direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Oud Borne
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpOB2012-VO01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. kleine bouwwerken, die ten dienste staan van een agrarisch bedrijf en ter plaatse nodig zijn uit een oogpunt van een doelmatig agrarisch bodemgebruik, zoals veldschuren en schuilgelegenheden voor het vee;
  • c. behoud, bescherming, herstel en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieken en waarden, zoals nader omschreven in artikel 20;
  • d. evenementen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Niet - beschermingswaardige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen voor zover 'niet-beschermingswaardig', gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de hoofdgebouwen moeten zijn voorzien van een kap met een helling van tenminste 45°, met dien verstande, dat de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, zijn toegestaan.

3.2.2 Kleine bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van kleine bouwwerken zoals genoemd in 3.1 sub b en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwwerken, zoals bedoeld in in 3.1 sub b dienen niet een aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voertuig te betreffen;
  • b. de maximale oppervlakte van een klein bouwwerk als bedoeld in 3.1 sub b bedraagt 12 m² en de maximale hoogte bedraagt 2 m¹;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 2 m1 bedragen; indien de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen zijn voor de voorgevelrooilijn bedraagt de maximale hoogte 1 m1.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Platte afdekking/kap

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1, sub d, ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking, onder de voorwaarden, dat:

  • a. de ruimtelijke karakteristiek en de stedebouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in de beschrijving in artikel 20 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal dient te passen in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de openheid van desbetreffende gronden;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.

3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2, sub c, waarbij bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden vergroot tot maximaal 15 meter binnen het bouwvlak, mits de grotere hoogte noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: