Artikel 6            Agrarisch-Stoeterij

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Agrarisch-Stoeterij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      het fokken, opfok­ken en trainen/africhten van paarden in combinatie met aan-huis-ver­bonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

        alsmede voor:

2.      het aanbieden van logies tot een oppervlak van 300 m²;

3.      kantoorruimte tot een oppervlak van 500 m²;

        met de daarbij behorende:

4.      groenvoorzieningen;

5.      nutsvoorzieningen;

6.      parkeervoorzieningen;

7.      tuinen, erven en terreinen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen, en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijge­bouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

3.      op gronden die niet in het bouwvlak zijn gelegen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

3.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

4.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbou­wen en bijgebouwen)

twee

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen en over­kappingen

 

zie plan­kaart

4,5 m

12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

lichtmasten

 

 

 

6 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.      de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.      de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2º van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch gebied - Stoeterij na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zo­als opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaar­den zoals opgenomen in lid K.

 

Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch - Stoeterij

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten[1])

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsac­tiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfs­activitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij1)

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor inge­volge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven[2]). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal ­aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aan­we­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen wor­den gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het ge­hele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1, E, F, G en H is de vol­gende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.

 



[1])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[2])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".