Artikel 8            Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen alsmede voor:

1.      een aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aange­geven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aannemingsbedrijf;

2.      een handelsbedrijf in chocola behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aan­gegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ter plaatse van de aan­duiding handelsbedrijf;

3.      een transportbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangege­ven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding transportbedrijf;

4.      een benzineservicestation met een verkoop­punt voor motorbrandstoffen inclusief lpg behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij een lpg-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding vulpunt;

5.      antiek bewerking en restauratie behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding antiekbewerking en res­tauratie;

6.      een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aan­gegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding agrarisch loonbedrijf;

7.      een veehandelsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aange­geven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding veehandelsbedrijf;

8.      opslag ten behoeve van het beheer van de waterstaatswerken en wegen, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding opslag;

9.      vervallen;

10.   een aardgaswinlocatie bestemd voor de exploitatie van bodemschatten indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aardgas­winlocatie;

10.a een schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden en het uitoefenen van fysiotherapie indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien   is van de aanduiding schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden;

        met de daarbij behorende:

11.   groenvoorzieningen;

12.   kades, oevers en schouwpaden;

13.   nutsvoorzieningen;

14.   parkeervoorzieningen;

15.   tuinen, erven en terreinen;

16.   overige verhardingen;

17.   water;

18.   dienstwoningen

19.   gebouwen;

20.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

21.   bruggen, dammen en duikers;

22.   overige bouwwerken;

        met dien verstande dat:

23.   geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

24.   risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, behoudens het bepaalde onder 4;

25.   zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;

26.   per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale be­drijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en - tenzij het gronden met de aanduiding zonder woning betreft - de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 


C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den bebouwd;

2.      op de gronden met de aanduiding zonder woning is de bouw van een woning niet toege­staan;

3.      op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

4.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

4.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­    bouwd;

5.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max.
inhoud

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

 

250 m²

4,5 m

      12 m

20º-70º *

overige gebouwen en over­kappingen

 

zie plan­kaart

 

4,5 m

      12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

 

       1 m

       2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

 

        3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 4a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens het bepaalde onder lid A4;

4.      het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

6.      van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 


Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in lid A, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.   Bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid A algemeen toe­laatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

2.   Bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zo­ver het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid A genoemd.

 

Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen

H1.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 5 aangegeven maximale goothoogte voor bedrijfsgebouwen voor aannemingsbedrijven, handelsbedrijven, transportbedrijven, agrarische loonbedrijven en een veehandelsbedrijf, met dien verstande dat:

1.   de vrijstelling uitsluitend mag worden toegepast indien een grotere goothoogte noodza­kelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.   de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Be­drijf na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K pas­send/toe­laatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 


Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Bedrijf

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van bouw­vlakken

wonen/hobbyboeren

W

Grondgebonden agrarische bedrijven (zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a,b,c,d en g)

W

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten[1])

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

recreatieve functies

 

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

overige dienstverlening

 

Tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij1)

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:

1.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

2.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

3.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;

4.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend1);

5.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven1). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

6.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele bouwvlak bij de wijziging betrokken;

7.      voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

8.      een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

9.      de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

10.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden C1, E, F, G en H is de vol­gende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 



[1])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".