Artikel 8        Gemengd - Dorpskern

A.

De op de plankaart voor gemengd - dorpskern aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

1.

wonen;

 

2.

detailhandel;

 

3.

horeca: uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activi­teiten;

 

4.

maatschappelijke voorzieningen;

 

5.

kantoren;

 

6.

wegen;

 

7.

verblijfsgebieden;

 

met de daarbij behorende:

 

8.

groenvoorzieningen;

 

9.

nutsvoorzieningen;

 

10.

parkeervoorzieningen;

 

11.

speelvoorzieningen;

 

12.

tuinen, erven en terreinen;

 

13.

gebouwen;

 

14.

aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

15.

overige bouwwerken;

 

ter plaatse van de aanduiding windmolen:

 

16.

is een windmolen toegestaan.

 

Bouwvoorschriften

B.

1.

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

het aantal woningen bedraagt maximaal 23;

 

 

b.

het vloeroppervlak voor horeca bedraagt maximaal 450 ;

 

 

c.

de voorgevel van het hoofdgebouw wordt op minimaal 2 m uit de grens van het bouwperceel gebouwd;

 

 

d.

voor zover de zijgevel van het hoofdgebouw grenst aan openbaar gebied, wordt de zijgevel van het hoofdgebouw gebouwd op minimaal 2 m uit de grens van het bouwperceel;

 

 

e.

de maatvoering van de hoofdgebouwen is op de plankaart aangegeven met een bouwklasse in het bouwvlak;

 

 

f.

de maatvoering van de hoofdgebouwen voldoet per bouwklasse aan onder­staand bouwschema (dat ook op de plankaart staat):

 

 

bouwklasse

goothoogte

bouwhoogte

dakhelling

dakhelling

 

maximaal

maximaal

minimaal

maximaal

A

4 m

11 m

30˚

70˚

B

8 m

14 m

30˚

70˚

C

11 m

17 m

30˚

70˚

 

 

g.

in afwijking van het genoemde onder lid B sub 1 onder c, d, e en f is ter plaatse van de aanduiding windmolen een windmolen met een stel­ling­hoogte van 6,15 m toegestaan.

 

2.

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gel­den de volgende bepalingen:

 

 

a.

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden op mi­nimaal 2 m uit de grens van het bouwperceel gebouwd;

 

 

b.

de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is maximaal 3,3 m;

 

 

c.

de dakhelling van een aanbouw, uitbouw, bijgebouwen of overkapping is maxi­maal 70°;

 

 

voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:

 

 

-

de hoogte van overige bouwwerken is maximaal 5 m.

 


 

Nadere eisen

C.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetin­gen van de gebouwen en bouwwerken op basis van de onderstaande argumenten:

 

1.

voorkomen van geluids- of lichthinder naar omliggende bestemmingen;

 

2.

verkeersveiligheid;

 

3.

een goede woonsituatie;

 

4.

een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

D.

Burgemeester en wethouders kunnen, vrijstelling verlenen van:

 

1.

Lid B sub 1 onder e en f en toestaan dat:

 

 

-

hoofdgebouwen voldoen aan de eisen zoals gesteld onder bouwklasse C;

 

 

 

wanneer:

de windvang van de windmolen niet onevenredig wordt ge­schaad.

 

2.

Lid B sub 1 onder e en f en toestaan dat:

 

 

a.

voor gebouwen en overkappingen uit de bouwklasses A tot en met C de minimale dakhelling wordt verlaagd tot 0°;

 

 

 

wanneer:

dit geen afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld;

 

 

b.

de goothoogte aan één kant van het hoofdgebouw wordt verhoogd;

 

 

 

wanneer:

deze gevel minimaal 3 m van de grens van het (bouw)perceel ligt.

 

3.

Lid B sub 2 onder a en toestaan dat:

 

 

-

aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouw­vlak worden gebouwd;

 

 

 

wanneer:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mi­nimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;

 

 

 

en:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet voor de lijn van de voorgevel van een gebouw op een aangren­zend bouw­perceel liggen;

 

 

 

en:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

-     of achter de zijgevel van het hoofdgebouw liggen, wanneer deze zijgevel grenst aan het openbaar gebied;

-     of minimaal 4 m uit de grens met het openbaar gebied lig­gen;

-     of een duidelijke relatie leggen met het openbare gebied.

 

Gebruiksvoorschriften

E.

1.

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

 

2.

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

 

a.

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

 

 

b.

het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

 

 

c.

het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

 

 

d.

het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

F.

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van lid E wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

G.

Overtreding van het bepaalde in lid E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van arti­kel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

H.

Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D en F is de vol­gende pro­cedure van toepassing:

 

1.

Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimte­lijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden inge­diend.

 

4.

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.