Plannaam: Westelijke Groene Long
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00101-0401
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Vastgesteld

Artikel 17 Tuin - 2

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen;

  2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;

  3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

 

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, verhardingen, tuinafscheidingen en overige bijbehorende voorzieningen.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. de bestaande gebouwen, met dien verstande dat het oprichten van kassen ten behoeve van het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden tot een maximum bouwhoogte van 5 meter is toegestaan.

 

 

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

17.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;

  2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 100 m2 of meer bedraagt;

  3. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  5. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.

 

17.3.2 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

 

17.3.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend inbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de landschappelijke en/of natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

17.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

 

17.4.2 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

17.4.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk kan slechts worden verleend, indien:

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige cultuurhistorische waarden en de daarbij behorende gebouwen;

  2. de cultuurhistorische waarden niet langer aanwezig zijn en niet zonder ingrijpende wijzigingen kunnen worden hersteld;

  3. de cultuurhistorische waarden in redelijkheid niet te handhaven zijn;

  4. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als cultuurhistorisch vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden plaatsvindt.