Artikel 29      Overgangsbepalingen

Overgangsbepalingen voor bouwwerken

 

A.

Bouwwerken, die van het plan afwijken, maar op het moment dat het ontwerpbestem­mings­plan voor het eerst ter inzage werd gelegd:

-       bestaan;

-       worden gebouwd;

-       kunnen worden gebouwd volgens de Woningwet;

mogen:

 

 

1.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

 

2.

wanneer:

 

de afwijkingen van dit plan naar aard en omvang niet worden vergroot, geheel worden vernieuwd of veranderd;

 

 

 

 

 

 

wanneer:

het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit;

 

 

 

en:

de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het teniet­gaan;

 

 

 

en:

wanneer de afwijkingen van dit plan naar aard en omvang niet worden ver­groot.

 

 

 

 

Vrijstellingsbepaling

 

B.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van lid A en toestaan:

-       een éénmalige vergroting met maximaal 10% van in lid A toegelaten bouwwerken.

 

 

 

 

Overgangsbepalingen voor het gebruik

 

C.

Het gebruik van gronden en bouwwerken, die van het plan afwijken, maar op het mo­ment dat dit plan van kracht werd al bestond mag worden:

 

 

1.

voorgezet

 

 

 

wanneer:

de aard en de omvang van de afwijkingen van dit plan naar aard en omvang niet worden vergroot;

 

 

2.

gewijzigd

 

 

 

wanneer:

de aard en de omvang van de afwijkingen van dit plan naar aard en omvang niet worden vergroot.

 

 

 

 

Uitzonderingen op het overgangsrecht

 

D.

1.

Lid A is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het mo­ment dat het ontwerpbestemmingsplan voor het eerst ter inzage werd gelegd, maar zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.

 

 

2.

Lid C is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen gel­dende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat be­stemmingsplan.

 

 

 

Strafbepaling

 

E.

Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van ar­tikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

 

 

Vrijstellingsprocedure

 

F.

Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid B is de volgende proce­dure van toepassing:

 

 

1.

Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimte­lijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

 

2.

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden in­ge­diend.

 

 

4.

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemees­ter en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstel­ling.