Artikel 11         Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      een atelierverzamelgebouw, waarin tevens mag worden gewoond, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding atelierver­za­melgebouw;

2.      een school, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding school;

3.      een kerk, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding kerk;

4.      een ooievaarstation, alsmede voorzieningen ten behoeve van natuur- en milieueduca­tie, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ooievaarstation;

5.      een zorgboerderij met nachtverblijf, indien een op de plankaart aangegeven bouw­vlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

        met de daarbij behorende:

6.      groenvoorzieningen;

7.      kades, oevers en schouwpaden;

8.      nutsvoorzieningen;

9.      parkeervoorzieningen;

10.   tuinen, erven en terreinen;

11.   verhardingen;

12.   water;

13.   gebouwen;

14.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

15.   bruggen, dammen en duikers;

16.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

1.      ten dienste van de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierverzamelge­bouw": gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning(en) met aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken;

              met dien verstande dat binnen de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierver­zamelgebouw", per atelier dan wel praktijkruimte, maximaal 1 dienstwoning is toegestaan;

2.      ten dienste van de overige bestemmingen: gebouwen en bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den bebouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bij­ge­bouwen) ter plaatse van de aanduiding ooie­vaarstation

één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

        12 m

20º-70º *

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) ter plaatse van de aanduiding ate­lierver­zamelgebouw

één per bedrijf

250 m²

 

 

20º-70º *

overige gebouwen en overkappin­gen

 

zie plan­kaart

4,5 m

        12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

         1 m

         2 m

 

overige bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde

 

 

 

           3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hel­lingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.