direct naar inhoud van Regels
Plan: Algemene herziening Borne
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0147.BpAHB-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Algemene herziening Borne met identificatienummer NL.IMRO.0147.BpAHB-vg01 van de gemeente Borne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen

woningen welke worden gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.6 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.

1.7 achtergevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bed en breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan maximaal 15 personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroep-aan-huis daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijf-aan-huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een woning, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

het totale vloeroppervlak van alle inpandige ruimten die voor de individuele bedrijfsvoering benodigd is, met uitzondering van technische ruimten.

1.15 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.16 beroep-aan-huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.17 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat:

  • a. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • b. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarbij de aanvraag omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend.
1.18 bestaande woning

een woning welke op het moment van inwerkingtreding van dit plan bestaat of in uitvoering is of na dat tijdstip mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende vergunning;

1.22 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging en afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.23 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding).

1.24 boerderijkamers

zelfstandige, inpandige appartementen op een agrarisch bedrijf ten behoeve van periodiek recreatief nachtverblijf voor maximaal 15 personen als ondergeschikte nevenactiviteit bij dit bedrijf.

1.25 bouwblok
1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin volledig of nagenoeg volledig assortiment en doe-het-zelfproducten uit voorraad worden aangeboden.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de aarde is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in de grond.

1.33 carport

een overkapping met een open constructie zonder eigen wanden, aangebouwd aan het hoofdgebouw, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk.

1.34 coffeeshop

horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

1.35 dagrecreatie voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.38 discotheek

een zelfstandige bedrijvigheid (niet zijnde een dansschool), welke gericht is op het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren en die niet ondergeschikt is aan de bedrijvigheid van een aldaar aanwezig hotel, café, restaurant of zaalaccommodatie.

1.39 evenement

incidenteel, kortstondig gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen zoals bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne met uitzondering van kleine evenementen zoals bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borne;

1.40 extensieve recreatie

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daar-mee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping.

1.42 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen, zijnde woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.43 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.44 geschakelde woning

woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van een bijgebouw of bijgebouwen met elkaar zijn verbonden.

1.45 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde twee-aan-een gebouwde woningen dan wel aaneengebouwde woningen), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.46 gevellijn

de aanduiding, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.47 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.48 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.49 huishouden

een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.50 ingreep

bodemroerende werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van het bouwen van (ondergrondse) bouwwerken.

1.51 internetverkoop

detailhandel via internet, waarbij ter plaatse uitsluitend opslag, inpakken en verzenden plaatsvinden en waarbij publiek niet ter plaatse te woord wordt gestaan en geholpen.

1.52 inwoning

woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een ander huishouden kan worden bewoond zonder daarbij in ieder geval afhankelijk te zijn van de volgende wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte: keuken, badkamer en toilet.

1.53 kampeermiddel

een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.54 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.55 kelder

een onder het peil gelegen deel van een gebouw.

1.56 klooster

een instelling ten behoeve van een op religieuze grondslag georganiseerde woon- en leefgemeenschap.

1.57 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in artikel 1 onderdeel b, onder a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.58 landschapsplan

een plan bij realisering van nieuwe bouw- en of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.59 landschapswaarden

de aan een gebied eigen zijnde visueel-ruimtelijke, ecologische en/of cultuurhistorische waarden.

1.60 lijst van bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven en bedrijfsactiviteiten bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze regels.

1.61 maatschappelijk

het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, onderwijs, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, verenigingsleven en opvoeding.

1.62 nachtclub

een bedrijf of een onderdeel daarvan, gericht op het bieden van nachtelijke uitgaansmogelijkheid. Het accent ligt hierbij op het showelement en de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.

1.63 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.64 nevenactiviteiten

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel.

1.65 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca), met dien verstande dat:

  • a. het houden van feesten en partijen niet is toegestaan;
  • b. er geen reclame wordt gemaakt ten behoeve van de horecavoorziening en;
  • c. de toegang tot de horecavoorziening dezelfde is als de toegang van de hoofdfunctie.
1.66 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.67 overig bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.68 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal drie wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.

1.69 paardenbak

een omheinde ruimte (geen gebouw zijnde) welke geschikt is gemaakt voor het berijden, trainen of africhten van paarden. De ondergrond is veelal vervangen door een zandbed, al dan niet aangevuld met en dempende en drainerende laag.

1.70 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.71 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.72 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, (brom)fietsen, vrijetijdsartikelen, boten caravans, tuincentra, keukens en sanitair die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstraling.

1.73 permanente bewoning

een gebruik van een (gedeelte van een) gebouw of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als hoofdverblijf.

1.74 plaatsgebonden risicocontour

een op de plankaart opgenomen 10-6 PR-contour waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht.

1.75 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.76 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.77 recreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.78 recreatiewoning

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.

1.79 risicovolle inrichting

een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.80 rooilijn

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.

1.81 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.82 speelautomaat

een toestel, ingericht voor beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.

1.83 speelautomatenhal

een, vanaf de openbare weg toegankelijke inrichting, waar speelautomaten staan opgesteld.

1.84 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.85 twee-aaneen gebouwde woningen

een blok van twee-aaneengebouwde woningen.

1.86 vakantiehuis

een gebouw, dat dient voor periodiek recreatief (nacht)verblijf door personen die hun hoofdverblijf elders ter vrije beschikking hebben.

1.87 verblijfsrecreatie

recreatie die mede gericht is op het verstrekken van nachtverblijf.

1.88 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel.

1.89 vloeroppervlak(te)

de grootte van de gebruiksoppervlakte van een vloer.

1.90 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.91 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.92 voorgevelrooilijn
  • a. de voorste bouwgrens, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens in deze regels toegelaten afwijkingen;
  • b. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van het bestaand bouwwerk: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van het bestaand bouwwerk, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.
1.93 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen.

1.94 waterpeil

het waterpeil zoals opgenomen in de legger en keur van het Waterschap.

1.95 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.96 wonen

het gebruiken van (een gedeelte van) een gebouw ten behoeve van het huisvesten van maximaal één huishouden met uitzondering van inwoning.

1.97 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden met uitzondering van inwoning.

1.98 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw niet zijnde een voor- of achtergevel.

1.99 zijgevellijn

denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.100 zorgwoning

een woning welke dient voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens:

de kortste afstand van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. hobbymatig houden van dieren;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bloemenvereniging', tevens een bloemenvereniging;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak', tevens een paardenbak;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalige recreatiefunctie', tevens een kleinschalige recreatie;

met de daarbij behorende:

  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. perceelsontsluitingswegen;
  • j. wandel- en fietspaden;
  • k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', de maximaal aangegeven goothoogte;
  • d. de hoofdgebouwen zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande, dat de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, zijn toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, de bouwhoogte voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter;
  • c. de oppervlakte bedraagt ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht maximaal 12 m².
3.2.3 Bebouwing bij bloemenvereniging

In afwijking van het bepaalde in 3.2.1 gelden voor het oprichten van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bloemenvereniging' de volgende regels:

  • a. er worden maximaal drie gebouwen of overkappingen gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen of overkappingen bedraagt maximaal 250 m²;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 5 meter.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bloemenvereniging

Ten aanzien van gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bloemenvereniging' wordt maximaal 400 m2 van de in de bestemming aangegeven gronden gebruikt als parkeervoorziening.
3.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

    • 1. recreatief nachtverblijf en/of kleinschalig kamperen;
    • 2. containerteelt.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsvoering;
  • b. extensieve recreatie;
  • c. hobbymatig houden van dieren;
  • d. instandhouding en versterking van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen', beplantingselementen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'openheid', openheid;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen', hoogteverschillen;
  • e. natuurontwikkeling;

met de daarbij behorende:

  • f. bestaande perceelsontsluitingswegen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. wandel- en fietspaden;
  • i. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. containerteelt;
  • b. volkstuinen en moestuinen;
  • c. kleinschalig kamperen;
  • d. schuilstallen;
  • e. open opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van uitoefening van (glastuin)bouw, fruit- en boomteelt binnen een afstand van 50 meter van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand wordt aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies met gebouwen behoudens de agrarische bedrijvigheid.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de onderstaande werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren.

Op de gronden ter plaatse van de 'aanduiding'

4.5.1 Specifieke vorm van agrarisch met waarden - beplantingselementen
  • a. het vellen en rooien van houtgewas.
4.5.2 Openheid
  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting, anders dan in de vorm van boomkwekerijgewassen;
  • b. het aanleggen van (geluids)wallen;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.
4.5.3 Specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen
  • a. afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.
4.5.4 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de specifieke gebiedskenmerken en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.5.5 Uitzonderingen

De in 4.5.2 en 4.5.3 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken of werkzaamheden die plaatsvinden op het agrarische bouwperceel.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  • b. in afwijking van het onder a. bepaalde is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' uitsluitend een bedrijf toegestaan voor zover deze voorkomt in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • c. in afwijking van het onder a. bepaalde is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend een bedrijf toegestaan voor zover deze voorkomt in categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • d. in afwijking van het onder a. bepaalde is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend een bedrijf toegestaan voor zover deze voorkomt tot en met categorie 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • e. in afwijking van het onder a. bepaalde is ter plaats van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend een bedrijf toegestaan voor zover deze voorkomt in tot en met categorie 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garage', tevens een garagebedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend een opslagbedrijf met SBI-code 52109;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - oude almeloseweg 17', tevens een schildersbedrijf met de SBI-code 4544;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parketbedrijf', tevens bedrijven en bedrijfsactiviteiten op het gebied van parket- en laminaatvloeren (geen vloerbedekking) en de daarbij behorende detailhandel;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstof met lpg', tevens een verkooppunt met motorbrandstoffen met lpg en een autobedrijf, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstof zonder lpg', tevens een verkooppunt met motorbrandstoffen zonder lpg en een autobedrijf, met daarbij behorende detailhandel en een autowasstraat;

met de daarbij behorende:

  • n. fietsenstallingen;
  • o. groenvoorzieningen en tuinen;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. verhardingen;
  • r. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (inclusief bedrijfswoningen) gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', het bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal het aangegeven percentage bedraagt;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 4,5 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • f. bij bedrijfswoningen beslaan de bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak.
5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel, met een maximum van 55 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemene regels

Ten aanzien van gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel bedraagt maximaal 125 m2;
  • b. de minimale afstand van het vulpunt van de lpg-installatie ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' op de kruising Azelosestraat - Hosbekkeweg tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten bedraagt 110 meter;
5.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. open opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • f. inrichtingen als bedoeld in 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht juncto bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a ten behoeve van de vestiging van een bedrijf, vermeld in categorie B2 of C van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging dan wel ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dat niet in de categorieën A en B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging is vermeld met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf binnen en buiten het plangebied naar aard en invloed op de omgeving en verschijningsvorm geen onevenredige milieubelasting oplevert;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling worden betrokken: geluidshinder, geurproductie, stofuitworp, trillinghinder, gevaar, straling, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en grondwater.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming Groen, met dien verstande dat na wijziging de regels als opgenomen in artikel Groen uitsluitend van toepassing zijn.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • d. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 tot en met 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • e. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijventerrein ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • f. opslag en distributie voor internetverkoop;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – dansschool', tevens een dansschool;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – burenweg 20', tevens een aannemersbedrijf met werkplaats (SBI-code 45, milieucategorie 3.1);
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - morseltoven 12',, tevens een afhaalmagazijn;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tijdelijke kantoor unit', tevens een tijdelijke kantoor unit;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Rientjesoven 18', tevens perifere detailhandel;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen met in achtneming van het bepaalde in 6.6;

met de daarbij behorende:

  • n. fietsenstallingen;
  • o. groenvoorzieningen en tuinen;
  • p. keerwanden.
  • q. ondergeschikte horeca;
  • r. ondergeschikte kantoren;
  • s. opslag van goederen met dien verstande dat dit niet zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  • t. parkeervoorzieningen;
  • u. productiegebonden detailhandel;
  • v. verhardingen;
  • w. wandel- en fietspaden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen, carport en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van gebouwen, carport en overkappingen per bouwperceel bedraagt maximaal 60%;
  • c. per bedrijf wordt voldaan aan de volgende parkeernormen, tenzij uit de Nota parkeernormen gemeente Borne blijkt dat minder parkeerplaatsen ook voldoen:
Bedrijfsactiviteit   Aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak  
arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven (loodsen, opslag, groothandel en transportbedrijven)   minimaal 0,8 - maximaal 1.3  
arbeidsintensieve en bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf)   minimaal 2.1- maximaal 2.6  
arbeidsintensieve en bezoekersintensieve bedrijven (showroom)   minimaal 2.1- maximaal 2.6  
bedrijfsverzamelgebouwen   minimaal 1.6 - maximaal 2.1  
6.2.2 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, gelden in aanvulling op het bepaalde in 6.2.1 de volgende regels:

  • a. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', minimaal en maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter bij een bouwhoogte tot 7 meter en minimaal 5 meter bij een bouwhoogte van meer dan 7 meter;
  • f. de hoogte van ondergeschikte bouwdelen, zoals ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, installaties voor duurzame energie, enzovoort, bedraagt maximaal 20 meter;
6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden, in aanvulling op het bepaalde in 6.2.1, de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het maximaal aantal aangegeven bedrijfswoningen;
  • b. een nieuw op te richten bedrijfswoning wordt aan of in het bedrijfsgebouw gerealiseerd en wordt niet als vrijstaand gebouw opgericht;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de gebouwen worden vanaf de maximale toegestane goothoogte (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60° lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;
  • g. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.
6.2.4 Bijgebouwen, carports en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen, carports en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot aan de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter met dien verstande dat bijgebouwen en overkappingen die aanwezig waren ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn toegestaan;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter;
  • f. de oppervlakte van een carport of een overkapping bedraagt maximaal 30 m², met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het bouwperceel bedraagt;
  • g. de oppervlakte van bijgebouwen bedraagt maximaal 55 m², met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het bouwperceel bedraagt.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen carports en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van silo's ter plaatse van de aanduiding 'silo' bedraagt maximaal 12 meter.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van gebruik gelden de volgende regels:

6.4.1 Ondergeschikte kantoren
  • a. Het bedrijfsvloeroppervlak van ondergeschikte kantoren bedraagt niet meer dan 50% met een maximum van 750 m2 per bedrijf;
  • b. Het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van productiegebonden detailhandel bedraagt maximaal 10% met een maximum van 150 m² per bedrijf;
6.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het afhalen en betalen ten behoeve van internetverkoop;
  • b. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • f. opslag van gevaarlijke stoffen;
  • g. de opslag van goederen en materialen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg;
  • h. detailhandel genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten met uitzondering van het bepaalde in 6.1, 6.5.2 en 6.5.3;
  • i. open opslag- of bergplaats van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en/of stoffen en/of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • k. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, die genoemd staan onder de milieucategorieën 1 tot en met 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten waarvan de capaciteit van de beoogde activiteiten de maximale drempelwaarden genoemd in kolom 2 van lijst C of D-lijst van het Besluit milieu effect rapportage te boven gaan;
  • l. bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in de Nederlandse emissieregistratie (individueel geregistreerde bedrijven);
  • m. bedrijfsactiviteiten die vallen onder het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A (bedrijven met een opgesteld vermogen van 50 MW of meer);
  • n. bedrijfsactiviteiten die vallen onder het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties (bedrijven met middelgrote stookinstallaties);
  • o. zelfstandige kantoren.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 ten behoeve van de vestiging van een bedrijf, vermeld in een hogere categorie van de Lijst van bedrijfsactiviteiten dan wel voor de vestiging van een bedrijf dat niet in de categorieën, zoals genoemd in 6.1, van de Lijst van bedrijfsactiviteiten is vermeld met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf binnen en buiten het plangebied naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geen onevenredige milieubelasting mag opleveren;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar.
6.5.2 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1, voor de vestiging c.q. uitoefening van perifere detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', tevens perifere detailhandel is toegestaan;
  • b. door middel van branche-specifiek onderzoek moet worden aangetoond, dat de distributieplanologische ruimte voor de vestiging aanwezig is en er géén onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen binnen het voorzieningenniveau in de gemeente Borne ontstaat;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij uitgegaan wordt van een parkeernorm van minimaal 2,1 en maximaal 2,6 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo).
6.5.3 Productiegebonden detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 sub b, voor het toestaan van groter oppervlak productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. door middel van branche-specifiek onderzoek moet worden aangetoond, dat de distributieplanologische ruimte voor de vestiging aanwezig is en er géén onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen binnen het voorzieningenniveau in de gemeente Borne ontstaat;
  • b. het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) maximaal 250 m² bedraagt;
  • c. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, waarbij uitgegaan wordt van een parkeernorm van minimaal 2,1 en maximaal 2,6 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo).
6.6 Uitsterfregeling

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen als (burger)woning en bijgebouw, zoals aangegeven in Bijlage 4 mag, mits naar aard en omvang niet vergroot, worden voortgezet.
  • b. het huidige gebruik van de gronden en de daarop aanwezige gebouwen (woning en bijgebouw), zoals bedoeld onder sub a, vervalt indien:
    • 1. dit gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan 6 maanden is onderbroken of
    • 2. indien er na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan een bedrijf wordt gevestigd op dit perceel en er een economische binding bestaat tussen dit bedrijf en een bewoner van dit perceel, waarbij het bedrijfsmatige gebruik voor een periode langer dan 2 maanden wordt voortgezet.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos/bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden en landschapswaarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. wegen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het vellen en rooien van houtgewassen.
7.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad.

7.4.3 Uitzonderingen

Het in 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 8 Centrum - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis, uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca maximaal categorie 1c', tevens horecabedrijven uit maximaal categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', tevens horecabedrijven uit maximaal categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Grotestraat 181', tevens horeca tot en met categorie 2 op de verdieping;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoorfuncties, uitsluitend op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een parkeergarage, al dan niet geheel of halfverdiept;
  • j. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van detailhandel - Grotestraat 186', tevens detailhandel op de verdieping;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens sport op de begane grond;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis op de begane grond;

met de daarbij behorende:

  • m. fietsenstallingen;
  • n. groenvoorzieningen en tuinen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. verhardingen;
  • q. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. de hoofdgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte.
8.2.2 Hoofdgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van het bepaalde in 8.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels en zijgevels, indien deze naar de weg zijn gekeerd, worden in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
8.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', maximaal de aangegeven bebouwingspercentage; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage 100% van het bouwperceel.
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de bouw van bijgebouwen en overkappingen doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied zoals beschreven in de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. sub a onder 1 is niet van toepassing ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1, sub a, ten behoeve van de bouw van gebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. 8.2.1, sub d, ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking;

onder de voorwaarden, dat:

    • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in Artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal dient te passen in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
8.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande gebouwen;
  • b. perifere detailhandel en supermarkten.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken voor dienstverlening

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 en dienstverlening toestaan, met dien verstande dat het dienstverlenende bedrijf naar ruimtelijke uitstraling en publieksgericht karakter vergelijkbaar is met een detailhandelsbedrijf.

8.6.2 Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits:

  • a. een termijn van tenminste één jaar is verstreken na het moment dat dit plan in werking is getreden;
  • b. op het moment van verstrijken van de onder a genoemde termijn geen sprake is van een aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

Artikel 9 Centrum - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis, uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening en kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een tandtechnisch laboratorium;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend garageboxen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een parkeergarage;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeren op de verdieping;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Grotestraat 210-214'; uitsluitend een bouwmarkt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt'; uitsluitend een supermarkt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis op de begane grond;

met de daarbij behorende:

  • k. fietsenstallingen;
  • l. groenvoorzieningen en tuinen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. verhardingen;
  • p. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak beslaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan.
9.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. het aanduidingsvlak 'bijgebouwen' mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt ;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt .
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
9.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. supermarkt, met uitzondering van supermarkten genoemd in 9.1 sub i;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits:

  • a. een termijn van tenminste één jaar is verstreken na het moment dat dit plan in werking is getreden;
  • b. op het moment van verstrijken van de onder a genoemde termijn geen sprake is van een aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

Artikel 10 Cultuur en Ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca uit categorie 1b uit de Lijst van Horeca-activiteiten, met uitzondering van een hotel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een parkeerkelder;

met de daarbij behorende:

  • e. fietsenstallingen;
  • f. groenvoorzieningen en tuinen;
  • g. ondergeschikte horeca.
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. wandel- en fietspaden;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 4,5 meter meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • f. in afwijking van het bepaalde van sub d en e is een hogere bouwhoogte toegestaan indien deze ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is;
  • g. de hoofdgebouwen zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 45° ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan.
10.2.2 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen - beschermingswaardig

In afwijking van het bepaalde in 10.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de volgende regels:

  • a. behoudens het bepaalde in sub d, worden de bij hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels en zijgevels van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, worden deze in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. bijgebouwen en overkappingen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt maximaal 40%;
    • 2. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bedraagt (met in achtneming van het bepaalde in sub 1) maximaal:
      • 45 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
      • 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
      • 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
      • 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
      • 70 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 2,7 meter en 4 meter;
    • 4. met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en overkappingen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel;
    • 5. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw en overkappingen bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, maximaal 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt;
    • 6. de bouw van het bijgebouw en overkapping doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogte;
  • f. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen zijn gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven;
10.2.3 Bouwwerken. geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt ;
  • b. sub a onder 1 is niet van toepassing ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 10.2.1 onder g, ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking;

onder de voorwaarden, dat:

  • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal past in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
  • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
  • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. hotel;
  • c. speelautomaathallen;
  • d. discotheken;
  • e. nachtclubs;
  • f. coffeeshops;
  • g. zelfstandige horeca, met uitzondering van horeca als bedoeld in 10.1 sub c;
  • h. recreatief nachtverblijf.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat de verkoopruimte van de detailhandelsvestiging uitsluitend op de begane grondlaag wordt gevestigd;
  • b. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis, met dien verstande dat:
    • 1. de functie als bedoeld in sub a en c gecombineerd mag worden met de woonfunctie;
    • 2. de woonfunctie aanwezig is op 8 maart 2013, indien de woonfunctie niet aanwezig is op 8 maart 2013 is maximaal 1 woning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer', uitsluitend perifere detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kapsalon', tevens een kapsalon toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', uitsluitend een supermarkt;

met de daarbij behorende:

  • g. fietsenstallingen;
  • h. groenvoorzieningen en tuinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. verhardingen;
  • k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 4,5 meter meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • e. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan.
11.2.2 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter, waarbij de oppervlakte van de overkapping maximaal 20 m2 bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', de maximaal aangegeven bebouwingspercentage;
  • f. indien geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen, bedraagt de oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel maximaal 55 m² .
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt .
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m².
11.4.2 Strijdig gebruik

Tot een verboden gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 sub b voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
11.5.2 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 sub a voor het toestaan van perifere detailhandel, met dien verstande dat:

    • 1. voldaan wordt aan de parkeernorm;
    • 2. op basis van distributieplanologisch onderzoek is aangetoond dat deze afwijking verantwoord is en niet leidt tot een onevenredige verstoring van de bestaande voorzieningenstructuur binnen de gemeente Borne.

Artikel 12 Dienstverlening

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen, met daaronder begrepen beroep-aan-huis, uitsluitend op de verdieping, waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie aanwezig is op 8 maart 2013, indien de woonfunctie niet aanwezig is op 8 maart 2013 is maximaal 1 woning toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', tevens een bedrijf uit maximaal categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf, uitsluitend op de begane grond;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca uit categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. fietsenstallingen;
  • j. groenvoorzieningen en tuinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. verhardingen;
  • m. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • f. indien uitsluitend 'maximum goothoogte (m)' staat aangegeven, bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal 4,5 meter meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • g. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6, ook platte afdekkingen , dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. de hoofdgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan.
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan.
12.2.2 Hoofdgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van 12.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. indien de voorgevels en zijgevels van hoofdgebouwen naar de weg zijn gekeerd, worden deze in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende bijlage Inventarisatierapport is aangegeven.
12.2.3 Bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de oppervlakte van overkappingen bedraagt maximaal 20 m2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', maximaal de aangegeven bebouwingspercentage;
  • g. indien geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is opgenomen, bedraagt de oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak per bouwperceel maximaal 55 m² .
12.2.4 Bijgebouwen en overkappingen - Beschermd dorpsgezicht

In afwijking van het bepaalde in 12.2.3 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. bijgebouwen en overkappingen worden 1 meter achter de voorgevellijn opgericht;
  • c. het oppervlak van hoofdgebouw, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bedraagt, met in achtneming van het bepaalde in sub c, buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig' maximaal:
    • 1. 45 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
    • 2. 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
    • 3. 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
    • 4. 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
    • 5. 70 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak maximaal 2,7 meter en 4 meter bedraagt ;
  • f. de met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig';
  • g. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt;
  • h. de bouw van bijgebouwen en overkappingen doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 34 Waarde - Beschermd dorpsgezicht;
12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. sub a onder 1 is niet van toepassing ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
12.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1 onder b voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 13 Gemengd - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. bedrijven uit maximaal categorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - functiemenging uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening en kantoren, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat tevens ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, op de verdieping dienstverlening en kantoren zijn toegestaan voor zover aanwezig op 8 maart 2013;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', tevens een bedrijf dat genoemd staat onder de milieucategorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1', uitsluitend detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', uitsluitend dienstverlening;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b', tevens horeca uit maximaal categorie 1b uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c', tevens horeca uit maximaal categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', tevens horeca uit maximaal categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Stationsstraat 42', horeca uit maximaal categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet is toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - Grotestraat 260'', uitsluitend maatschappelijke voorzieningen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - hoek Parallelweg/Azelosestraat', uitsluitend maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf', uitsluitend een nutsbedrijf;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'silo', tevens een silo;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Grotestraat 66', tevens een groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders behorende bij categorie 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Grotestraat 72', tevens een natuursteenbewerkingsbedrijf behorende bij categorie 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Grotestraat 237', tevens een cateringbedrijf behorende bij categorie 3.1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - vuurwerkbewaarplaats', tevens de opslag van vuurwerk;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', tevens een zorgwoning;

met de daarbij behorende:

  • v. fietsenstallingen;
  • w. groenvoorzieningen en tuinen;
  • x. parkeervoorzieningen;
  • y. speelvoorzieningen;
  • z. verhardingen;
  • aa. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte met dien verstande dat indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, de bouwhoogte maximaal 4,5 meter meer bedraagt dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • e. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. de hoofdgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • g. de vrije doorgang bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', minimaal 2,5 meter;
  • h. ter plaatse van de figuur 'gevellijn':
    • 1. de oriëntatie van de hoofdgebouwen wordt gericht op de voorgevelbouwgrens. Dit blijkt uit de gevelindeling en de presentatie van de bebouwing naar buiten toe;
    • 2. de voorgevels worden gebouwd in de voorgevelgrens.
13.2.2 Hoofdgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van 13.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. indien de voorgevels en zijgevels van hoofdgebouwen naar de weg zijn gekeerd, worden deze in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende bijlage Inventarisatierapport is aangegeven.
13.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 meter;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen maximaal 3,3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen maximaal 6 meter bedraagt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt per bouwperceel maximaal 55 m².
13.2.4 Bijgebouwen en overkappingen - Beschermd Dorpsgezicht

In afwijking van het bepaalde in 13.2.3 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. bijgebouwen en overkappingen worden 1 meter achter de voorgevellijn opgericht;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw, overkappingen en bijgebouwen bedraagt maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • d. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in sub c, maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen, met in achtneming van het bepaalde in sub c, buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig', maximaal:
    • 1. 45 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
    • 2. 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
    • 3. 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
    • 4. 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
    • 5. 70 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer;
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 2,7 meter en 4 meter;
  • g. de kapvormen en kaprichtingen van bijgebouwen en overkappingen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende bijlage Inventarisatierapport is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig';
  • h. de met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig';
  • i. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, maximaal 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt;
  • j. de bouw van het bijgebouw doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht;
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt ;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt ;
  • b. sub a onder 1 en 2 zijn niet van toepassing ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, niet zijnde beschermenswaardig, van het bepaalde in:

  • a. 13.2.1 sub a ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. 13.2.1 sub e onder 1 ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking;
  • c. sub a en/of sub b kan alleen verleend worden onder de voorwaarden dat:
    • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal past in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m².
13.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits:

  • a. een termijn van tenminste één jaar is verstreken na het moment dat dit plan in werking is getreden;
  • b. op het moment van verstrijken van de onder a genoemde termijn geen sprake is van een aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

Artikel 14 Gemengd - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor

14.1.1 Beschermd dorpsgezicht

ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht;

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. ateliers;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van dienstverlening die op 8 maart 2013 reeds op de verdieping aanwezig is;
  • d. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'religie', tevens voor religie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Watertorenstraat 10', tevens yoga.
14.1.2 De Veste 2

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - de Veste 2':

  • a. wonen op de verdieping met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond en op de eerste verdieping ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten;
  • f. bedrijven uit maximaal categorie 1 en/of 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij bedrijf;
14.1.3 Stationsstraat

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Stationsstraat':

  • a. wonen voor zover een woning op 8 maart 2018 aanwezig is met daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • c. maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, waarbij een functiewijziging naar een geluidgevoelige functie niet is toegestaan;
  • d. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • e. ondergeschikte horeca, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
14.1.4 Akker

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Akker 7':

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', uitsluitend maatschappelijke voorzieningen.
14.1.5 Dorsmolen

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Dorsmolen':

  • a. wonen in gestapelde woningen, met daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • d. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • e. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

met de tot bij 14.1.1 tot en met 14.1.5 behorende:

  • g. fietsenstallingen;
  • h. groenvoorzieningen en tuinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. verhardingen;
  • l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het maximum aangegeven aantal woningen;
  • b. de hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte met dien verstande dat indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, de bouwhoogte maximaal 4,5 meter meer bedraagt dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • f. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. de hoofdgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan.
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e en f zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2', platte daken toegestaan;
  • i. de vrije doorgang bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', minimaal 2,5 meter.
14.2.2 Hoofdgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van 14.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels en zijgevels van hoofdgebouwen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, worden in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen van hoofdgebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende bijlage Inventarisatierapport is aangegeven.
14.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij wonen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij wonen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Akker 7';
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 55 m².
14.2.4 Bijgebouwen en overkappingen - Beschermd dorpsgezicht

In afwijking van het bepaalde in 14.2.3 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. bijgebouwen worden 1 meter achter de voorgevellijn opgericht;
  • c. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw, overkappingen en bijgebouwen bedraagt maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • d. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in sub c,maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak, met in achtneming van het bepaalde in sub c, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig', maximaal :
    • 1. 45 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
    • 2. 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
    • 3. 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
    • 4. 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
    • 5. 70 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw', de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen 62 m²;
  • g. het bepaalde onder c en d is niet van toepassing op bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • h. de maximale goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 2,7 meter en 4 meter;
  • i. de kapvormen en kaprichtingen van bijgebouwen en overkappingen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende bijlage Inventarisatierapport is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig';
  • j. de met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermenswaardig';
  • k. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, maximaal 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt;
  • l. de bouw van het bijgebouw doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. sub a onder 1 en 2 zijn niet van toepassing ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht.
14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, niet zijnde beschermenswaardig, van het bepaalde in:

  • a. 14.2.1 sub b ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. 14.2.1 sub f onder 1 ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 45° of ten behoeve van een platte afdekking;
  • c. sub a en/of sub b kan alleen verleend worden onder de voorwaarden dat:
    • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal past in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 De Veste 2

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. De totale vloeroppervlakte van detailhandel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 2', maximaal 1000 m².
14.5.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m².
14.5.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen op een bouwperceel te verlagen tot het aantal bestaande woningen, mits:

  • a. een termijn van tenminste één jaar is verstreken na het moment dat dit plan in werking is getreden;
  • b. op het moment van verstrijken van de onder a genoemde termijn geen sprake is van een aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning.

Artikel 15 Gemengd - 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

15.1.1 Gemengd 3
  • a. dienstverlening;
  • b. kantoren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kringloopwinkel', tevens een kringloopbedrijf met dien verstande dat de verkoopruimte van de detailhandel uitsluitend op de begane grond wordt gevestigd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - tandartspraktijk', tevens een tandartspraktijk.
15.1.2 De Veste

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - de Veste 1' uitsluitend voor:

  • a. horeca uit maximaal categorie 1a zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  • b. maatschappelijke dienstverlening;
  • c. sportvoorzieningen;
  • d. ondergeschikte horeca ten behoeve van sub b en c;
15.1.3 Letterveldweg

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Letterveldweg' uitsluitend voor:

  • a. detailhandel met dien verstande dat de verkoopruimte van de detailhandelsvestiging uitsluitend op de begane grondlaag wordt gevestigd;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca uit maximaal categorie 1a zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', uitsluitend een supermarkt;

met de tot bij 15.1.1 tot en met 15.1.3 behorende:

  • e. fietsenstallingen;
  • f. groenvoorzieningen en tuinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. verhardingen;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • g. ter plaatse van de figuur 'gevellijn':
    • 1. wordt er in de gevellijn gebouwd;
    • 2. bedraagt de bouwhoogte minimaal 8 meter.
15.2.2 Bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de oppervlakte van overkappingen bedraagt maximaal 30 m²;
  • f. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', aangegeven bebouwingspercentage.
15.2.3 Bijgebouwen - De Veste 1

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1' de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • e. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 130 m2 bedraagt;
  • f. de oppervlakte per bijgebouw maximaal 75 m2 bedraagt.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevel en maximaal 2 meter achter de voorgevel met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt met dien verstande dat de bouwhoogte van speeltoestellen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1', maximaal 5 meter bedraagt.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - De Veste 1'.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1.1 onder c voor een geluidsgevoelige functie, met dien verstande dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 16 Groen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kunstwerken en speelvoorzieningen;
  • c. perceelsontsluitingswegen en uitwegen;
  • d. overige ondergeschikte verhardingen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'water', de bestaande beek in stand gehouden dient te worden danwel in geval van een verschuiving/verplaatsing van de beek gesitueerd dient te worden binnen deze aanduiding;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antenne-installatie;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bos', tevens een bos/park;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' en ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, tevens evenementen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' tevens een fietsenstalling;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens geluidwerende voorzieningen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', tevens geluidscherm;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'groenvoorziening', uitsluitend groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', uitsluitend een houtwal;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', uitsluitend een houtsingel;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' tevens een kinderboerderij;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeren ten behoeve van de aangrenzende bestemming Kantoor;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', tevens standplaatsen;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarde wal', tevens de aanleg, instandhouding en bescherming van de aarde wal;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermenswaardige groenelementen', beschermenswaardige groenelementen;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - houtopstand', uitsluitend een houtopstand;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oorlogsmonument', de instandhouding en bescherming van de gedenkplaats voor gevallen van W.O. II.;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', tevens een speelveld;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', parkeerplaatsen;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt', tevens een lpg-vulpunt;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwwerken - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling', maximaal 1 fietsenstalling is toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van fietsenstallingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. het aantal standplaatsen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen', de maximaal aantal aangegeven standplaatsen;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de hoogte van de aarde wal bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarde wal', 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen en geluidscherm bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • g. de bouwhoogte van antenne-installaties bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' maximaal 30 meter;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is maximaal één fietsenstalling van maximaal 25 m² per hoofdgebouw van de aanliggende bestemming Kantoor toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oorlogsmonument' wordt de bestaande maatvoering gehandhaafd.
16.2.2 Bouwwerken - beschermenswaardig

In afwijking van het bepaalde in 16.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van het gebouw bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogte;
  • d. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen zijn gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een aanlegsteiger, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 20 m² en de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

16.5 Specifieke gebruiksregels
16.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
16.5.2 Evenementen

Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn maximaal 8 evenementen per jaar toegestaan;
  • b. de duur van evenementen bedraagt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement.
16.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  • a. Het speelveld ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. de aanleg en instandhouding van de houtsingel ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' waarbij de aan te leggen houtsingel 2 meter breed dient te zijn;
    • 2. de instandhouding van de houtwal ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
  • b. De Aamaatweg indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. bij het kruispunt Azelosestraat moeten doorgaande vliegroutes gehandhaafd blijven door de functie van de bestaande bomengroepen te handhaven;
    • 2. de instandhouding van een wal met houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – landschappelijke inpassing zuidelijke randweg';
    • 3. de instandhouding van een geluidscherm met een bouwhoogte van 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1 ten behoeve van:

  • a. de oprichting van maximaal één reclamemast in de zone langs de Rijksweg, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte niet meer dan 27 meter bedraagt;
    • 2. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies, gebruiksmogelijkheden en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de realisatie van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. is aangetoond dat parkeren op eigen terrein structureel ontoereikend is;
    • 2. er geen alternatieven aanwezig zijn;
    • 3. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
    • 4. deze landschappelijk worden ingepast.
16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.7.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'houtwal' en 'houtsingel':
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het vellen en rooien van gewassen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermingswaardige groenelementen' de beschermingswaardige groenelementen geheel of gedeeltelijk te rooien, te vellen of af te breken.
16.7.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.7.1 moet worden geweigerd indien:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'houtwal' en 'houtsingel', door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermingswaardige groenelementen' door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de groenvoorzieningen, zoals beschreven in artikel 35 onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
16.7.3 Uitzonderingen

Het in 16.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.8.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - oorlogsmonument', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk slopen van de gedenkplaats voor gevallen van W.O. II.
16.8.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 16.8.1 mag alleen worden verleend indien door de sloopwerkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan het desbetreffende bouwwerk niet blijvend onevenredig worden geschaad; of
  • b. de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan het desbetreffende bouwwerk worden veiliggesteld dan wel (elders) worden teruggebracht.
16.8.3 Uitzonderingen

Het in 16.8.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca uit maximaal categorie 1a uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan of
    • 2. indien de woonfunctie niet aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is maximaal 1 woning toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1b', uitsluitend horeca uit maximaal categorie 1b uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c', uitsluitend horeca uit maximaal categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Marktstraat 1' ook op de verdieping horeca uit maximaal categorie 1c uit de Lijst van Horeca-activiteiten is toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', uitsluitend horeca uit maximaal categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Grotestraat 167 ook op de verdieping horeca uit maximaal categorie 2 uit de Lijst van Horeca-activiteiten is toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Grotestraat 167', uitsluitend kantoren en dienstverlening op de verdieping;

met de daarbij behorende:

  • g. fietsenstallingen;
  • h. groenvoorzieningen en tuinen;
  • i. ondergeschikte kantoren;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. verhardingen;
  • m. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldende volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan.
17.2.2 Hoofdgebouw - bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in 17.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:

  • a. de bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. het hoofdgebouw wordt vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.
17.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen' gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de oppervlakte van de overkapping bedraagt maximaal 20 m2;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt ;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt ;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - reclamezuil' bedraagt de bouwhoogte van LED-schermen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', aangegeven bouwhoogte.
17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
17.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. coffeeshops;
  • c. speelautomatenhallen;
  • d. discotheken en nachtclubs.
  • e. speelautomatenhallen;
  • f. discotheken en nachtclubs;
  • g. wonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Marktstraat 1' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - Grotestraat 167' in afwijking van het bepaalde onder 17.1 onder b.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Bedrijf-aan-huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 sub b voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 18 Kantoor

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. fietsenstallingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. wegen en paden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen geldende volgende regels:

  • a. hoofd- en bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', maximaal de aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak,indien geen bebouwingspercentage is aangegeven bedraagt het bebouwingspercentage maximaal 100%;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' , maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of;
    • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • f. de totale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt per bouwperceel maximaal 20 m²;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • h. de oppervlakte van overkappingen bedraagt per bouwperceel maximaal 20 m².
18.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen - beschermingswaardig

In afwijking van het bepaalde in 18.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogte;
  • d. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven;
  • e. indien de voorgevels en zijgevels van hoofd- en bijgebouwen naar de weg zijn gekeerd, worden deze in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • f. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bijgebouwen bedraagt maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel;
    • 2. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen bedraagt (met in achtneming van het bepaalde in sub 1) maximaal:
      • 45 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 300 m2;
      • 55 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 301 t/m 500 m2;
      • 60 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 t/m 750 m2;
      • 65 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 t/m 1.000 m2;
      • 70 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m2 en meer.
    • 3. de maximale goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 2,7 meter en 4 meter;
    • 4. met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen zijn alleen toegestaan aan de niet naar de wegzijde gekeerde gevel;
    • 5. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevellijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt;
    • 6. de bouw van het bijgebouw doet geen afbreuk aan de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35;
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn.
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
18.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen;
  • b. seksinrichtingen.

Artikel 19 Maatschappelijk

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - bedrijfswoning Oude Almeloseweg 78', tevens een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium', uitsluitend een crematorium;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding justitiële inrichting', uitsluitend een justitiële inrichting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoor;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens de (buiten)opslag van oud papier;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'religie', tevens religieuze voorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - klimtoren', uitsluitend een klimtoren;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', tevens een vrijstaande zorgvilla;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', tevens 12 zorgappartementen;

met de daarbij behorende:

  • m. fietsenstallingen;
  • n. groenvoorzieningen en tuinen;
  • o. ondergeschikte horeca;
  • p. ondergeschikte kantoren en dienstverlening;
  • q. parkeervoorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' uitsluitend parkeervoorzieningen en in- en uitritten;
  • r. speelvoorzieningen;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium', tevens strooivelden, vlinderhofjes en sterrenheuvels, urnenmuren, -graven, -tuinen en vijvers;
  • t. terras;
  • u. verhardingen;
  • v. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen - algemeen

Voor het bouwen van hoofd- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', de maximaal aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak, indien geen bebouwingspercentage is aangegeven bedraagt het bebouwingspercentage maximaal 100%;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, p en s bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)', maximaal de aangegeven oppervlakte;
  • d. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bedrijfswoning Oude Almeloseweg 78' maximaal 1;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal 4,5 meter meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', aangegeven goothoogte;
  • h. de bouwhoogte en bebouwingspercentage van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)', maximaal de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage;
  • i. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;

met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';

  • j. in afwijking van het bepaalde onder h zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • k. de oveninstallatie wordt, al dan niet in een gebouw, binnen het bouwvlak gebouwd;
  • l. bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • m. bijgebouwen worden 1 meter achter de voorgevellijn opgericht;
  • n. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of;
    • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • o. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Bongerdsweg 2', de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3 meter bedraagt;
  • p. de oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt per bouwperceel maximaal 55 m²;
  • q. de goothoogte van overkappingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' maximaal 3 meter;
  • r. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' maximaal 6 meter bedraagt;
  • s. de oppervlakte van overkappingen bedraagt per bouwperceel maximaal 20 m², met dien verstande dat de oppervlakte van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' maximaal 55 m² bedraagt;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn uitsluitend bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter;
  • u. het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt voor ondergeschikte kantoren, dienstverlening en horeca gezamenlijk maximaal 40 % van de bedrijfsvloeroppervlakte van het gebouw.
19.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van het bepaalde in 19.2.1 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' de volgende regels:

  • a. de hoofd- en bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels en zijgevels van hoofd- en bijgebouwen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, worden in de voor- en zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofd- en bijgebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogte;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen van hoofd- en bijgebouwen zijn gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
19.2.3 Bedrijfswoningen

In afwijking van het bepaalde in 19.2.1 en 19.2.2 gelden voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', de volgende regels:

  • a. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' maximaal de aangegeven goothoogte;
  • c. de hoofdgebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter.
19.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

In afwijking van het bepaalde in 19.2.1 en 19.2.2 gelden voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of;
    • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt ;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak maximaal 55 m² bedraagt .
19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair maximaal 3 meter bedraagt ;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen maximaal 3 meter bedraagt ;
  • b. sub a onder 1 en 2 zijn niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig';
  • c. de bouwhoogte van erf en terreinafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Brinkstraat 16', maximaal 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte lichtmasten (m)', de aangegeven maximale bouwhoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' bedraagt de bouwhoogte van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter binnen het bouwvlak;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen maximaal 1 meter buiten het bouwvlak met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten maximaal 2 meter bedraagt;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter.
19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. zelfstandige horeca met uitzondering van het bepaalde in 19.5 onder b;
  • b. wonen, met uitzondering van bedrijfswoning (niet zijnde vrijstaand bijgebouwen bij een bedrijfswoning) zoals bedoeld in 19.1 onder b;
  • c. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • d. het permanent opslaan van (brandbare) goederen ter plaatse van de aanduiding 'crematorium'.
19.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorwaardelijke verplichting' worden de gebouwen en gronden niet in gebruik genomen ten behoeve van de onder 19.1 genoemde doeleinden indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de aanleg en instandhouding van de binnen de bestemming 'Groen' opgenomen en ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' aangeduide houtsingel, waarbij de aan te leggen houtsingel 2 meter breed dient te zijn;
  • de instandhouding van de binnen de bestemming 'Groen' opgenomen en ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' aangeduide houtwal.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 19.1 sub a voor een functiewijziging naar een geluidgevoelige functie, met dien verstande dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
  • b. 19.1 voor het toestaan van horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca' in maximaal categorie 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemming maatschappelijk ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied Watertorenerf 7' te wijzigen in de bestemming wonen, met dien verstande dat:

  • a. uit onderzoek naar geluidhinder, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder en hinder van bedrijfsactiviteiten blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de nieuwe functie;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige - en beeldkwaliteit;
  • c. het bepaalde in artikel wonen van toepassing is.

Artikel 20 Maatschappelijk - Voorlopig

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen en tuinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. verhardingen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. uitsluitend de vergunde bouwwerken zijn toegestaan.
20.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt bedraagt ten hoogste 4 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

20.4 Definitieve bestemming

De voor 'Maatschappelijk - Voorlopig' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in 20.3 bestemd voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)'. De regels in artikel 30 zijn dan van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte bedraagt minimaal 3 meter.

Artikel 21 Recreatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. extensieve recreatie;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. hondenuitlaatgebied;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. verhardingen;
  • i. wandel- en fietspaden;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', activiteiten gericht op het verenigingsleven.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bebouwing en/of beplanting indien en voorzover dit noodzakelijk is ter bescherming van de gesaneerde ondergrond.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 22 Sport

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport, sportactiviteiten, sportvelden en sportverenigingen;
  • b. dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. evenementen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin', uitsluitend voor een bergbezinkbassin;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening met dien verstande dat een functiewijziging naar een geluidsgevoelige functie niet toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - kiosk', tevens een kiosk;

met de daarbij behorende:

  • h. fietsenstallingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. ondergeschikte horeca;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. verhardingen;
  • m. wandel- en fietspaden;
  • n. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. wegen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat ook gebouwen ten dienste van de bestemming buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd waarbij:
    • 1. de oppervlakte maximaal 1% van de gronden behorende bij een sportvereniging bedraagt en
    • 2. de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen per bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', het maximaal aangegeven bebouwingspercentage bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de maximaal aangegeven bouwhoogte;
  • d. de oppervlakte van een kiosk bedraagt maximaal 15 m².
22.2.2 Bedrijfswoningen

In aanvulling van het bepaalde onder 22.2.1 gelden voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt maximaal 4 meter;
  • b. bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van sporttoestellen, speeltoestellen en kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt maximaal 10 meter;
  • d. de bouwhoogte van de lichtmasten bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte lichtmasten (m)', de maximaal aangegeven bouwhoogte.
22.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2 voor het oprichten van een antenne-installatie, mits

  • a. de oppervlakte van de bij de antenne-installatie behorende bebouwing niet meer bedraagt dan 50 m2, dan wel zoveel meer als noodzakelijk is voor de plaatsing van een antenne-installatie met bijbehorende apparatuur en installaties;
  • b. de antenne-installatie wordt geplaatst binnen een bouwvlak dan wel in de directe nabijheid van een bestaand groter infrastructureel element, zoals een rijks- of provinciale weg dan wel een spoorlijn;
  • c. de plaatsing van de antenne-installatie op de betreffende locatie noodzakelijk is voor een vlakdekkend (inter)nationaal netwerk voor mobiele telecommunicatie, in verband waarmee in elk geval wordt aangetoond dat gebruik van een andere antennemast elders (site-sharing) niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de bouwhoogte van de antenne-installatie bedraagt niet meer dan 20 meter, dan wel zoveel meer aantoonbaar noodzakelijk is voor het in sub c genoemde vlakdekkend (inter)nationaal netwerk, met een maximum tot 40 meter;
  • e. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een verboden gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen, met uitzondering van bedrijfswoning zoals bedoeld in 22.1 onder d;
  • b. verblijfsrecreatie;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. horeca, met uitzondering van ondergeschikte horeca zoals bedoeld in 22.1 sub j.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.1 sub f voor een functiewijziging naar een geluidgevoelige functie, met dien verstande dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

Artikel 23 Tuin

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', uitsluitend de aanleg, instanding en bescherming van de houtwal;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend een ontsluiting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', uitsluitend een parkeergarage;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermenswaardige groenelementen', uitsluitend beschermenswaardige groenelementen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - aarde wal', uitsluitend de aanleg, instandhouding en bescherming van de aarden wal;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - reclamezuil', tevens een reclamezuil;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - Van Speykplein 5a', uitsluitend de aanleg, instandhouding en bescherming van de houtwal.
23.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals erfafscheidingen), bedraagt maximaal 1 meter met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Brinkstraat 16', de bouwhoogte van erf en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • e. de bouwhoogte van een aarde wal bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - aarde wal', maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van de erfafscheiding bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding Abraham ten Catestraat 9', maximaal 1,80 meter;
  • g. de bouwhoogte van de muur bedraagt ter plaatse van de aan de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - muur Abraham ten Catestraat 9', maximaal 2,60 meter;
  • h. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m g zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij' uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken toegestaan;
  • i. aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw zonder aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', die gericht is op de weg of het openbare groen, mag een portaal of erker worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
    • 2. de diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 3. de goothoogte maximaal 3,3 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tussen de portaal of erker tot de voorperceelsgrens bedraagt minimaal 1 m ;
  • j. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m i gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accentpunt' de volgende regels:
    • 1. er maximaal 1 opvallend en bijzonder gebouw met een openbaar karakter is toegestaan, waarbij een gedeeltelijke invulling door berging/garage of atelier is toegestaan;
    • 2. er geen sprake van een woonfunctie is;
    • 3. de maximale bouwhoogte 5 meter bedraagt ;
    • 4. er sprake van een platte of verspringende dakvorm is;
    • 5. de gevelzijdes gericht naar het plein/kulturhus een transparant karakter hebben;
  • k. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 5,5 meter;
  • l. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 3', bijgebouwen en overkappingen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • m. in afwijking van het gestelde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande bijgebouwen' de bestaande bijgebouwen gehandhaafd blijven, met dien verstande dat in geval van nieuwbouw:
    • 1. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte;
    • 2. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • n. in afwijking van het gestelde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2' dat 28.2.6 en 28.2.11 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat het (gezamenlijk) oppervlak en het bebouwingspercentage elkaar niet overschrijdt;
  • o. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke bouwaanduiding - overkapping' is een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 3 meter toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Van Speykplein 7', is maximaal 350 m² aan bijgebouwen toegestaan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd':
    • 1. is de bouw van bouwwerken niet toegestaan met uitzondering van erfafscheidingen en soortgelijke voorzieningen;
    • 2. worden de gronden voor zover het betreft bouwwerken, niet als erf beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidde op 10 mei 2018.
23.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 sub b voor de bouw van erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2 m, met dien verstande dat er vanaf 1 m hoogte sprake is van een open constructie (minimaal 80% open).

23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 Strijdig gebruik

Tot een verboden gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het kappen van de houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - Van Speykplein 5a';
  • b. het kappen van de houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal'.
23.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de beschermingswaardige groenelementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermingswaardige groenelementen' geheel of gedeeltelijk te rooien, te vellen of af te breken.

23.6.2 Toelaatbaarheid

De in 23.6.1 bedoelde werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de groenvoorzieningen, zoals beschreven in artikel 35 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

23.6.3 Uitzondering

Het in 23.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

Artikel 24 Verkeer

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. evenementen;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. oeververbindingen (bruggen);
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. perceelsontsluitingswegen en uitwegen;
  • j. verhardingen;
  • k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een viaduct;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', tevens een geluidscherm;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - carpoolplaats', tevens een carpoolplaats.
24.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van geluidscherm bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de maximaal aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • e. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietssnelweg' maximaal 3 meter.
24.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van een antenne-installatie mits:

  • a. de oppervlakte van de antenne-installatie met bijbehorende bebouwing niet meer gaat bedragen dan 50 m2, dan wel zoveel meer als noodzakelijk is voor de plaatsing van een antenne-installatie met bijbehorende apparatuur en installaties;
  • b. de antenne-installatie wordt geplaatst binnen een bouwvlak dan wel in de directe nabijheid van een bestaand groter infrastructureel element, zoals een rijks- of provinciale weg dan wel een spoorlijn;
  • c. de plaatsing van de antenne-installatie op de betreffende locatie noodzakelijk is voor een vlakdekkend (inter)nationaal netwerk voor mobiele-telecommunicatie, in verband waarmee in elk geval dient te worden aangetoond dat gebruik van een andere mast elders(site-sharing) niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de bouwhoogte van de antenne-installatie niet meer gaat bedragen dan 20 meter, dan wel zoveel meer als noodzakelijk is voor het onder c genoemde vlakdekkend (inter)nationaal netwerk, met een maximum tot 40 meter;
  • e. de in het plan aan de omliggende gronden toegekende functies en waarden alsmede de belangen van de gebruikers daarvan niet onevenredig worden geschaad.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
24.5.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  • a. De Aamaatweg indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. bij het kruispunt Azelosestraat moeten doorgaande vliegroutes gehandhaafd blijven door de functie van de bestaande bomengroepen te handhaven;
    • 2. de instandhouding van een wal met houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – landschappelijke inpassing Zuidelijke Randweg';
    • 3. de instandhouding van een geluidscherm met een bouwhoogte van 3 meter ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigingen in de bestemming 'Groen' met dien verstande dat van deze wijzigingsbevoegdheden uitsluitend gebruik wordt gemaakt indien de Rondweg niet meer fungeert als verbindingsweg voor regionaal verkeer.

Artikel 25 Verkeer - Railverkeer

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen met maximaal 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
  • b. detailhandel en horeca uitsluitend in een stationsaccommodatie;
  • c. fietsenstallingen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. groen- en parkeervoorzieningen;
  • f. kunstwerken;
  • g. een stationsaccommodatie;
  • h. (overdekte) wachtruimtes;
  • i. verhardingen;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting ter plaatse van de spoorwegovergangen ten behoeve van het wegverkeer.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de maximale bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt 4 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 30 m².
25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van een ongelijkvloerse kruising maximaal 4 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van fietsenstallingen maximaal 4 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen maximaal 3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter bedraagt.
25.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 26 Verkeer - Verblijfsgebied

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. fietsenstallingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. kunstwerken en speelvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', tevens evenementen en weekmarkten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend garage;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens een ijsbaan uitsluitend in de periode november tot en met januari;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - autoboxen', uitsluitend garageboxen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een (ondergrondse) parkeergarage;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens geconcentreerd parkeren;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats', tevens standplaatsen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermenswaardige groenelementen', tevens beschermenswaardige groenelementen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - overdekt terras', tevens een overdekt terras;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeerverbinding', uitsluitend een langzaamverkeersverbinding;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' tevens een speelterrein;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - carpoolplaats', tevens een carpoolplaats.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal standplaatsen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen', maximaal de aangegeven aantal standplaatsen;
  • c. een overdekt terras wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - overdekt terras' aan het hoofdgebouw van de aangrenzende bestemming gebouwd en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 0,3 meter boven de eerste bouwlaag;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van garageboxen bedraagt maximaal 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in sub a t/m f zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij', uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van een luifel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel', maximaal 11 meter;
  • i. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de maximaal aangegeven bouwhoogte.
26.2.2 Gebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van 26.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. indien de voorgevels en zijgevels van gebouwen, naar de weg zijn gekeerd, worden deze in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten;
  • e. de kapvormen en kaprichtingen van gebouwen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht, niet zijnde beschermenswaardig, van het bepaalde in:

  • a. artikelen 26.2.2 sub a ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak;
  • b. sub a kan alleen verleend worden onder de voorwaarden dat:
    • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal past in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
26.5.2 Evenementen en weekmarkt

Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van evenementen gelden de volgende regels:

  • a. Er zijn maximaal 40 evenementen per jaar toegestaan;
  • b. De duur van evenementen bedraagt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • c. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ten behoeve van weekmarkten geldt dat er maximaal één keer per week een weekmarkt mag worden gehouden.
26.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de beschermingswaardige groenelementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beschermingswaardige groenelementen' geheel of gedeeltelijk te rooien, te vellen of af te breken.

26.6.2 Toelaatbaarheid

De in 26.6.1 bedoelde werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de groenvoorzieningen, zoals beschreven in artikel 35 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

26.6.3 Uitzondering

Het in 26.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.

Artikel 27 Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bruggen, duikers en kademuren; groenvoorzieningen;
  • c. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • d. medegebruik voor extensieve recreatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', uitsluitend aanleg- en vissteigers;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening', tevens voor kunstwerken en speelvoorzieningen.
27.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van aanleg- en vissteigers, gemeten vanaf het waterpeil, maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 meter bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 5 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden maximaal 5 meter bedraagt.
27.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
27.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.1 voor de bouw van een aanlegsteiger, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van een aanlegsteiger maximaal 20 m² bedraagt;
  • b. de bouwhoogte, gemeten vanaf het waterpeil, maximaal 2 m bedraagt;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', alleen aanleg- en vissteigers buiten de aanduidingsgrenzen zijn toegestaan mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 28 Wonen

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. inwoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', tevens een bed & breakfast;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens een kantoor;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht maatschappelijke voorzieningen op de verdieping zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', een onderdoorgang ten behoeve van het wegverkeer;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een parkeergarage;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', tevens een praktijkruimte uitsluitend op de begane grond;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarde wal', tevens de aanleg, instandhouding en bescherming van de aarde wal;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - autoboxen', uitsluitend autoboxen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bakkerij', tevens een bakkerij;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - epileerpraktijk', tevens een epileerpraktijk;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kapsalon', tevens een kapsalon;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nagelstudio', tevens een nagelstudio;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - psycholoog', tevens een psycholoog;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schildersbedrijf', tevens een schildersbedrijf;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend woonwagens;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', uitsluitend bijzondere woonvormen voor onder andere bewoners met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking;

met de daarbij behorende:

  • t. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Brinkstraat 16', voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  • v. tuinen en erven;
  • w. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'erf', uitsluitend onbebouwde tuinen, groenvoorzieningen, inritten, uitwegen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Twickelerblokweg 12-14' wordt een omgevingsvergunning slechts verleend indien wordt voldaan aan de gestelde kaders zoals opgenomen in de in bijlage 8 opgenomen Notitie randvoorwaarden bebouwing.

28.2.2 Hoofdgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen binnen een bouwvlak bedraagt het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', het maximum aangegeven aantal woningen bedraagt;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van de woning bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)', de maximaal aangegeven inhoud;
    • 2. de vergroting van het oppervlak aan bebouwing binnen het bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bebouwingsregeling 1', maximaal 10% van het bebouwd oppervlak dat aanwezig was op het bouwperceel op 26 juli 2013;
  • d. de woningen mogen zowel aaneengebouwd, twee-aaneen gebouwd, geschakeld als vrijstaand worden opgericht met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn toegestaan;
    • 2. uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen en/of geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn toegestaan;
    • 3. uitsluitend meer dan twee-aaneen gebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn toegestaan;
    • 4. uitsluitend gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn toegestaan;
    • 5. gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld Bellefleur/Bongerd' zijn ook toegestaan;
    • 6. uitsluitend aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand uitgesloten' zijn toegestaan;
    • 7. uitsluitend vrijstaande, twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' zijn toegestaan;
    • 8. uitsluitend geschakelde woningen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld' zijn toegestaan;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', maximaal de aangegeven goothoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • g. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)', de aangegeven minimale en maximale goothoogte;
  • i. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' minimaal de aangegeven goot- en bouwhoogte en maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • j. de goot-, bouwhoogte en dakhelling van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m), minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)', minimaal de aangegeven goot-, bouwhoogte en dakhelling en maximaal de aangegeven goot-, bouwhoogte en dakhelling;
  • k. de maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de in sub e bedoelde maximale goothoogte vermeerderd met 6 meter;
  • l. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • m. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de minimaal en maximaal aangegeven bouwhoogte;
  • n. de hoofdgebouwen worden in de voorgevellijn gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' in de gevellijn gebouwd;
    • 2. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- rooilijnzone' in het aanduidingsvlak gebouwd;
    • 3. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- rooilijnzone 2' in de rooilijnzone gebouwd, met dien verstande dat de voorgevel van de woning de gevellijn op minimaal 1 punt raakt één en ander conform de denkbeeldige rooilijn zoals vermeld in bijlage 9;
    • 4. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone 3’ in de rooilijnzone gebouwd, met dien verstande dat de eerst gekozen voorgevellijn voor alle hoofdgebouwen in deze rooilijnzone geldt;
  • o. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling maximaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan maximaal tweederde van de breedte van het dakvlak;
    • 3. de hoofdgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht zijn voorzien van een kap met een helling van minimaal 40°, met dien verstande dat de op 8 maart 2013 bestaande afdekkingen die hiervan afwijken, zijn toegestaan;
  • p. in afwijking van het bepaalde onder o:
    • 1. geldt de minimale en maximale aangegeven dakhelling ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m), minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)';
    • 2. is het gestelde onder o niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding ''minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)';
    • 3. zijn de ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande afdekkingen, die hiervan afwijken, toegestaan;
  • q. ten aanzien van de bouwpercelen gelden de volgende minimale breedtematen:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter;
  • r. de afstand van een vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 2,5 meter;
  • s. de afstand van een twee-aaneengebouwde of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • t. de vrije doorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • u. ten aanzien van het parkeren op eigen erf wordt per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal één parkeerplaats, met dien verstande dat;
    • 1. per vrijstaande, geschakelde en twee-aan-een gebouwde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd wordt voor minimaal twee parkeerplaatsen die vergund zijn na 1 januari 2005. Deze parkeerplaatsen mogen ook gerealiseerd worden binnen de bestemming 'Tuin';
    • 2. een collectieve parkeervoorziening voor geschakelde woningen binnen het bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - collectief parkeren' wordt gerealiseerd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren', ongeacht het woningtype, op eigen terrein ruimte gereserveerd wordt voor minimaal twee parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen mogen ook gerealiseerd worden binnen de bestemming 'Tuin'.
28.2.3 Hoofdgebouwen - beschermenswaardig

In afwijking van het bepaalde in 28.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig' de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevels en zijgevels van hoofd- en bijgebouwen, indien deze naar de weg zijn gekeerd, worden in de voor- en/of zijgevelrooilijn opgericht;
  • d. de woningen mogen zowel aaneengebouwd, twee-aaneen gebouwd, geschakeld als vrijstaand worden opgericht met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen zijn toegestaan;
  • e. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', de maximaal aangegeven woningen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven hoogten met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte bedraagt;
  • g. de kapvormen en kaprichtingen worden gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven.
28.2.4 Hoofdgebouwen - Wilde Wonen

In afwijking van het bepaalde in 28.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Wilde Wonen' de volgende regels:

  • a. per bouwperceel wordt één hoofdgebouw gebouwd;
  • b. uitsluitend vrijstaande woningen zijn ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' toegestaan;
  • c. de afstand tussen de voorgevellijn en de voorste bouwperceelgrens minimaal 3 meter en maximaal 7 meter bedraagt;
  • d. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 2 meter bedraagt;
  • e. de afstand tussen het hoofdgebouw en de achterste bouwperceelgrens minimaal 5 meter bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw maximaal 11 meter bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f bedraagt binnen een afstand van 8 meter vanaf de achterste bouwperceelgrens de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw maximaal 4 meter en 6 meter.
28.2.5 Hoofdgebouwen - woonwagens

In afwijking van het bepaalde in 28.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' de volgende regels:

  • a. woonwagens worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwvlak is 1 woonwagen toegestaan;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)', de maximaal aangegeven goot- en bouwhoogte.
28.2.6 Bijgebouwen - algemeen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn en het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen toegestaan. Het bepaalde zoals opgenomen in sub c t/m e is niet van toepassing op deze bijgebouwen;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • d. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub c) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;
    • 8. 58 m² ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen Dingeldeinstraat 1';
    • 9. 59 m² ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen Emmastraat 10';

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • e. de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 100 m²;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt het gezamenlijk oppervlakte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlak (m2)', de maximaal aangegeven oppervlakte;
  • g. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder d en e gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering bijgebouwen' de volgende regels:
    • 1. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 125 m²;
    • 2. de oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 125 m²;
    • 3. bij een woning is maximaal één vrijstaand bijgebouw toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag of
    • 3. de bouwhoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • j. de bouwhoogte van autoboxen bedraagt maximaal 3 meter;
  • k. het oppervlak van een bijgebouw bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Klippenweg 11, maximaal 280 m2 met dien verstande dat de goothoogte maximaal 2,7 meter bedraagt, de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt en het oppervlak aan bijgebouwen in één bouwmassa wordt gerealiseerd;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijgebouwen toegestaan.
28.2.7 Bijgebouwen - Beschermd Dorpsgezicht

In afwijking van het bepaalde in 28.2.6 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de afstand tussen de voorgevelrooilijn en het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen toegestaan. Het bepaalde zoals opgenomen in sub c t/m e is niet van toepassing op deze bijgebouwen;
  • c. bij vrijstaande hoofdgebouwen wordt slechts aan één zijgevel bijgebouwen gebouwd;
  • d. het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 40% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • e. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub d) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;
    • 8. 150 m² ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen Watertorenstraat 1';
  • f. de maximale goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, voor zover niet beschermingswaardig, bedraagt maximaal 2,7 meter respectievelijk 4 meter;
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte van het bijgebouw bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwhoogte' 4 meter respectievelijk 7 meter;
  • h. de bouwhoogte van het bijgebouw bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', de maximale aangegeven bouwhoogte;
  • i. de goot- en bouwhoogten van beschermingswaardige bijgebouwen bedraagt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', de in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport aangegeven goot- en bouwhoogten;
  • j. de kapvormen en kaprichtingen van beschermenswaardig bijgebouwen worden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - beschermingswaardig', gevormd en georiënteerd, zoals in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport is aangegeven;
  • k. de diepte van het hoofdgebouw en van een daaraan verbonden bijgebouw bedraagt, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, maximaal 15 meter, met dien verstande dat de diepte van het met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw, te meten vanaf de achtergevellijn c.q. het verlengde daarvan, maximaal 4 meter bedraagt.
28.2.8 Bijgebouwen - Wilde Wonen

In afwijking van het bepaalde in 28.2.6 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Wilde Wonen' de volgende regels:

  • a. er zijn geen bijgebouwen toegestaan:
    • 1. voor de voorgevellijn;
    • 2. binnen een afstand van 1 meter achter de voorgevellijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a. mag aan een voorgevel dan wel aan een zijgevel van het hoofdgebouw, die grenst aan de weg of het openbare groen, een portaal of erker worden gebouwd, met een oppervlakte van maximaal 6 m², een diepte van maximaal 1,5 meter en een goothoogte van maximaal 3,3 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw maximaal bedraagt:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
28.2.9 Bijgebouwen en overkappingen - woonwagenstandplaats

In afwijking van het bepaalde in 28.2.6 en 28.2.11 gelden voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt per woonwagenstandplaats maximaal 17 m².
28.2.10 Bouwwerken, geen gebouwen en geen carports of overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels, met uitzondering van het gestelde onder 28.2.9:

  • a. de hoogte van de aarde wal bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aarde wal', maximaal 4 meter;
  • b. de bouwhoogte van de tuinmuur bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - tuinmuur', maximaal 1,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde v bedraagt maximaal 1 meter oor de voorgevelrooilijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt ter plaatse van de bestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht de bouwhoogte van een bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    • 1. voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter;
    • 2. achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter;

met dien verstande dat pergola's maximaal 2,5 meter bedragen.

28.2.11 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met een maximale oppervlakte van elk 30 m2 en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' geen carports en overkappingen zijn toegestaan.

28.2.12 Specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij

In afwijking van het bepaalde in 28.2.3 t/m 28.2.10 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vergunningsvrij' uitsluitend vergunningsvrije bouwwerken toegestaan.

28.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Hoofd- en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 28.2.1 van de in bijlage 8 opgenomen Notitie randvoorwaarden bebouwing gestelde kaders, met dien verstande dat:
    • 1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige situatie en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. 28.2.2 sub b ter plaatse van de bestemming 35 Waarde - Beschermd dorpsgezicht ten behoeve van de bouw van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak;
  • c. 28.2.2 sub o onder 3 ten behoeve van een afdekking met een kap met een kleinere helling dan 40° of ten behoeve van een platte afdekking;
  • d. sub b en sub c kan alleen verleend worden onder de voorwaarden dat:
    • 1. de ruimtelijke karakteristiek en de stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied, zoals beschreven in artikel 35 wordt versterkt; dit betekent in ieder geval, dat de nieuwe bebouwing qua maat en schaal past in het stedenbouwkundig beeld van het plangebied;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de samenhang van het gevelbeeld langs de betreffende straatwand;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en zich daarop bevindende bouwwerken.
28.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2.10 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevelrooilijn met een maximale hoogte van 2 meter, met dien verstande dat er vanaf 1 meter hoogte sprake is van een open constructie (minimaal 80% open).

28.5 Specifieke gebruiksregels
28.5.1 Algemene regels

Ten aanzien van gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) ten behoeve van atelier en kantoor bedraagt ter plaatse van de aanduidingen 'atelier' en 'kantoor', maximaal 45 m2.
28.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. activiteiten op het gebied van verslavingszorg ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'.
28.5.3 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van:

  • a. nieuwe bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting Twickelerblokweg' overeenkomstig de in 28.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg van en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in bijlage 10 opgenomen Notitie randvoorwaarden landschappelijke inpassing;
  • b. gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting Van Speykplein 5a' overeenkomstig de in 28.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 11 opgenomen Inrichtingsplan Van Speykplein 5a;
  • c. gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting Van Speykplein 9' overeenkomstig de in 28.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 12 opgenomen Inrichtingsplan Van Speykplein 9;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen op het perceel als opgenomen in de genoemde bijlage;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van het hoofdgebouw uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in bijlage 11 en 12 opgenomen Inrichtingsplannen;

teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

28.6 Afwijken van de gebruiksregels
28.6.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².
28.6.2 Voorwaardelijke verplichting

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de landschapsmaatregelen zoals genoemd in 28.5.3 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals in de bijlage 10 opgenomen Notitie randvoorwaarden landschappelijke inpassing andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in de genoemde bijlage opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in de bijlage genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 29 Wonen - Landgoed Wildiek

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed Wildiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. inwoning;

met de daarbij behorende:

  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • e. tuinen en erven;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximaal aantal aangegeven woningen bedraagt;
  • d. de voorgevel van de hoofdgebouwen wordt gericht op de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de maximaal aangegeven bouwhoogte;
  • f. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 900 m3;
  • g. de oppervlakte van de hoofdgebouwen bedraagt maximaal 60% van het bouwvlak;
  • h. ten aanzien van het parkeren wordt per vrijstaande woning op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen.
29.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn en/of de zijdelingse perceelsgrens en het bijgebouw minimaal 3 meter bedraagt;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 7 meter;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen bedraagt ten hoogte 130 m2, met een maximaal oppervlak van 100 m2 per bijgebouw;
  • e. aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw worden, met inachtneming van het bepaalde in 29.2.3 onder d en 29.2.5 onder b, niet meegerekend met het maximaal toelaatbare oppervlak aan bijgebouwen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' één bijgebouw toegestaan, met dien verstande dat de afstand tussen de bestemmingsgrens en de voorgevel van het bijgebouw minimaal 3 meter bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a en onverminderd het bepaalde onder d mag maximaal 1 bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m2 worden gebouwd voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
29.2.3 Aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan- en uitbouwen tot de voorgevel en/of zijdelingse perceelsgrens van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 3 meter;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 7 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden aan- en uitbouw niet meer bedraagt dan:
    • 1. 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 2. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • d. indien sprake is van een groter oppervlak aan aan- en uitbouwen dan 100 m2, dan wordt de oppervlakte boven de 100 m2 in mindering gebracht op het maximaal gezamenlijk toegestaan oppervlak aan bijgebouwen als bedoeld in 29.2.2 onder d.
29.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en/of carports en of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair achter de voorgevellijn maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 3 meter bedraagt.
29.2.5 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 65 m² en een goothoogte van maximaal 3,5 meter worden maximaal tot in de voorgevellijn gebouwd, met dien verstande dat de kap maximaal 0,5 meter voor de voorgevellijn uitsteekt;
  • b. indien sprake is van een groter oppervlak aan carports en overkappingen dan 65 m2, dan wordt de oppervlakte boven de 65 m2 in mindering gebracht op het maximaal gezamenlijk toegestaan oppervlak aan bijgebouwen als bedoeld in 29.2.2 onder d.
29.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
29.4 Specifieke gebruiksregels
29.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
29.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande gebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 30 Wonen - Eschwonen en De Maten (A)

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op gronden met de bestemmingen 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)' en 'Woongebied' worden maximaal 325 woningen gebouwd.

30.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwperceel wordt één hoofdgebouw gebouwd;
  • c. de woningen mogen zowel vrijstaand, twee-aaneen, geschakeld als aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat binnen de bestemmingen 'Wonen - Eschwonen en De Maten (A)' en 'Woongebied':
    • 1. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen aaneen wordt gebouwd;
    • 2. minimaal 35% en maximaal 45% van de woningen twee-aaneen of geschakeld wordt gebouwd;
    • 3. minimaal 15% en maximaal 25% van de woningen vrijstaand wordt gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' geen aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)', minimaal de aangegeven goothoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)', de aangegeven minimale en maximale goothoogte;
  • g. de hoofdgebouwen worden met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rooilijnzone' de voorgevel van de hoofdgebouwen in het aanduidingsvlak wordt gebouwd;
  • h. de voorgevellijn verspringt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - sprong rooilijn', maximaal om de 36 meter, gerekend vanaf de hoekpunten van woningen, met minimaal 1 meter;
  • i. de gebouwen worden vanaf de bovenkant van de goot (kniklijn) afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling minimaal 60° bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60°; één en ander overeenkomstig het Envelop-principe zoals vermeld in Bijlage 6 ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60° en rechtopstaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60°- lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis aan de voorgevel beslaan niet meer dan tweederde van de breedte van het dakvlak;
  • j. de volgende minimale breedtematen gelden ten aanzien van de bouwpercelen:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 12 meter;
    • 2. bij 'twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 8 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 6 meter;
  • k. de volgende maximale dieptematen voor hoofdgebouwen gelden ten aanzien van de bouwblokken:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 15 meter;
    • 2. bij 'twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen: 12 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen: 10 meter;
  • l. de afstand van een hoofdgebouw van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden minimaal 2,5 meter;
  • m. de afstand van een hoofdgebouw van een twee-aaneengebouwde of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • n. per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning wordt ten aanzien van het parkeren:
    • 1. op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen en
    • 2. in de openbare ruimte voorzien in 0,7 parkeerplaatsen;
  • o. per aaneengebouwde woning wordt ten aanzien van het parkeren voorzien in 1,8 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
30.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwblok toegestaan met dien verstande dat de afstand van de voorgevelrooilijn tot het bijgebouw minimaal 1 meter bedraagt;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen bedraagt maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel;
  • c. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen bedraagt (met inachtneming van het bepaalde in sub b) maximaal:
    • 1. 55 m² op een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 751 tot en met 1000 m2;
    • 4. 90 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1001 m² tot en met 1500 m²;
    • 5. 100 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 1501 m² tot en met 2000 m²;
    • 6. 125 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 2001 m² tot en met 3000 m²;
    • 7. 145 m² op een bouwperceel met een oppervlakte van 3001 m² en groter;

met dien verstande dat overkappingen en carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbaar oppervlak aan bijgebouwen;

  • d. de maximale oppervlakte per bijgebouw maximaal 100 m² bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 6 meter bedraagt;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen maximaal 3,3 meter bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 3,3 m of;
    • 2. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - garages':
    • 1. is de bouw van gebouwen in de vorm van garages niet toegestaan;
    • 2. worden de gronden, voor zover het betreft gebouwen in de vorm van garages, niet als erf beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op 17 november 2017.
30.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen carports of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels, met uitzondering van het gestelde onder 30.2.5:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt maximaal 3 meter;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 meter.
30.2.5 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. carports en overkappingen worden tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd met elk een maximale oppervlakte van 30 m² en een maximale bouwhoogte van:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;

30.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
30.4 Specifieke gebruiksregels
30.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
30.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval het gebruik van, of laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande gebouwen;
  • b. seksinrichtingen.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
30.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 31 Woongebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met daaronder begrepen beroep-aan-huis;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. wegen.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is één hoofdgebouw toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten', zijn uitsluitend vrijstaande, twee-aaneengebouwde en/of geschakelde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • d. de afstand tussen de voorgevellijn en de voorste bouwperceelgrens bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Blauwe Bes' minimaal 3 meter en maximaal 7 meter;
  • e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de minimaal aangegeven goot- en bouwhoogte en de maximaal aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatste van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' de aangegeven minimale en maximale goothoogte;
  • g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte;
  • h. de oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', maximaal de aangegeven bebouwingspercentage bedraagt;
  • i. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijden minimaal 2,5 meter bedraagt;
  • j. de afstand van twee-aaneen gebouwde woningen of een geschakelde woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde minimaal 2,5 meter, met dien verstande dat maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
  • k. ten aanzien van het parkeren op eigen erf wordt per vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en geschakelde woning op eigen terrein ruimte gereserveerd voor minimaal 2 parkeerplaatsen.
31.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter;
  • b. het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen op het zij- en achtererf bedraagt maximaal:
    • 1. 55 m² op bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m²;
    • 2. 65 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 501 tot en met 750 m²;
    • 3. 75 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 751 tot en met 1.000 m²;
    • 4. 90 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.001 m² tot en met 1500 m²;;
    • 5. 100 m2 op bouwpercelen met een oppervlakte van 1.501 m² tot en met 2.000 m²;
    • 6. 125 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 2.001 m² tot en met 3.000 m²;
    • 7. 145 m² op bouwpercelen met een oppervlakte van 3.001 m² en groter;

met dien verstande dat het gezamenlijk oppervlak van gebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt;

  • c. het bepaalde onder b geldt met dien verstande dat carports niet worden meegerekend met het maximaal toelaatbare oppervlak aan bijgebouwen;
  • d. de oppervlakte per bijgebouw bedraagt maximaal 100 m2;
  • e. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,3 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt minimaal:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw.
31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en/of carports en/of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1 meter voor de voorgevellijn en maximaal 2 meter achter de voorgevellijn met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van tuinmeubilair achter de voorgevellijn maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen maximaal 3 meter bedraagt.
31.2.4 Carports en overkappingen

Voor het bouwen van carports en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m²;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. 3,3 meter of;
    • 2. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlak van hoofdgebouw en bijgebouwen, carports en overkappingen maximaal 60% van het oppervlak van het bouwperceel bedraagt.

31.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en de aanleg en omvang van parkeergelegenheid ter:

  • a. voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. waarborging van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
31.4 Specifieke gebruiksregels
31.4.1 Beroep-aan-huis

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken voor een beroep-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van een beroep-aan-huis bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen met een maximum van 45 m2.
31.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
31.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.1 sub a voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in hoofd- of bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
    • 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. dat detailhandel uitsluitend in de volgende vormen is toegestaan:
    • 1. een beperkte verkoop in het klein in verband met de uitoefening van het bedrijf-aan-huis in of bij het hoofdgebouw;
    • 2. kleinschalige detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald of aan particulieren worden afgeleverd;
  • e. maximaal 40% van het vloeroppervlak(te) van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bedrijf-aan-huis in gebruik is, met een maximum van 45 m².

Artikel 32 Waarde - Archeologie Hoog

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

32.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 32.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien:
    • 1. het een bodemingreep betreft van minder dan 2.500 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologie' uitsluitend bouwwerken zijn toegestaan indien de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter;
    • 2. het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter;
    • 3. het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 32.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
32.3.2 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 32.3.1 , winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
32.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
32.4.3 Uitzonderingen

Het in 32.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft van minder dan 2.500 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologie' uitsluitend werken of werkzaamheden zijn toegestaan indien de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter;
  • b. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter of;
  • c. werken en werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt én de bodemingrepen dieper zijn dan 40 centimeter, mits is aangetoond dat vanaf 40 centimeter diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan;
  • d. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • f. de werken of werkzaamheden welke ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. de werken of werkzaamheden welke behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • h. de in de bestemming Leiding-Gas te verrichten onderhouds- en vervangingswerkzaamheden binnen het bestaande tracé van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
32.4.4 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 32.4.1, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 33 Waarde - Archeologie Middel

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

33.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 33.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien:
    • 1. het een bodemingreep betreft van minder dan 5.000 m2;
    • 2. het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter;
    • 3. het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 33.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
33.3.2 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 33.3.1 wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie Middel' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
33.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
33.4.3 Uitzonderingen

Het in 33.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft van minder dan 5.000 m2;
  • b. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm of;
  • c. werken en werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 5.000 m2 bedraagt én de bodemingrepen dieper zijn dan 40 cm, mits is aangetoond dat vanaf 40 cm diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan;
  • d. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • f. de werken of werkzaamheden welke ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. de werken of werkzaamheden welke behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden.
33.4.4 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 33.4.1, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Middel geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 34 Waarde - Archeologie Zeer hoog

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden.

34.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen, zijn op de in 34.1 bedoelde gronden toelaatbaar indien:
    • 1. het een bodemingreep betreft van minder dan 100 m2;
    • 2. het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 100 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 centimeter met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologie' de bodemingrepen niet dieper zijn dan 80 centimeter;
    • 3. het de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft en de bestaande fundering wordt benut.
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 34.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
34.3.2 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 34.3.1, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie Zeer hoog' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.
34.4.2 Beoordelingskader

Een omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek redelijkerwijs is aangetoond dat archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    • 1. Het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. Het doen van opgravingen;
    • 3. Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
34.4.3 Uitzonderingen

Het onder 34.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft van minder dan 100 m2;
  • b. werken of werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 100 m2 bedraagt én de bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm of;
  • c. werken en werkzaamheden waarbij het een bodemingreep betreft waarvan de oppervlakte meer dan 100 m2 bedraagt én de bodemingrepen dieper zijn dan 40 cm, mits is aangetoond dat vanaf 40 cm diepte archeologische waarden ten gevolge van het gebruik van de gronden in het verleden reeds verloren zijn gegaan;
  • d. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • e. werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is;
  • f. de werken of werkzaamheden welke ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. de werken of werkzaamheden welke behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden.
34.4.4 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 34.4.1, winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Zeer hoog geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 35 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke (inclusief verkeers- en groenstructuur) en functionele karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.

35.1.2 Ruimtelijke karakteristiek

De onder 35.1.1 genoemde ruimtelijke karakteristiek wordt bepaald door de volgende kenmerken:

  • a. de vanouds aanwezige doorgaande wegen (de Marktstraat met Koppelsbrink, de Brinkstraat en Ennekerdijk en de Grotestraat) en secundaire straten ter ontsluiting van het daartussen gelegen gebied;
  • b. door dicht opeengelegen bebouwing en relatief grote gebouwen een meer 'verstedelijkt' westelijk gedeelte;
  • c. een meer 'dorps' oostelijk gedeelte (de grens ligt globaal ter hoogte van de kerk) met meer los gegroepeerde bebouwing gesitueerd in een groene ruimte en een historische groenstructuur met een belangrijke visuele waarde voor het gehele dorpsgezicht;
  • d. panden, die schijnbaar willekeurig liggen in gebogen straatwanden met wisselende straatbreedtes (geen doorgaande rooilijnen); de straatprofielen hebben alle een traditionele driedeling;
  • e. bebouwing, die over het algemeen kleinschalig is (een begane grondlaag met kap); hierop vormen enkele woningen aan de doorgaande wegen een uitzondering;
  • f. een nokrichting, die meestal afwisselend loodrecht op of evenwijdig aan de straat is georiënteerd;
  • g. bebouwing met in het merendeel zadeldaken, afwisselend met rood of blauw gebakken pannen gedekt;
  • h. een gevelbreedte, die varieert van twee tot vijf traveeën en waarbij de gevelopeningen overwegend verticaal zijn gericht;
  • i. gevels, die voornamelijk zijn uitgevoerd in metselwerk (baksteen);
  • j. een groot aantal rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' zijn deze beschermingswaardige gebouwen nader aangeduid); daarnaast zijn er enkele panden, die de aanwezige waarden niet ondersteunen;
  • k. wegen met primair een verblijfsfunctie; de stroomfunctie is hieraan ondergeschikt; de Grotestraat en de Bekenhorst vormen hierop een uitzondering;
  • l. verspreid staande bomen en beukenhagen zowel in het openbare gebied als op particulier terrein.
35.1.3 Functionele karakteristiek

De onder 35.1.1 genoemde functionele karakteristiek wordt bepaald door de volgende kenmerken:

  • a. een overwegende woonfunctie verspreid over het gehele plangebied;
  • b. daarnaast een aantal kleinschalige functies (zoals ateliers annex winkels, musea, enkele medische praktijkruimten, etc.) die zorgen voor een levendigheid kenmerkend voor het oude dorp;
  • c. een aantal maatschappelijke en religieuze voorzieningen;
  • d. een klein aantal horeca-ondernemingen;
  • e. enkele winkels, met name langs de Grotestraat en de Marktstraat;
  • f. een agrarisch bedrijf liggend aan de oostkant van het plangebied;
  • g. een aantal bedrijven.
35.1.4 Ruimtelijk wordt nagestreefd

Ten aanzien van de ruimtelijke karakteristiek wordt het volgende nagestreefd:

  • a. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden in het plangebied, zoals:
    • 1. omschreven in 35.1.2 van onderhavig artikel;
    • 2. is aangegeven op de bij deze regels behorende verbeelding; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beschermingswaardig' zijn alle panden die, vanwege hun plaatsingseigenschappen, grootte- en vormeigenschappen en uitdrukkingseigenschappen, als beschermingswaardig kunnen worden aangemerkt aangeduid; voor de zogenaamde beschermingswaardige panden geldt een streng juridisch regime. Alleen via een algemene afwijkingsbevoegdheid kan afgeweken worden van in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport opgenomen goot- en bouwhoogten, kapvormen en kaprichtingen van deze panden, terwijl altijd gebouwd dient te worden in de bouwgrenzen, voor zover deze naar de openbare weg zijn toegekeerd;
    • 3. door middel van foto's is vastgelegd in het bij deze regels behorende Inventarisatierapport voor wat betreft de indeling van de naar de openbare weg gelegen gevels en het materiaalgebruik van de gevels en de daken van de beschermingswaardige gebouwen;
  • b. een versterking van het aanzicht van het beschermd dorpsgezicht daar waar de bebouwing en functies ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan het beeld niet ondersteunen (neutrale werking) dan wel schaden; het gaat hier om alle niet beschermingswaardige panden; onder voorwaarden mag afgeweken worden van de aangegeven bouwgrenzen (zie de diverse bestemmingen);
  • c. een naar vorm gevarieerde opbouw van het dorpsgezicht;
  • d. het bevorderen van gevoelens als veiligheid, beschutting en geborgenheid door middel van het hanteren van een menselijke (dorpse) maat en schaal;
  • e. het behouden en waar nodig versterken van het bestaande beeld van de onbebouwde omgeving (w.b. straatprofiel, materiaalgebruik, etc.);
  • f. het zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande natuurlijke elementen (bomen en beukenhagen) bij alle werkzaamheden aan het gebouwde milieu. Waar deze elementen verdwenen zijn moeten zij zoveel mogelijk opnieuw worden aangelegd.
35.1.5 Functioneel wordt nagestreefd

