Artikel 18      Wonen - Woonpark

Bestemmingsomschrijving

A.

de op de plankaart voor wonen - woonpark aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

1.

wonen;

 

met de daarbij behorende:

 

2.

verblijfsvoorzieningen;

 

3.

nutsvoorzieningen;

 

4.

groen- en speelvoorzieningen;

 

5.

water;

 

6.

tuinen, erven en terreinen;

 

7.

gebouwen;

 

8.

aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.

 

Bouwvoorschriften

B.

1.

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen.

 

 

a.

de hoofdgebouwen worden binnen een bouwvlak gebouwd;

 

 

b.

de maximaal toegestane goothoogte bedraagt 2,8 m;

 

 

c.

de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 6 m;

 

 

d.

de dakhelling bedraagt maximaal 45°.

 

 

 

 

 

2.

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende bepalingen:

 

 

a.

de maximale oppervlakte aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappin­gen be­draagt 30 , met in achtneming van het bepaalde onder lid B, sub 3;

 

 

b.

de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 4 m;

 

 

c.

de minimale afstand van de aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkap­pingen tot de bestemmingsgrens bedraagt 3 m.

 

 

 

 

3.

De maximale oppervlakte van de onder lid B, sub 1 en 2 genoemde gebouwen mag niet meer bedragen dan 25% van het bouwperceel.

 

 

 

 

4.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepa­lingen:

 

 

a.

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hieronder niet begre­pen erf­afscheidingen, mag ten hoogste 2,5 m bedragen;

 

 

b.

in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten ten hoogste 5 m bedragen.

 

Gebruiksvoorschriften

C.

1.

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

 

2.

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

 

a.

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

 

 

b.

het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

 

 

c.

het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

 

 

d.

het gebruik van gronden voor detailhandel;

 

 

e.

het gebruik van gronden voor horeca;

 

 

    f.

het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van:

-      een aan-huis-verbonden beroep;

-      kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1;

 

 

 

wanneer:

de gebruiksoppervlakte van het beroep of bedrijf inclusief op­slag- en administratieruimten meer dan 30% van de totale ge­bruiksopper­vlakte van de woning beslaat;

 

 

g.

het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 


 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

D.

Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van:

 

1.

lid C en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefe­ning van:

 

 

-

een aan-huis-verbonden beroep;

 

 

-

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in bijlage 1;

 

 

 

wanneer:

de gebruiksoppervlakte van het beroep of bedrijf inclusief op­slag- en administratieruimten maximaal 30% van de totale ge­bruiksoppervlakte van de woning beslaat;

 

 

 

en:

de milieucategorie van het beroep of bedrijf maximaal 2 is;

 

 

 

en:

het parkeren voor bewoners, klanten en personeel op eigen ter­rein wordt opgelost;

 

 

 

en:

in de uitstraling van het gebouw naar het openbaar gebied de woon­functie de hoofdfunctie houdt;

 

2.

lid C wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Be­halve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het ge­bruik wel recht­vaardigen.

 

Strafbepaling

E.

Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van arti­kel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

F.

Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende proce­dure van toepassing:

 

1.

Een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimte­lijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 4 weken ter inzage.

 

2.

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

 

 

a.

in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

 

 

b.

en verder op de gebruikelijke wijze.

 

3.

In de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden in­gediend.

 

4.

Tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemees­ter en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstel­ling.