A. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer-Railverkeer zijn bestemd voor:
1. spoorwegen, viaducten en spoorwegovergangen;
2. de daarbij behorende bermen, spoorwegovergangen, bermsloten, taluds en geluidswerende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
3. groenvoorzieningen;
4. kades, oevers en schouwpaden;
5. nutsvoorzieningen;
6. verhardingen;
7. water;
8. gebouwen en overkappingen;
9. bruggen, tunnels, dammen en duikers;
10. overige bouwwerken.
B. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
1. de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 5 m;
2. de bouwhoogte van overkappingen is maximaal 3,3 m;
3. gebouwen mogen uitsluitend binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd.
C. Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
1. de hoogte van de bouwwerken is maximaal 15 m wanneer de bouwwerken zijn bedoeld voor:
- geleiding van het verkeer;
- beveiliging van het verkeer;
- regeling van het verkeer;
2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m;
3. de hoogte van overige bouwwerken, is maximaal 5 m.
Vrijstelling van de bouwvoorschriften
Afstanden zijerfscheidingen
C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid B sub 3 teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:
1. indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:
a. daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;
b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;
2. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
3. het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;
4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.
Meest doelmatige gebruik
E. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toepassing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.
F. Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
G. Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:
1. een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;
2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:
a. in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
b. en verder op de gebruikelijke wijze;
3. in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden ingediend;
4. tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.