Artikel 7            Agrarisch-Tuincentrum

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de kaart voor Agrarisch-Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      de teelt en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      kades, oevers en schouwpaden;

4.      nutsvoorzieningen;

5.      parkeervoorzieningen;

6.      tuinen, erven en terreinen;

7.      verhardingen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen, dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen, waaronder begrepen kassen, en daarbij behorende dienstwoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoning (inclusief aan- en uit­bouwen en bijgebou­wen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

        12 m

20º-70º *

overige gebouwen en overkappingen

 

zie plan­kaart

4,5 m

        12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

         1 m

         2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

          3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch gebied-Tuincentrum na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaar­den zoals opgenomen in lid K.

 

Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch-Tuincentrum

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactivitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;

10.   voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1, E, F, G en H is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.