Plannaam: Rohof - Goossenmaat
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00042-0401
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Vastgesteld

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

Het is verboden:

  1. opstallen – of delen ervan – en gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;

  2. voor zover dit niet door de bestemming expliciet is toegestaan, gronden en opstallen te gebruiken ten behoeve van horeca, prostitutie en/of als seksinrichting.

 

Artikel 34 Algemene aanduidingsregels

 

34.1 Vrijwaringszone - Molenbiotoop 1

 

34.1.1 Bouwregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop 1' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. binnen de zone van 100 meter gemeten vanaf de molen mogen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 8,40 meter;

  2. binnen de zone gemeten van 100 meter vanaf de molen tot een afstand van 400 meter gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

 

H= X/n + c * z

 

waarin:

 

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen

n = 50 (coëfficiënt voor het Zuidwestelijk stedelijk gebied)

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)

z = askophoogte = vlucht/2 + belthoogte = 23,20/2 + 8,40 = 20 meter

 

34.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd overeenkomstig de op de gronden geldende bestemming(en) en de daarbij behorende regels, mits geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

 

34.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Molenbiotoop 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

    1. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding;

    2. het ophogen van gronden, hoger dan de hoogte die is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.1.1;

    3. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.1.1;

    4. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.1.1.

  2. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

    1. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer van de watergang;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan van kracht wordt;

    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  3. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn alleen toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

 

34.2 Vrijwaringszone - Molenbiotoop 2

 

34.2.1 Bouwregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop 2' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. binnen de zone van 100 meter gemeten vanaf de molen mogen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 8,40 meter;

  2. binnen de zone gemeten van 100 meter vanaf de molen tot een afstand van 400 meter gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

 

H= X/n + c * z

 

waarin:

 

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen

n = 30 (coëfficiënt voor het Noordoostelijk stedelijk gebied)

c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)

z = askophoogte = vlucht/2 + belthoogte = 23,20/2 + 8,40 = 20 meter

 

34.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd overeenkomstig de op de gronden geldende bestemming(en) en de daarbij behorende regels, mits geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

 

34.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – Molenbiotoop 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

    1. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding;

    2. het ophogen van gronden, hoger dan de hoogte die is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.2.1;

    3. het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.2.1;

    4. het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan is toegestaan voor bouwwerken genoemd onder 34.2.1.

  2. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

    1. betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer van de watergang;

    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan van kracht wordt;

    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  3. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn alleen toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element.

 

Artikel 35 Algemene afwijkingsregels

 

35.1 Algemene ondergeschikte afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan:

  1. voor afwijkingen ten aanzien van de in het bestemmingsplan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m3;

  3. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast, dat belangen van derden niet in redelijkheid worden geschaad en de vergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het bestemmingsplan;

  4. voor het plaatsen van mobiele verkooppunten;

  5. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak en/of bestemmingsvlak worden overschreden door erkers over maximaal tweederde gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden en er vóór de uitbreiding tenminste 3,5 meter resteert van het voorerf;

  6. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.

 

35.2 Kinderopvang

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bestemmingsplan voor de vestiging van kinderopvang, met dien verstande dat:

  1. Indien de kinderopvang de primaire activiteit betreft:

    1. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;

    2. de verkeersveiligheid (naar redelijke verwachting) niet onevenredig wordt aangetast, met in het bijzonder mogelijke verkeersblokkades door het haal- en brengverkeer en/of onveilige (verkeers)situaties voor omwonenden/doorgaand verkeer;

    3. de uitoefening van een kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat of gaat ontstaan;

    4. de kinderopvang niet in een doodlopende straat of in een woonstraat/woonerf met een doodlopend karakter is gelegen;

    5. de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast, waarbij onder andere nadrukkelijk rekening wordt gehouden met beschermde stadsgezichten en/of (nabijgelegen) mogelijk anderszins waardevolle panden;

    6. de kinderopvang op een industrieterrein of een kantoorterrein mag worden gevestigd, mits de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan of beperkingen opleggen voor omliggende bedrijven en andersom;

    7. de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;

    8. aannemelijk is dat de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD) of een daaraan gelijk te stellen instelling geen ruimtelijke bezwaren heeft tegen de huisvesting.

  2. Indien kinderopvang ondergeschikt is aan het primaire gebruik:

    1. voor zover sprake is van een woonfunctie van het pand, deze behouden blijft;

    2. het ondergeschikte medegebruik van het pand en/of de vrijstaande bijbehorende bouwwerken beperkt blijft tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van het pand en de vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

    3. er een directe relatie bestaat tussen de exploitant van de primaire activiteiten of bewoner en de ondergeschikte kinderopvang binnen hetzelfde pand en/of bijgebouwen;

    4. de kinderopvang voldoet aan het meest recente gemeentelijke beleid voor de externe veiligheid;

    5. de uitoefening van kinderopvang (naar verwachting) geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert of afbreuk doet aan de beleving van de woonomgeving;

    6. de uitoefening van kinderopvang er niet toe leidt dat er (naar verwachting) een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.

 

 

Artikel 36 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen die onderdeel uitmaken van de regels van dit bestemmingsplan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. het ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter inzage;

  2. burgemeester en wethouders geven tevoren kennis van de terinzagelegging in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;

  3. de kennisgeving houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk kenbaar maken van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit, gedurende de hiervoor onder a. genoemde termijn;

  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen kenbaar zijn gemaakt, wordt het besluit met redenen omkleed;

  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt de beslissing daaromtrent mede.