Artikel 4        Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

A.                  

De op de plankaart voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

1.        

bedrijven uit categorie 1 en 2 van de VNG-lijst (zie bijlage 2);

 

2.        

ten hoogste één dienstwoning met bijbehorende aanbouwen, uitbouwen, bijge­bou­wen en overkappingen per bedrijf;

 

met de daarbij behorende:

 

3.        

groenvoorzieningen;

 

4.        

erven en terreinen;

 

5.        

gebouwen en overkappingen;

 

6.        

overige bouwwerken.

B.

Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

 

Bouwvoorschriften

C.

1.        

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.         

de hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;

 

 

b.         

de maatvoering van de hoofdgebouwen is op de plankaart aangegeven met een bouwklasse in het bouwvlak;

 

 

c.         

de maatvoering van de hoofdgebouwen voldoet per bouwklasse aan onder­staand bouwschema (dat ook op de plankaart staat):

 

 

bouwklasse

goothoogte

bouwhoogte

dakhelling

dakhelling

 

maximaal

maximaal

minimaal

maximaal

A

4 m

11 m

30˚

70˚

B

8 m

14 m

30˚

70˚

C

11 m

17 m

30˚

70˚

 

2.

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.                   

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden in het bouwvlak gebouwd;

 

 

b.                  c

de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is maximaal 3,3 m;

 

 

c.                   

de dakhelling van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping is maxi­maal 70°.

 

3.

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:

 

 

-

de hoogte van overige bouwwerken is maximaal 5 m.

 

Nadere eisen

D.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de situering van de bebouwing ten behoeve van:

 

1.

een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

 

2.

de verkeersveiligheid; of

 

3.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

E.

Burgemeester en wethouders kunnen, vrijstelling verlenen van:

 

1.        

Lid C sub 1 onder c en toestaan dat:

 

 

-

voor gebouwen en overkappingen uit de bouwklasses A tot en met C de minimale dakhelling wordt verlaagd tot 0°;

 

 

 

wanneer:

dit geen afbreuk doet aan het straat- en bebouwingsbeeld;

 

 

-

de goothoogte aan één kant van het hoofdgebouw wordt verhoogd;

 

 

 

wanneer:

deze gevel minimaal 3 m van de grens van het (bouw)perceel ligt.

 

2.        

Lid C sub 2 onder a en toestaan dat:

 

 

-

aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd;

 

 

 

wanneer:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mini­maal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw liggen;

 

 

 

en:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet voor de lijn van de voorgevel van een gebouw op een aangren­zend bouwperceel liggen;

 

 

 

en:

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen:

-   of achter de zijgevel van het hoofdgebouw liggen, wanneer deze zijgevel grenst aan het openbaar gebied;

-   of minimaal 4 m uit de grens met het openbaar gebied liggen;

-   of een duidelijke relatie leggen met het openbare gebied.

 

Gebruiksvoorschriften

F.

1.        

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

 

2.        

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

 

a.                   

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

 

 

b.                   

het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

 

 

c.                   

het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

 

 

d.                   

het gebruik van dienstwoning anders dan genoemd in artikel 1, lid 20;

 

 

e.                   

het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

G.

1.

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van lid F wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

2.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van lid E sub 1:

 

 

a.

om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid A genoemd, voor zover het be­trokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid A genoemde categorieën van de VNG-lijst;

 

 

b.

om bedrijven toe te laten die niet in de VNG-lijst zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan wor­den te behoren tot de catego­rieën van de VNG-lijst, zoals in lid A genoemd;

 

 

wanneer:

deze bedrijven akoestisch gezien inpasbaar zijn in de geluids­zone rond het bedrijventerrein Spijkers Erve;

 

 

 

en:

het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrich­tingen en vuurwerkbedrijven betreft.

 

 

Strafbepaling

H.

Overtreding van het bepaalde in lid F wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

I.

Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E en G is de volgende procedure van toepassing:

 

1.        

Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.        

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.        

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend.

 

4.        

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.