarlijke stoffen is er van uitgegaan dat de inrichting ook valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI).

In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) zijn voor inrichtingen bestemd voor de opslag van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in emballage het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied (het gebied waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord) vaste afstanden vastgelegd. Omdat deze afstanden gelden voor alle soorten opslag van gevaarlijke stoffen zijn in het REVI relatief grote afstanden opgenomen, gebaseerd op ongunstige omstandigheden (zoals de opslag van toxische gassen of de opslag van producten die bij brand toxische verbrandingsproducten kunnen veroorzaken). Voor de inrichting van Van Engelen geldt op grond van het REVI voor het plaatsgebonden risico een afstand van 65 meter.

Omdat de afstanden uit het REVI een overschatting van het feitelijke veiligheidsrisico kunnen betekenen, mag op grond van artikel 5 vierde lid van het Bevi in verbinding met artikel 3 eerste en tweede lid van het Revi voor inrichtingen waar meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in emballage wordt opgeslagen het plaatsgebonden risico worden berekend met gebruik van de parameterwaarden die zijn opgenomen in de bijlage bij de PGS 15.

Accu's bevatten geen (licht) ontvlambare stoffen. De behuizing (het omhulsel) van accu's bestaat veelal uit kunststof. Het (gewichts)aandeel kunststof in een accu is gering. Er zijn geen stikstofverbindingen aanwezig. Het grootste deel van een accu bestaat uit lood en accuzuur (verdund zwavelzuur). Lood en accuzuur zijn onbrandbaar. Er is alleen risico op brandeffecten ten gevolge van een omgevingsbrand. Gelet op de wijze waarop de accu's worden opgeslagen, is de kans op brand in de accu-opslag zeer klein. Bij een eventuele brand zijn, gelet op de aard van de opgeslagen stoffen, niet of nauwelijks toxische verbrandingsproducten te verwachten. Dodelijke toxische effecten buiten de grens van de inrichting bij een brand in de accu-opslag zijn dan ook niet te verwachten.

De vraag is ook voorgelegd aan Centrum voor Externe Veiligheid van het RIVM. Deze adviseert als volgt.

Bij de opslag van accu's zijn er twee scenario's te bedenken met mogelijke gevolgen voor de externe veiligheid. Het eerste scenario betreft een lekkage waarbij er een vloeistofplas accuzuur ontstaat, waaruit vervolgens verdamping plaatsvindt. Door de stofeigenschappen van accuzuur zal er echter nauwelijks verdamping van zwavelzuur optreden; het zal gaan om zure waterdamp (zwavelzuur zal zich bevinden in de waterdamp). Dit betekent dat er geen toxische dampen zullen vrijkomen. Op grond hiervan kunnen, in aansluiting op de wat staat in de risicoanalysemethodiek PGS 15 bedrijven, de externe risico's van toxische dampen buiten beschouwing worden gelaten.

Het tweede scenario betreft een brandscenario waarbij het toxische zwaveldioxide (SO2) als verbrandingsproduct kan vrijkomen. Vanuit de zure waterdamp zou dan zwavelzuur moeten verbranden waarbij SO2 ontstaat (theoretisch is dit mogelijk, terwijl het de vraag is of dit scenario ook in de praktijk zou optreden). Bij dit brandscenario is de vraag naar het ontstaan van brand relevant. De opslag zelf bevat geen brandbare stoffen, waardoor alleen een omgevingsbrand hoeft te worden beschouwd. Aangezien de accu's worden opgeslagen conform PGS 15 (inclusief eisen over brandwerendheid) is de kans op brand als gevolg van een omgevingsbrand te verwaarlozen.

Bovenstaande betekent dat de externe risico's van de PGS 15 opslag met oude accu's te verwaarlozen is.

De belangrijkste maatregel die is getroffen, betreft het voorschrift dat de opslag van oude accu's moet plaatsvinden overeenkomstig de richtlijn PGS 15. Zoals in het voorgaande is gesteld, is er een theoretische mogelijkheid dat bij omgevingsbrand het giftig SO2 ontstaat uit de verbranding van het zwavelzuur in de aanwezige zwavelzuurdamp. Op grond van de voorschriften die de CPR 15-2 stelt aan brandwerendheid, is de kans op een dergelijk scenario echter verwaarloosbaar en is daarom het groepsrisico verwaarloosbaar. Omdat er sprake is van een verwaarloosbaar veiligheidsrisico buiten de grens van de inrichting is er in feite ook sprake van verwaarloosbaar groepsrisico. Daarnaast is het plangebied relatief ver verwijderd. De ontwikkelingen die met voorliggend plan mogelijk worden gemaakt zullen dan ook niet berekenbaar bijdragen aan een toename van het groepsrisico.

Transport gevaarlijke stoffen

Over het doorgaande spoor Almelo - Hengelo worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt evenwel op circa 685 meter afstand van het spoor. Het plangebied ligt buiten het zogenoemde invloedsgebied van de spoorlijn. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt. Een verantwoording van het groeprisico ten gevolge van het spoor hoeft op grond van de Circulaire dan ook niet plaats te vinden.

Daarnaast ligt het plangebied op circa 190 meter afstand van de rijksweg A35 en op meer dan 365 meter van de A1. Beide rijkswegen zijn aangewezen als transportroutes voor gevaarlijke stoffen. In bijlage 5 bij de Circulaire is aangegeven dat voor beide wegen geen veiligheidszone geldt. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de A1, maar binnen het invloedsgebied van de A35. Volgens de Circulaire moet ten behoeve van de bepaling van het groepsrisico worden uitgegaan van 3000 transporten LPG (GF3). Het LPG-vervoer is maatgevend voor het groepsrisico. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat bereidt momenteel wetgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, het zogenoemde Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. In het kader daarvan is de Eindrapportage Basisnet Weg (versie 1.0 van juni 2009) openbaar gemaakt. Uitgangspunt is hierin de geprognosticeerde vervoersstroom voor 2020 vermenigvuldigd met 1,5 voor wat betreft het LPG-vervoer en vermenigvuldigd met 2 voor het overige vervoer. De genoemde 3000 transporten LPG per jaar uit de Circulaire zijn hier op gebaseerd. Uitgaande van deze vervoersstroom en van de bestaande bebouwing wordt in de genoemde Eindrapportage langs de A35 nergens een groepsrisico groter dan 0,1 x de oriëntatiewaarde berekend. Zonder verdere berekening kan er van worden uitgegaan dat het geringe aantal personen dat als gevolg van voorliggend plan op relatief grote afstand van de weg wordt toegevoegd niet zal leiden tot een significante toename van het groepsrisico. Op grond van de Circulaire is verantwoording van het groepsrisico dan ook niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een groot aantal personen met een verminderde redzaamheid. Er zijn voldoende vluchtwegen van de snelweg af en de (reguliere) bereikbaarheid voor hulpdiensten geeft geen aanleiding tot aanvullende maatregelen.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen gelegen.

Conclusie

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen.