Plannaam: Centrum
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00105-0401
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Vastgesteld

Artikel 20 Water

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de waterhuishouding, waterberging en waterlopen;

  2. fiets- en voetpaden;

  3. oever- en onderhoudsstroken;

  4. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  5. recreatief medegebruik;

  6. groenvoorzieningen;

  7. een jachthaven met bijbehorende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';

  8. een horecaschipligplaats in horecacategorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of andere waterbouwkundige werken.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing mag maximaal 150 m² bedragen;

  2. de goothoogte bedraagt maximaal 5 meter;

  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter.

 

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bruggen, viaducten, objecten voor waterwegaanduiding en geleiding bedraagt maximaal 10 meter;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van water als ligplaats voor woonboten.

 

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.