Plannaam: Westelijke Groene Long
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00101-0401
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Vastgesteld

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:

    1. zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan;

    2. een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';

  2. een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';

  3. de bestaande bedrijfswoning(en);

  4. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van houtopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- houtopstanden';

  5. maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;

  6. bed & breakfast;

  7. wegen en paden;

  8. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

  9. extensieve dagrecreatie;

  10. teeltondersteunende voorzieningen;

  11. het hobbymatig houden van vee;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en bestaande nutsvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen met minimale bouwhoogte van 1,20 m en kassen bedraagt maximaal 500 m2;

  3. de goothoogte van

    1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 m;

    2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 5 m;

  4. de bouwhoogte van

    1. bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 m;

    2. bedrijfswoningen bedraagt maximaal 9 m;

  5. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3;

  6. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 20°;

  7. de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;

  8. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee wordt slechts verleend, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend.

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2;

  2. de goothoogte bedraagt:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;

  3. de bouwhoogte bedraagt:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  1. sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens bedraagt maximaal 15 m;

  3. de bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt maximaal 4 m;

  4. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.000 m2 ;

  5. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 6 m;

  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m;

  7. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Overschrijding bouwgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:

  1. de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;

  2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

  3. niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.

 

3.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 m.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

 

3.4.1 Bed & breakfast

Het gebruik van ruimten ten behoeve van een bed & breakfast wordt als een gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie als bedoeld in artikel 3.1 onder a en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de activiteit bestaat uit maximaal vier slaapkamers met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer;

  2. er is maximaal één gemeenschappelijke huiskamer;

  3. de activiteit moet binnen het bestaande hoofdgebouw of karakteristieke vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden uitgeoefend.

 

3.4.2 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte van boogkassen mag niet meer bedragen dan 1,20 m;

  2. boogkassen zijn uitsluitend toegestaan in de periode van oktober tot en met april.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

 

3.5.1 Eerste bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:

  1. wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

  2. de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  3. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.

 

3.5.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:

  1. het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;

  2. wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;

  3. wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;

  4. de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  5. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2.

 

3.5.3 Inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;

  2. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  3. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

  4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.2 voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 september tot en met 30 april, mits:

  1. de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;

  3. de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt.

 

3.5.5 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:

  1. het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;

  2. er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

  3. maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;

  4. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

  5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.6 Recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:

  1. vakantieappartementen, mits:

    1. gerealiseerd in de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;

    2. maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  2. kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:

    1. maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

    2. maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  3. groepsaccommodatie, mits:

    1. maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met vergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

    2. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    4. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    5. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  4. trekkershutten, mits:

    1. maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;

    2. opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. kleinschalig kamperen, mits:

    1. maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;

    2. het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;

    3. buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

    4. maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;

    5. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    7. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    9. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

3.5.7 Stapeling van afwijkingen uit artikel 3.5.6

Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarde- houtopstanden': het kappen en/of rooien van houtopstanden.

 

3.6.2 Uitzondering op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.

 

3.6.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

 

3.7.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:

  1. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;

  2. het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:

      • 1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';

      • 2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;

  6. uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;

  7. er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;

  8. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    4. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    5. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    7. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

3.7.2 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2, mits:

  1. het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;

  2. er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

  3. uitsluitend de bestaande met vergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;

  4. alle bedrijfsgebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;

  5. vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;

  6. opslag en stalling uitsluitend inpandig plaatsvinden;

  7. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;

  8. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  9. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  10. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

  11. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  12. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    4. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    5. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    8. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

3.7.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf - 2' met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, mits:

  1. vergroting van de omvang van het bouwvlak tot 1 hectare is toegestaan, indien wordt aangetroond dat de vergroting noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;

  2. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;

  3. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  5. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

  6. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  7. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    4. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    5. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt
      gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    8. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

3.7.4 Omschakelen van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen - Stadsrand', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);

  2. het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:

    1. splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;

    2. splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;

met dien verstande dat: