Plannaam: Buitengebied Almelo
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00034-0601
Type Plan: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk

Artikel 4 Agrarisch met waarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch met waarden´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de uitoefening van:

    1. zelfstandige niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet is toegestaan met uitzondering van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';

    2. intensieve veehouderijbedrijven uitsluitend is toegestaan op de adressen zoals aangegeven in de tabel in Bijlage 1;

  2. een zorgboerderij ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';

  3. de bestaande bedrijfswoning(en);

  4. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurwaarden ter plaatse van de aanduidingen:
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' hoogteverschillen;
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden' houtopstanden;
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' openheid;
    'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding' waterhuishouding;

  5. maximaal één paardenbak binnen het bouwvlak;

  6. bed & breakfast (bestaande uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m2 per kamer) binnen de bestaande hoofdgebouwen en/of karakteristieke bijbehorende bouwwerken;

  7. het bestaande kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';

  8. wegen en paden;

  9. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

  10. extensieve dagrecreatie;

  11. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat boogkassen met een bouwhoogte van maximaal 1,20 meter uitsluitend zijn toegestaan in de periode van oktober tot en met april;

  12. boomteelt is niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid'.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en de bestaande nutsvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gebouwd binnen het bouwvlak;

  2. goothoogte van

    1. bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;

    2. bedrijfswoningen maximaal 5 m;

  3. bouwhoogte van

    1. bedrijfsgebouwen maximaal 10 m;

    2. bedrijfswoningen maximaal 9 m;

  4. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3;

  5. dekhelling van bedrijfsgebouwen minimaal 20°;

  6. de afstand tot de eigendomsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.

 

4.2.2 Kassen

Kassen mogen niet worden gebouwd.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 100 m2;

  2. goothoogte is:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning +0,25 m;

  3. bouwhoogte is:

    1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;

    2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. sleufsilo's, silo's, hooibergen, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. bouwhoogte van silo's, hooibergen en windmolens maximaal 15 m;

  3. bouwhoogte sleufsilo's en mestopslagplaatsen maximaal 4 m;

  4. oppervlakte paardenbak maximaal 1.000 m2;

  5. bouwhoogte lichtmasten ten behoeve van de paardenbak binnen het bouwvlak maximaal 6 m;

  6. bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak maximaal 3 m;

  7. bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak maximaal 3 m.

 

4.2.5 Kleinschalig kamperen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen' mag binnen het bouwvlak maximaal 75 m² aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Overschrijding bouwgrens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen, mits:

  1. de bouwgrenzen met maximaal 25 m worden overschreden;

  2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;

  3. niet reeds eerder een omgevingsvergunning voor het overschrijden van de bouwgrenzen is verleend;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder c sub 1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen tot 12 m.

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Eerste bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning daar waar geen bestaande bedrijfswoning aanwezig is, mits:

  1. wordt aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering;

  2. de bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  3. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.3.

 

4.4.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c ten behoeve van het realiseren van een tweede bedrijfswoning, mits:

  1. het een agrarisch bedrijf betreft gericht op het houden van dieren;

  2. wordt aangetoond dat de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering met twee volwaardige arbeidskrachten;

  3. wordt aangetoond dat het gaat om een agrarisch bedrijf met een redelijk zicht op een duurzame voortzetting;

  4. de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak;

  5. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 4.2.1 en 4.2.3.

 

4.4.3 Inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c voor het gebruik van een woning dan wel de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor inwoning, uitsluitend ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. inwoning is toegestaan in maximaal één woning per bouwvlak;

  2. de inhoud van de woning mag worden uitgebreid tot maximaal 1.000 m³;

  3. het vloeroppervlak van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² mag bedragen;

  4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.4.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder k voor het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend gedurende de periode 1 april tot en met 31 augustus, mits:

  1. de voorzieningen aansluitend aan het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijf maximaal 500 m2 bedraagt;

  3. de bouwhoogte maximaal 1,20 m bedraagt;

 

4.4.5 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toelaten van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte nevenactiviteiten met bijbehorende voorzieningen, mits:

  1. het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het agrarische bedrijf;

  2. er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

  3. maximaal 30% van de oppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, hiervoor wordt gebruikt en geen nieuwbouw ten behoeve hiervan plaatsvindt;

  4. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

  5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.4.6 Biomassavergistingsinstallaties

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf in de vorm van een biomassavergistingsinstallatie, mits:

  1. de vergistingsinstallatie landschappelijk wordt ingepast;

  2. gebouwen ten behoeve van de vergistingsinstallatie binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  3. ter voorkoming van een onevenredige verkeersaantrekkende werking aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden waarin is opgenomen in welke mate biomassa van derden mag worden verwerkt en in welke mate het digestaat mag worden geleverd aan derden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.4.7 Recreatieve nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van bij het agrarisch bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:

  1. vakantieappartementen, mits:

    1. gerealiseerd in de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;

    2. maximaal drie appartementen worden gerealiseerd met een woonoppervlak van maximaal 150 m2 per woning of appartement;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  2. kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening, mits:

    1. maximaal 450 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

    2. maximaal 250 m2 van de buitenruimte intensief ten behoeve van de kleinschalige extensieve dagrecreatie met bijbehorende terrasvoorziening wordt gebruikt en de overige gronden slechts extensief;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  3. groepsaccommodatie, mits:

    1. maximaal 1.000 m2 van de bedrijfsvloeroppervlakte van de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsbebouwing, die minimaal drie jaar in agrarisch gebruik is geweest, wordt gebruikt;

