Plannaam: Elisahof
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00083-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) onder de categorie 1 tot en met 3.2;

  2. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' (B-VM);

 

met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.

 

  1. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  2. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
    begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
    afvoeren van water;

 

Met dien verstande dat:

 

  1. de voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1, Staat van Bedrijfsactiviteiten in acht worden genomen;

  2. risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;

  3. detailhandelbedrijven niet zijn toegestaan;

  4. in- en uitritten niet zijn toegestaan;

  5. opslag van fuatge of andersoortige containers, kratten of materialen uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. per bouwperceel is één bedrijf toegestaan;

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 75%;

  4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;

  5. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;

 

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte en/of bouwhoogte bedraagt maximaal 3.30 meter;

  2. per bouwperceel bedraagt de oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 75 m2, met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft;

  3. de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken die op dat gedeelte van het bouwperceel zijn of worden gebouwd, waar het hoofdgebouw nog volgens het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a. als hoofdgebouw vergroot kan worden, wordt niet gerekend tot de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

 

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

  2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor bedrijven die naar aard, omvang en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met de bedrijven zoals toegelaten in Bijlage 1, Staat van bedrijfsactiviteiten, maar in deze bijlage niet staan vermeld.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

  3. De vergunning als bedoeld in lid a wordt slechts verleend, indien:

      1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de

aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

      1. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

      2. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" van de kaart wordt verwijderd.

  2. Burgemeester en wethouders wijzigen het plan alleen indien van de mogelijkheden welke door de aanduiding mogelijk wordt gemaakt geen gebruik meer wordt gemaakt.

 

 

 

Artikel 4 Verkeer

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. fiets en/of voetpaden;

  3. groen- en speelvoorzieningen, bermen en watergangen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. toegangspoort met muur of hek ten behoeve van de visuele afscheiding tussen een collectieve parkeervoorziening en de weg;

  6. nutsvoorzieningen;

  7. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;

  8. bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  9. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder
    begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en
    afvoeren van water;

met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en overige bijbehorende voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 6 meter.

 

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 7 meter hoog zijn;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige beleid, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

Artikel 5 Woongebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. wonen

 

met de daarbij behorende:

 

    1. gebouwen;

    2. andere bouwwerken;

    3. tuinen en erven;

    4. verhardingen;

    5. groenvoorzieningen;

    6. overige bijbehorende voorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt

 

    1. gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen;

    2. wegen, paden en straten;

    3. opritten, voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;

    4. parkeervoorzieningen;

    5. openbare verblijfsvoorzieningen en hierbij passende speelvoorzieningen;

    6. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen

 

met dien verstande dat:

 

    1. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;

    2. het aantal woningen maximaal 36 bedraagt.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoofdgebouwen, uitsluitend grondgebonden woningen, worden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken gebouwd;

  2. de afstand aan weerszijden van vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;

  3. de afstand van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de niet gemeenschappelijke zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;

  4. voor de goothoogte en/of bouwhoogte gelden de ter plaatse aanwezige aanduidingen op de verbeelding.

 

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de goothoogte en/of bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,30 meter;

  2. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 5 meter waarbij de goothoogte maximaal 3,30 meter bedraagt;

  3. bijbehorende bouwwerken worden minstens 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat aan de voorgevel erkers over maximaal tweederde gevelbreedte met een maximale diepte van 1,5 meter zijn toegestaan;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste:

    • 75 m²;

    • 100 m² voor percelen groter dan 500 m²;

    • 125 m² voor percelen groter dan 1000 m²;

met dien verstande dat tenminste 50% van het buiten het bouwvlak gelegen bouwperceel onbebouwd en onoverdekt blijft.

 

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1 meter;

  2. de bouwhoogte bedraagt in de overige gevallen maximaal 2 meter.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Afwijken met betrekking tot bijbehorende bouwwerken

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2:

    1. onder a. en toestaan dat een kap op aangebouwde bijbehorende

bouwwerken wordt geplaatst, mits de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ondergeschikt blijven aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

      1. de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 6.60 m bedraagt, waarbij de nok van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk minimaal 2 meter onder de nok van het hoofdgebouw blijft;

      2. de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 3.30 m bedraagt, waarbij deze goothoogte niet meer bedraagt dan de goothoogte van het hoofdgebouw.

    1. onder c. voor de vermindering van de voorgeschreven afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw tot 1 meter;

  1. De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, wanneer:

    1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

    3. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

 

5.3.2 Afwijken met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3:

    1. onder b. tot verhoging van de bouwhoogte tot maximaal 3 meter.

  2. De vergunning als bedoeld in lid a. kan slechts verleend worden, indien:

    1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

    3. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

 

 

5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

5.5 specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming; Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning;

  2. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  2. het ondergeschikte medegebruik van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken mag niet bestaan uit detailhandel (met uitzondering van kapsalons) en/of horeca en/of kinderopvang en/of prostitutie;

  3. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroeps- of bedrijfsactiviteit en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;

  4. de uitoefening van het aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren of afbreuk doen aan de beleving van de woonomgeving;

  5. de uitoefening van het aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag er niet toe leiden dat er een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;

  6. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken wordt niet onevenredig aangetast;

  7. er mag geen blijvende onevenredige afbreuk worden gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

  8. er mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

 

5.5.1 Parkeernormen

  1. Onderstaande parkeernormen worden gehanteerd.

 

type woning

aantal parkeerplaatsen

per

Goedkope woning

1,6

woning

Middeldure woning

1,8

woning

Dure woning

2,0

woning

 

  1. Voor de bouwlocaties voor de nieuwe woningen zal ter plaatse in de parkeerbehoefte moeten worden voorzien.

  2. Garages bij woningen worden niet meegeteld als parkeerplaatsen. Bij de woningen worden de parkeerplekken op de eigen oprit, onder carport e.d. alleen meegeteld als de ruimte daarvoor minimaal 6,0 x 3,0 meter is.

 

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige beleid, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.