Artikel 3            Agrarisch

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Agrarisch aangewezen gron­den zijn be­stemd voor:

1.      het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf en een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activitei­ten in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.      behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

a.   landschapswaarden in de vorm van landschappelijke openheid;

b.   cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en ar­cheologisch waarde­volle gebieden;

        alsmede voor:

3.      een intensieve veehouderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-per­ceel is voorzien van de aanduiding intensieve veehouderij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

        alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

4.      grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);

5.      akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

6.      sierteelt;

7.      intensieve kwekerij;

        alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

8.      verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

9.      veearts/hoefsmederij;

10.   ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

11.   kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

12.   paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maxi­maal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

13.   kano-, boot- en fietsenverhuur;

14.   bed & breakfast in hoofdgebouw;

        en ook voor:

15.   agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

16.   kleinschalige natuurontwikkeling;

17.   kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

18.   behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

        met de daarbij behorende:

19.   (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speel­voorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijge­bouwen en over­kappingen en overige bouwwerken;

        met dien verstande dat:

20.   intensieve kwekerij uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en bin­nen de bestaande bebouwing.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning - tenzij het de gronden met de aan­duiding "zonder woning" betreft - met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinaf­scheidin­gen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.      kassen en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uit­sluitend binnen het bouwvlak toegestaan;

3.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

3A.  gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

4.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. oppervlak

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij an­ders op de plan­kaart is aange­geven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkap­pingen

 

 

4,5 m

12 m

20º-70º *

(voeder-, (kunst)mest-)silo's

 

 

 

12 m

 

installaties voor bijvoorbeeld mestverwerking

 

 

 

8 m

 

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 


1 m

2 m

 

kassen en permanente teelton­dersteunende voorzieningen

 

1.000 m²

 

 

 

overige bouwwerken,

 

 

 

3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Grotere goothoogte

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aan­gegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

1.      vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.      de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.

 

Serrestallen

D.1.        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten be­hoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:

1.      de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;

2.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

3.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Afstanden zijerfscheidingen

D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

 

Overschrijding agrarische bouwvlakken

E.    Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven be­voegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouw­vlak, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de over­schrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieu­wetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

2.      de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;

3.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorge­legd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;

6.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 3 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Gebruiksvoorschriften

F.     Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;

6.      het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;

7.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg con­sumentenvuurwerk;

8.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

9.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

G.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepas­sing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Nevenfuncties

H.    In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de be­stemming Agrarisch na toepassing van een vrijstel­lingsbevoegd­heid passend/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 


Tabel 1   Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch

 

 

 

maximaal aantal m²

 

toelaatbaar

gebruik onbe­bouwde gron­den

bebouwing

 

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)

V

-

500

opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)

V

-

500

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

500

veehandelsbedrijven, foeragehandel, paarden­han­del, africhtingbedrijf voor paarden

V

1.200

200

verwerken van mest en andere agrarische pro­ducten (bio-energie-installatie)

V

-

1.500

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­vi­teiten

V

-

500

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

V

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderij­café, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

V

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groeps­accommodatie)

V

-

200

kleinschalig kamperen (boerderijcamping)

V

2.500

100

boerengolf/pitch & put

V

50.000

50

poldersport (met uitzondering van motorcross)

V

20.000

50

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kin­derop­vang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

V

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rond­leidingen

V

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

V

500

200

dierenpension; hondenfokkerij

V

-

200

 

V    Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).

-     Niet van toepassing.

 

I.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn on­der voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

2.       de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agra­ri­sche) bedrij­ven mogen niet onevenredig worden beperkt;

3.       er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het be­drijf is gele­gen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouw­vlak;

4.       een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;

5.       in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag wor­den be­bouwd en mag worden gebruikt;

6.       per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfunc­ties niet meer dan 4.000 m² bedragen;

7.       in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de neven­functie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;

8.       per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan be­drijfsge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;

9.       een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

10.     de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

11.     het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met in­acht­neming van het volgende:

a.      het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedra­gen;

b.     de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 okto­ber worden geplaatst;

c.      het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

d.     ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voor­zie­ningen worden gebouwd;

e.      er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

f.      er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door mid­del van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;

12.     voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen be­staande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

13.     buitenopslag is in geen geval toegestaan;

14.     het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties

J.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ne­ven­functies zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, om­vang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge ta­bel 1 toelaat­bare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

K.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volg­functies zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en in­vloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

L.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde verte­genwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

M.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.

 

Aanlegvergunning

N.    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbe­planting) aan te leggen of uit te voeren.

 

Uitzonderingen

O.    Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­menvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbe­stemming Waarde - Archeologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouw­mogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

P.    Een aanlegvergunning als in lid N bedoeld, wordt verleend indien kan worden aan­getoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      de belangen van landschap en cultuurhistorie zoals in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn ge­bracht;

3.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

Q.    Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

R.    In tabel 2 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zo­als opgenomen in lid S pas­send/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaar­den zoals op­genomen in lid S.

 

Tabel 2   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsac­tiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfs­activitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

S.    Voor de in tabel 2 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor inge­volge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 2 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 2 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal ­aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aan­we­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen wor­den gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het ge­hele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 2 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vergroten agrarische bouwvlak

T.     Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd ten be­hoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oog­punt van dierwelzijn noodza­kelijk is;

b.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologi­sche waarden;

c.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze ver­groting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

3.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

4.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift wordt voldaan;

5.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Nieuwe agrarische bouwvlakken

U.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met in­achtneming van het volgende:

1.      planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebon­den agra­risch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en land­schapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiëni­sche knelsituaties;

b.   wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een be­staand bouwvlak met de bestemming Agrarisch;

c.   indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de be­stemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

d.   de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven niet worden beperkt;

3.      per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

4.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskun­dige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 van dit voor­schrift;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuur­historische des­kundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;

6.      er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;

7.      op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;

8.      de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.

 

Nieuw bouwvlak ten behoeve van bio-energie-installatie

V.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

2.      de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;

3.      op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift;

6.      nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebie­den;

7.      de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;

8.      de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.

 

Ecologische verbindingszone

W.    Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten be­hoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

a.   een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gron­den voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;

b.   een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

X.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

Y.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U, V en W is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.