Ten aanzien van de functionele karakteristiek wordt het volgende nagestreefd:

  • a. het behoud van de overwegende woonfunctie van het plangebied;
  • b. het vergroten van niet-woonfuncties, die zowel qua maat en schaal als qua sfeer passen in het beschermde dorpsgezicht, zoals: ateliers met verkoop, kleine winkeltjes, ambachtelijke bedrijfjes (b.v. een zilversmid, klompenmaker, siersmederij, restaurateur van meubelen, etc.), kleine musea en culturele centra (bijv. een ruimte voor concerten en tentoonstellingen), zoveel mogelijk gekoppeld aan een woonfunctie (gelet op het gestelde onder a); een en ander met als doel het levendige karakter en het historisch beeld van Oud Borne vast te houden en onder de voorwaarde, dat deze functies slechts een geringe milieubelasting mogen veroorzaken.
35.2 Bouwregels

Bij het oprichten, uitbreiden en verbouwen van gebouwen, gelden ten aanzien van materiaalgebruik en de gevelindeling de volgende regels:

  • a. vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen dienen in 'eigentijdse' materialen te worden uitgevoerd; voor reeds bestaande gebouwen dient gebruik te worden gemaakt van materialen, die ook gebruikt werden ten tijde van de bouw (merendeel gebakken stenen); in geval van nieuwbouw mogen huidige gangbare materialen gebruikt worden; deze laatste dienen wel te passen in het beeld van het beschermde dorpsgezicht (zoals beschreven in dit artikel);
  • b. de daken mogen uitsluitend met gebakken pannen worden afgedekt;
  • c. het bepaalde in sub b is niet van toepassing op platte daken;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub b, dient bij uitbreiding of verbouw van gebouwen, die afwijken van het bepaalde in sub b, de uitbreiding of verbouw aan te sluiten bij het bestaande materiaalgebruik of de bestaande gevelindeling van de betreffende gebouwen.
35.3 Nadere eisen

Indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht, zoals beschreven in dit artikel zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de indeling van de vanaf de openbare weg zichtbare gevels of gevelonderdelen van gebouwen;
  • b. soort, vorm, kleur, detaillering van de materialen welke worden gebruikt voor de gevels en de daken, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn;
  • c. de plaats en afmetingen van bouwwerken;
  • d. de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm en nokrichting).
35.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2 sub a t/m d, indien daardoor de bijzondere karakteristiek van de bebouwing in het beschermde dorpsgezicht (zoals beschreven in artikel 35) niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen door het verlenen van de omgevingsvergunning worden gediend.

Artikel 36 Leiding - Gas

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' tevens een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende beschermingszone;

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

36.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen de beschermingszone worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgericht, die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij de bouwhoogte maximaal 1,5 meter en de oppervlakte maximaal 5 m2 bedraagt;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd, niet zijnde kwetsbare objecten, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van deze bestemming niet worden geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
36.3 Specifieke gebruiksregels
36.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van, of het laten gebruiken van de in de bestemming aangegeven gronden en bouwwerken voor:

  • a. een gebruik als opslag ter plaatse van de bestemming Leiding-Gas;
  • b. een kwetsbaar gebruik van bestaande bebouwing binnen de bestemming Leiding-Gas.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen, paden of parkeergelegenheden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
36.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 36.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en);
  • b. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
  • c. reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
36.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 37 Leiding - Leidingstrook

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof met een diameter van maximaal 8 inch en een druk van maximaal 80 Bar met de daarbij behorende beschermingszone. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

37.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen de beschermingszone worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgericht, die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij de bouwhoogte maximaal 1,5 meter en de oppervlakte maximaal 5 m2 bedraagt;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a worden binnen de beschermingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de tot leidingstrook bestemde grond niet op een onevenredige manier worden geschaad;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a wordt op de gronden binnen een afstand van 12 meter aan weerszijden van de aanduiding 'leiding- leidingstrook' de bouw van kwetsbare objecten uitsluitend opgericht na uitvoering van een risico-analyse waaruit blijkt dat de veiligheidsrisico's dit toelaten en hierover advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder a worden ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen, paden of parkeergelegenheden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
37.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 37.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
37.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 37.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 38 Leiding - Hoogspanningsverbinding

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende beschermingszone en bouwwerken. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

38.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden worden uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) gelden (bouw)regels - uitsluitend gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
38.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder en mits geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

38.4 Omgevingsvergunning
38.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen:

  • a. het aanbrengen en/of verwijderen van hoogopgaande beplanting;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,00 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
38.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 38.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
  • b. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
38.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 38.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  • b. een positief advies wordt ontvangen van de leidingbeheerder.

Artikel 39 Leiding - Riool

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de rioolleiding met de daarbij behorende beschermingszone en bouwwerken. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

39.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de tot Leiding - Riool bestemde grond worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgericht, die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij de bouwhoogte maximaal 1,5 meter en de oppervlakte maximaal 5 m2 bedraagt;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a worden binnen de beschermingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de tot Leiding - Riool bestemde grond niet op een onevenredige manier worden geschaad;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) gelden (bouw)regels - uitsluitend gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
39.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de betreffende leidingbeheerder.

39.4 Omgevingsvergunning
39.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de rioolleiding in gevaar kunnen brengen:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen, paden of parkeergelegenheden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
39.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 39.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
39.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 39.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 40 Leiding - Water

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende beschermingszone. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

40.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen de beschermingszone worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgericht, die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij de bouwhoogte maximaal 1,5 meter en de oppervlakte maximaal 5 m2 bedraagt;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a worden binnen de beschermingszone uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd, welke krachtens de aan de betreffende gronden gegeven bestemming zijn toegelaten, indien de belangen van de voor Leiding - Water bestemde gronden niet op een onevenredige manier worden geschaad;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) worden - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) gelden (bouw)regels - uitsluitend gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
40.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.2 ten behoeve van de bouw van in de andere bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouw zijnde, na voorafgaand overleg met de leidingbeheerder.

40.4 Omgevingsvergunning
40.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op de tot Leiding - Water bestemde grond, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de watervoorziening in gevaar kunnen brengen:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen, paden of parkeergelegenheden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op enige andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
40.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en de belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
40.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 41 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 42 Algemene bouwregels

42.1 Bouwhoogte

Indien in de bestemmingen in hoofdstuk 2 een bouwhoogte ontbreekt, dan bedraagt de bouwhoogte maximaal 15 meter.

42.2 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

42.3 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder bijgebouwen voor zover deze buiten het bouwvlak zijn toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub b, c, d en e;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding bedraagt niet meer dan 1.500 m²;
  • d. ondergronds bouwen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • e. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad wordt gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van minimaal 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 50 m2;
  • f. in aanvulling op het bepaalde sub a is per bouwperceel maximaal 1 overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad is uitsluitend toegestaan in hoofd- en bijgebouwen;
    • 2. het zwembad wordt uitsluitend voor hobbymatig gebruik benut;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 50 m2;
  • g. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,3 meter onder peil, met dien verstande dat:
    • 1. een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot maximaal 6 meter onder peil gebouwd wordt.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds bouwen' ondergrondse bouwwerken ten dienste van de bestemming zijn toegestaan, waarbij de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken maximaal 4 m onder peil bedraagt.
42.4 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

42.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 42.3 sub g voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 43 Algemene aanduidingsregels

43.1 Geluidszone - Spoor
43.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - Spoor' zijn de gronden, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, primair bestemd voor een zone als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (geluidszone).

43.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - spoor' mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gebouwd.

43.2 Geluidszone - Industrie
43.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - Industrie' geldt dat die gronden - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie.

43.2.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal geluidsgevoelige functies.

43.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

43.3 Veiligheidszone - lpg
43.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaats van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van het vulpunt van de lpg-installatie.

43.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn op de in 43.3.1 genoemde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

43.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 43.3.2 voor het toestaan van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten overeenkomstig de andere bestemmingen ter plaatse, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

43.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het verkleinen van de 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verkleinen van de lpg-doorzet, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechterd;
  • b. het verplaatsen van de 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het lpg-vulpunt, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechterd;
  • c. het verwijderen van de 'Veiligheidszone - lpg' in verband met het niet langer aanwezig zijn van het lpg-vulpunt.

Artikel 44 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer en met uitzondering van een gebruik als stort- en/of opslagplaats zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan als stallings- en/of opslagplaats voor normaal onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. een gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen alsmede voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport en voor het racen of crossen van motorvoertuigen;
  • d. een gebruik van gronden als kleinschalig kampeerterrein, met uitzondering van een gebruik als kleinschalig kampeerterrein zoals uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit Omgevingsrecht;
  • f. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een gebruik voor (detail)handel zoals uitdrukkelijk toegestaan ingevolge het bepaalde in deze regels;
  • g. het gebruik van permanante bewoning voor:
    • 1. gebouwen, niet zijnde een woning of een klooster;
    • 2. recreatiewoningen;
    • 3. kampeermiddelen;
    • 4. boerderijkamers;
    • 5. vakantiehuizen.

Artikel 45 Algemene afwijkingsregels

45.1 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met uitzondering van bouwhoogten en oppervlaktes met maximaal 10%;
  • b. het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 5 meter bedraagt;
  • c. de in sub a en b genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
45.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan teneinde als nevenactiviteit bij een woning bed & breakfast voorzieningen toe te staan, mits:

  • a. bed & breakfast plaats vindt in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de gebruiksruimte voor bed & breakfast maximaal 100 m² bedraagt, met een maximum van 4 bedden;
  • c. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • d. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

Artikel 46 Algemene wijzigingsregels

46.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

46.2 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' waarbij nieuwe vrijstaande, twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de voorgevel van de woning gericht is naar de Veldovenweg waarbij de afstand tussen de voorperceelsgrens en de voorgevellijn minimaal 5 m en maximaal 10 m bedraagt;
  • b. de afstand tussen bouwvlakken minimaal 10 meter bedraagt;
  • c. de diepte van de bouwvlakken ten behoeve van:
    • 1. vrijstaande woningen maximaal 15 meter bedraagt;
    • 2. twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen maximaal 12 m bedraagt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
  • e. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn;
  • f. uit onderzoek is gebleken dat er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn;

In aanvulling op het bepaalde in dit lid zijn na wijziging de regels als opgenomen in 'Tuin' en 'Wonen' van overeenkomstig van toepassing.

46.3 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied', waarbij de maximale bouwhoogte 11 meter bedraagt met dien verstande dat van deze wijzigingsbevoegdheden uitsluitend gebruik wordt gemaakt indien de Rondweg niet meer fungeert als verbindingsweg voor regionaal verkeer.

Artikel 47 Algemene procedureregels

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 48 Overige regels

48.1 Wettelijke regelingen

Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, worden deze regelingen gelezen zoals deze luiden op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald.

48.2 Parkeren en laden en lossen
  • a. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor:
    • 1. het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;
    • 2. nieuwe ontwikkelingen (zoals wijziging van gebruik of het toevoegen van eenheden) binnen de bestemmingen Waarde - Beschermd dorspgezicht, Centrum 1 en Centrum 2;

wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Nota Parkeernormen Gemeente Borne voor zover het een toename van het aantal parkeerplaatsen betreft;

  • b. Indien een omgevingsvergunning nodig is voor:
    • 1. het afwijken van dit bestemmingsplan ten behoeve van wijziging van gebruik of uitbreiding van een bouwwerk;
    • 2. nieuwe ontwikkelingen (zoals wijziging van gebruik of het toevoegen van eenheden) binnen de bestemmingen Waarde - Beschermd dorspgezicht, Centrum 1 en Centrum 2

wordt, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in voldoende mate in de behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort conform de Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties en Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW.

  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder a en b ten aanzien van de richtlijnen van de CROW-publicatie 317, Richtlijn voor het akoestisch bewust ontwerpen en uitvoeren van laad- en loslocaties, Luchtkwaliteit en vormgeving van laad- en loslocaties van de CROW en hierop volgende publicaties.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig krachtens een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
49.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Algemene herziening Borne.