Plannaam: Zuidentree
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00046-0401
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Vastgesteld

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de verkoop en opslag van motorbrandstoffen met lpg;

  2. verkeersvoorzieningen ten behoeve van het bestemmingsverkeer;

  3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

 

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen en groenvoorzieningen.

 

Met dien verstande dat het vulpunt, de opslag en de afleverpunten van lpg ten behoeve van de verkoop hiervan alleen zijn toegestaan op de locatie zoals reeds aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gerealiseerd krachtens een vóór dat tijdstip gevraagde vergunning.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;

  3. de afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, tenzij door de bouwgrens anders is bepaald.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting bedraagt maximaal 10 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;

  3. de bouwhoogte van reclamemasten bedraagt maximaal 6 meter;

  4. voor de overige bouwwerken gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken bedraagt de bouwhoogte maximaal de toegestande bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen ter plaatse;

  5. voor de overige bouwwerken gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken bedraagt de bouwhoogte maximaal 2 meter.

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de milieusituatie;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1:

    1. onder a. tot de oprichting van bebouwing buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;

    2. onder b. tot een verhoging van de maximale bouwhoogten met ten hoogste 2 meter;

    3. onder c. ten hoeve van een vermindering van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen, mits hier uit oogpunt van brandbeheersing en brandbestrijding geen bezwaar bestaat.

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2:

    1. onder a. tot een verhoging van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 2 meter;

    2. onder c. tot een verhoging van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 4 meter;

    3. onder e. tot een verhoging van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1 meter.

 

  1. De vergunning als bedoeld in lid a. en lid b. wordt slechts verleend, indien:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

    3. de verkeersveiligheid, brandveiligheid en een adequate brand- en rampenbestrijdig gewaarborgd is;

    4. het verlenen van de vergunning uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;

    5. de bebouwingskarakteristiek van de straat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    6. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied.

 

6.5 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

  2. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

    1. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    2. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen op de onbebouwde gronden, voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van de bedrijfsactiviteiten;

    3. detailhandel, met uitzondering van de ondergeschikte detailhandel;

    4. horeca.

 

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in lid 6.5 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.