Artikel 20      Wonen uit te werken

Bestemmingsomschrijving

A.

De op de plankaart voor wonen uit te werken (I en II) aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

 

1.

wonen;

 

2.

maatschappelijke voorzieningen;

 

3.

wegen en verblijfsgebieden;

 

4.

groenvoorzieningen;

 

5.

water;

 

met de daarbij behorende:

 

6.

nutsvoorzieningen;

 

7.

parkeervoorzieningen;

 

8.

speelvoorzieningen;

 

9.

tuinen, erven en terreinen;

 

10.

gebouwen;

 

11.

aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

 

12.

bruggen, dammen en duikers;

 

13.

overige bouwwerken;

 

met de daaraan ondergeschikt:

 

14.

aan-huis-verbonden beroepen.

 

Uitwerkingsregels

B.

Burgemeester en wethouders werken de in lid A omschreven bestemming uit met in­achtne­ming van de aanduidingen op de plankaart, het bepaalde in de artikelen 9 (ge­mengd - maat­schappelijk en sport), 11 (groen), 15 (verkeer - verblijf), 16 (water) en 17 (wonen) en op basis van de onderstaande regels:

 

1.

Voor het inrichten van de gebieden gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

 

het aantal te bouwen woningen is:

-     voor W-U I maximaal 2;

-     voor W-U II minimaal 100 en maximaal 117;

 

 

b.

de ontsluiting van het gebied zal plaatsvinden via:

-     W-U I: Kolderveen;

-     W-U II: Dorpsstraat en Weidelint.

 

2.

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

de hoofdgebouwen worden gebouwd:

-     voor W-U I: op minimaal 8 m uit de grens van het bouwperceel gelegen aan Kolderveen en op minimaal 5 m uit de overige grenzen van het bouwperceel;

-     voor W-U II: de voorgevel van het hoofdgebouw wordt op minimaal 5 m uit de grens van het bouwperceel gebouwd;

 

 

b.

de maatvoering van de hoofdgebouwen voldoet aan onderstaand bouw­schema:

-     voor W-U I geldt bouwklasse A;

-     voor W-U II geldt bouwklasse B.

 

 

 

 

bouwklasse

goothoogte

bouwhoogte

dakhelling

dakhelling

 

maximaal

maximaal

minimaal

maximaal

A

4 m

11 m

30˚

70˚

B

8 m

14 m

30˚

70˚

 

3.

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

de goothoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw of overkapping is maxi­maal 3,3 m;

 

 

b.

de dakhelling van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw of overkapping is maxi­maal 70º.


 

 

4.

Voor het bouwen van overige bouwwerken, die geen gebouwen zijn, geldt de volgende bepaling:

 

 

-

de hoogte van overige bouwwerken, is maximaal 5 m.

C.

Een besluit tot uitwerking is pas toegestaan nadat is gebleken dat de bodem geschikt is voor de beoogde functies.

D.

Een besluit tot uitwerking is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief ad­vies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele dem­ping van sloten en/of toename van verharding.

 

Bijzondere bepalingen

E.

Zolang de in lid B, C en D bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwer­ken slechts wor­den gebouwd:

 

 

wanneer:

het bouwplan past binnen het ontwerpuitwerkingsplan:

 

 

en:

van Gedeputeerde Staten:

-      vooraf een verklaring van geen bezwaar over het uitwerkingsplan is ont­vangen;

-      of, een verklaring is afgegeven dat voor uitwerking geen goedkeu­ring no­dig is en tijdens de termijn van terinzagelegging geen zienswijzen te­gen het ontwerpuitwerkingsplan zijn ingebracht.

 

Uitwerkingsprocedure

F.

Bij het gebruikmaken van de bevoegdheid tot uitwerking van het bestemmingsplan, op grond van lid B, C en D is de volgende procedure van toepassing:

 

1.

Een verzoek om uitwerking, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimte­lijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden ver­spreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden in­ge­diend.

 

4.

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemees­ter en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om uitwer­king van het bestemmingsplan.