Artikel 3        Agrarisch

Bestemmingsomschrijving

A.                  

De op de plankaart voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

1.        

grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw;

 

met de daarbij behorende:

 

2.        

(ontsluitings)wegen;

 

3.        

groenvoorzieningen;

 

4.        

nutsvoorzieningen;

 

5.        

erven en terreinen;

 

6.        

bouwwerken die geen gebouw zijn.

 

Bouwvoorschriften

B.                  

Voor het bouwen van bouwwerken die geen gebouw zijn, gelden de volgende bepalingen:

 

a.        

de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m;

 

b.        

de hoogte van overige bouwwerken is maximaal 3 m.

 

Gebruiksvoorschriften

C.                  

1.        

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

 

2.        

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

 

a.                   

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

 

 

b.                   

het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

 

 

c.                   

het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

D.                  

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

E.                  

Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

F.                   

Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende procedure van toepassing:

 

1.        

Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.        

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.                   

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

 

 

b.                   

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.        

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden ingediend.

 

4.        

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.