Plannaam: Het Weggeler Noord
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00074-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 1 Bedrijf

 

1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage I behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 1;

  2. productiegebonden detailhandel;

  3. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  4. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

 

met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.

 

Met dien verstande dat voorgeschreven afstanden zoals genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage I, Staat van Bedrijfsactiviteiten, in acht worden genomen.

 

1.2 Bouwregels

 

1.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. per bouwperceel is één bedrijf toegestaan;

  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt maximaal 60%;

  4. de bouwhoogte bedraagt minimaal 6 meter en maximaal 8 meter;

  5. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;

  6. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" gelden de volgende regels:

    1. het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1 per functieaanduidingsvlak;

    2. de bedrijfswoning wordt binnen het bouwvlak gebouwd waarbij het functieaanduidingsvlak als bouwvlak wordt gezien;

    3. de goothoogte bedraagt minimaal 6 meter;

    4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;

    5. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m, tenzij door de bebouwingsgrens anders is bepaald;

    6. de maximale inhoud van de woning bedraagt maximaal 550 m3;

    7. buiten de aanduiding "bedrijfswoning" is per bedrijfswoning één bijbehorend bouwwerk van maximaal 50 m² toegestaan;

    8. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,30 meter.

 

1.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

        1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter indien vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;

        2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;

        3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

        4. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;

        5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

 

 

 

 

1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

1.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. van het bepaalde in 3.2.1 onder c voor het verhogen van het op de verbeelding aangegeven maximum bebouwingspercentage naar maximaal 80%;

  2. van het bepaalde in 3.2.1 onder e voor de vermindering van de afstand tot de perceelsgrenzen.

 

De vergunning wordt slechts verleend, indien:

  1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

  2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

  3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adquate brand- en rampenbestrijding gewaarborgd is;

  4. de afwijking uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is.

 

1.5 Specifieke gebruiksregels:

 

1.5.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor woondoeleinden;

  2. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

  3. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten.

 

1.5.2 Parkeren

Voor de in dit artikel genoemde functies gelden de onderstaande parkeernormen. Parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. De bedrijven worden geacht in de eigen parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers te voorzien.

 

Ten aanzien van de bedrijven geldt een algemeen aantal parkeerplaatsen. Per bedrijfsfunctie is een specifieke parkeernorm van toepassing. Het indicatieve aantal parkeerplaatsen is 4 parkeerplaatsen per bedrijf.

 

Ten aanzien van de bedrijfswoningen geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per bedrijfswoning. Garages bij woningen worden niet meegeteld als parkeerplaatsen. Bij de bedrijfswoningen worden de parkeerplekken op de eigen oprit, onder carport e.d. alleen meegeteld als de ruimte daarvoor minimaal 6,0 x 3,0 meter is.

 

1.6 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor bedrijven welke voorkomen in categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;

 

 

 

De vergunning, als bedoeld in lid a, wordt slechts verleend, indien:

    1. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    2. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;

    3. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.