Artikel 19      Bedrijventerrein uit te werken

Bestemmingsomschrijving

A.

De op de plankaart voor bedrijventerrein uit te werken aangewezen gronden zijn be­stemd voor:

 

1.

ter plaatse van de aanduiding BT-UaC2: bedrijven uit categorie 1 en 2 van de VNG;

 

2.

ter plaatse van de aanduiding BT-UaC3: bedrijven uit categorie 1, 2 en 3 van de VNG;

 

3.

ten hoogste één dienstwoning met bijbehorende aanbouwen, uitbouwen, bijge­bouwen en overkappingen per bedrijf;

 

4.

kantoren;

 

met de daarbij behorende:

 

5.

groenvoorzieningen;

 

6.

nutsvoorzieningen;

 

7.

erven en terreinen;

 

8.

parkeervoorzieningen

 

9.

gebouwen en overkappingen;

 

10.

overige bouwwerken.

B.

Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

 

Uitwerkingsregels

C.

Burgemeester en wethouders werken de in lid A omschreven bestemming uit met in­achtne­ming van de aanduidingen op de plankaart, het bepaalde in de artikelen (bedrij­venterrein), 11 (groen), 15 (verkeer - verblijf), 16 (water) en op basis van de onder­staande regels:

 

1.

Voor het inrichten van de gebieden gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

het oppervlak van een bouwperceel bedraagt maximaal 2.000 ;

 

 

b.

per bedrijf is maximaal één dienstwoning toegestaan;

 

 

c.

de ontsluiting van het gebied zal plaatsvinden via de NAM-weg en/of Ener­gieweg;

 

 

d.

de breedte van de ontsluitingsweg bedraagt minimaal 6 m;

 

 

e.

uit akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting op de gevel van de dienstwoning niet meer bedraagt dan 48 dB;

 

2.

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

de hoofdgebouwen worden gebouwd:

-     binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;

-     op minimaal 5 m uit de voorkant van de grens van het bouwperceel;

-     op minimaal 3 m uit de zijkant van het bouwperceel;

 

 

b.

 

c.

de maatvoering van de hoofdgebouwen is op de plankaart aangegeven met een bouwklasse in het bouwvlak;

de maatvoering van de hoofdgebouwen voldoet per bouwklasse aan onderstaand bouw­schema (dat ook op de plankaart staat):

 

 

 

 

 

bouwklasse

goothoogte

bouwhoogte

dakhelling

dakhelling

 

maximaal

maximaal

minimaal

maximaal

A

4 m

11 m

30˚

70˚

B

8 m

14 m

30˚

70˚

C

11 m

17 m

30˚

70˚

 

 

 

 

 

3.

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ge­bouwd:

 

 

 

-     binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;

 

 

 

-     op minimaal 5 m uit de voorkant van de grens van het bouwperceel;

 

 

 

-     op minimaal 3 m uit de zijkant van het bouwperceel;

 

 

b.

de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is maximaal 3,3 m;

 

 

c.

de dakhelling van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw of overkapping is maxi­maal 70ş.

 

4.

Voor het bouwen van overige bouwwerken, die geen gebouwen zijn, geldt de volgende bepaling:

 

 

-

de hoogte van overige bouwwerken, is maximaal 5 m.

D.

Een besluit tot uitwerking is pas toegestaan nadat is gebleken dat de bodem geschikt is voor de beoogde functies.

E.

Een besluit tot uitwerking is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief ad­vies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele dem­ping van sloten en/of toename van verharding.

 

Bijzondere bepalingen

F.

Zolang de in lid C, D en E bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwer­ken slechts wor­den gebouwd:

 

 

wanneer:

het bouwplan past binnen het ontwerpuitwerkingsplan:

 

 

en:

van Gedeputeerde Staten:

-      vooraf een verklaring van geen bezwaar over het uitwerkingsplan is ont­vangen;

-      of, een verklaring is afgegeven dat voor uitwerking geen goedkeu­ring no­dig is en tijdens de termijn van terinzagelegging geen zienswijzen te­gen het ontwerpuitwerkingsplan zijn ingebracht.

 

Uitwerkingsprocedure

G.

Bij het gebruikmaken van de bevoegdheid tot uitwerking van het bestemmingsplan, op grond van lid C, D en E is de volgende procedure van toepassing:

 

1.

Een verzoek om uitwerking, overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimte­lijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden ver­spreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden in­ge­diend.

 

4.

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemees­ter en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om uitwer­king van het bestemmingsplan.