    2. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    4. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    5. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  4. trekkershutten, mits:

    1. maximaal drie trekkershutten met een maximale oppervlakte van 18 m2 ieder voor maximaal vijf personen per hut worden opgericht;

    2. opgericht binnen het bouwvlak met een maximale afstand van 50 m tot overige gebouwen;

    3. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    5. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. kleinschalig kamperen, mits:

    1. maximaal 25 kampeermiddelen per bedrijf worden opgericht;

    2. het kampeerterrein binnen dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;

    3. buiten de periode van 1 april tot en met 30 september geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn;

    4. maximaal 75 m2 aan bebouwing wordt opgericht ten behoeve van sanitaire voorzieningen binnen het bouwvlak;

    5. er een inpassingsplan wordt overlegd;

    6. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

    7. opslag en stalling in verband met de nevenactiviteiten uitsluitend inpandig plaatsvinden;

    8. er geen aanpassing of verharding van de infrastructuur buiten het bouwvlak noodzakelijk is;

    9. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

    10. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.4.8 Stapeling van afwijkingen uit artikel 4.4.7

Bij een combinatie van een afwijking voor trekkershutten en een afwijking voor kleinschalig kamperen, wordt het aantal trekkershutten in mindering gebracht op het aantal toegestane kampeermiddelen.

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden uit te voeren:

  1. op alle gronden:

    1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen, groter dan 100 m2;

    2. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  2. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - hoogteverschillen': het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;

  3. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - houtopstanden': het vellen en rooien van houtopstanden;

  4. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid': het aanbrengen van beplanting en houtopstanden en het bebossen;

  5. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterhuishouding': het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen.

 

4.5.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

4.5.3 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is nodig voor:

  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;

  3. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Wijziging vorm en/of vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel, mits:

  1. de wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;

  2. het bouwperceel hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:

      • 1,5 ha voor zover het een intensieve veehouderijbedrijf betreft ter plaatse van het verwevingsgebied;

      • 2 ha voor alle agrarische bedrijven niet zijnde intensieve veehouderijbedrijven;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gereken het (leef)milieu en het landschap;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. er een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;

  6. uit een inpassingsplan de ruimtelijke inpassing van het bouwvlak in de omgeving blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting plaatsvindt;

  7. er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;

  8. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    4. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    5. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    7. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

4.6.2 Toekenning sterlocatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toekennen van een sterlocatie op een perceel waarvan het adres is opgenomen in de tabel in Bijlage 1, eventueel in combinatie met de vergroting van het agrarisch bouwperceel, mits:

  1. het bedrijf de omgevingsruimte heeft om door te groeien tot een omvang van minimaal 175 Nge;

  2. na vergroting de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel maximaal 3 ha bedraagt;

  3. de vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;

  4. de ruimtelijke inpassing van het bouwperceel in de omgeving uit een inpassingsplan blijkt, waarbij in ieder geval aandacht dient te worden besteed aan de beeldkwaliteit van de totale erfinrichting en de landschappelijke inpassing in de vorm van aanleg van streekeigen erfbeplanting;

  5. er bij een oppervlakte groter dan 1,5 hectare geïnvesteerd wordt in het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;

  7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  8. een compacte bouwperceelsvorm blijft bestaan;

  9. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. dat de milieuhygiënische situatie van de bodem de ontwikkeling geregeld in het bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in gebieden met een natuurgerichte waterhuishouding de mestbelasting niet toeneemt;

    4. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    5. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    6. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    8. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    9. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

4.6.3 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Bedrijf´, mits:

  1. het de vestiging van een bedrijf betreft als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 3 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaken daaraan gelijk kunnen worden gesteld, met dien verstande dat het milieu niet extra mag worden belast ten opzichte van de milieubelasting van het gestopte agrarische bedrijf;

  2. er geen sprake is van detailhandel anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde artikelen;

  3. uitsluitend de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;

  4. alle gebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt worden gesloopt;

  5. vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;

  6. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;

  7. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  8. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  9. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

  10. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  11. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    4. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    5. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    8. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

4.6.4 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming ´Bedrijf´ met de aanduiding 'paardenhouderij' ten behoeve van een gebruiksgerichte paardenhouderij, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mits:

  1. uitsluitend de bestaande en met bouwvergunning gebouwde bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;

  2. vervangende nieuwbouw uitsluitend mogelijk is, indien er een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;

  3. er sprake is van een landschappelijke inpassing, waartoe een inpassingsplan dient te worden opgesteld;

  4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

  5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

  6. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;

  7. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

  8. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:

    1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;

    2. geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;

    3. in risicogebieden voor wateroverlast aanvullende maatregelen met betrekking tot schadevrij bouwen en compensatie worden getroffen;

    4. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;

    5. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    6. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;

    7. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;

    8. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

 

4.6.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. voor bewoning mag worden gebruikt de bestaande bedrijfswoning(en);

  2. het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel tot het aantal woningen gelijk aan het aantal bedrijfswoningen zoals aanwezig op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan, met dien verstande dat woningsplitsing als volgt is toegestaan:

    1. splitsing in twee woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.000 m3;

    2. splitsing in drie woningen indien de te splitsen woning met eventueel bestaande inpandige bedrijfsruimten, die minimaal gedurende drie jaar in agrarisch gebruik zijn geweest, een inhoud heeft van minimaal 1.500 m3;

met dien verstande dat