Artikel 15         Recreatie-Verblijfsrecreatie

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      een kampeer- en caravanterrein met maximaal 60 toe­ristische of seizoensplaatsen;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      kades, oevers en schouwpaden;

4.      nutsvoorzieningen;

5.      parkeervoorzieningen;

6.      tuinen, erven en terreinen;

7.      verhardingen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen, dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclu­sief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij anders op de plankaart is aan­gegeven

250 m²

4,5 m

         12 m

20º-70º *

overige gebouwen en overkappin­gen

 

zie plan­kaart

4,5 m

         12 m

20º-70º *

erf- of terreinafschei­dingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

          1 m

          2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

            3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

3.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

4.      het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;

5.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.