Artikel 1     Begripsbepalingen

1a.   goedkeuring onthouden

op de plankaart is door middel van de aanduidingen 'goedkeuring onthouden-1 t/m 3' aan­gegeven aan welke onderdelen goedkeuring is onthouden. De voorschriften in de artikelen 5, 6 en 8 gelden slechts gedeeltelijk voor het gebied dat is aangeduid met 'goedkeuring onthouden-4'. In de artikelen 5, 6 en 8 zijn de bepalingen welke niet gelden binnen het ge­bied 'goedkeuring onthouden-4' geel gearceerd.

 

1.       het plan

        het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Meppel.

 

2.       de plankaart

        de kaart van het bestemmingsplan Buitengebied, die bestaat uit de kaarten 1 t/m 4.

 

3.       aanbouw

        Een gebouw dat:

a.      als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.     en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;

c.      in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

4.       aan-huis-verbonden beroep

        een dienstverlenend beroep, dat:

a.      in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

       de gebruiksoppervlakte van het beroep inclu­sief opslag- en administratieruimten maxi­            maal 30% van de totale gebruiksopper­vlakte van de woning beslaat;

b.     en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeen­stemming is;

        zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of musicus

        of beroepen van ver­gelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

 

5.       agrarisch aanverwant bedrijf

        een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:

-        agrarisch hulpbedrijf;

-        agrarisch handels- of exportbedrijf;

-        overige agrarisch aanverwante bedrijven.

 

6.       agrarisch bedrijf

        een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van ge­wassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

a.      bollenteelt:

              in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laag­blijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;

b.     grondgebonden veehouderij:

              het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemid­del: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en gei­tenfokkerij;

c.      paardenfokkerij:

              het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de han­del in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet ver­staan paardenstalling en manege;

d.     akker- en vollegrondstuinbouw:

              de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;


e.      intensieve veehouderij:

              het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waar­bij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als pro­ductiemiddel;

f.      glastuinbouw:

              de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

g.     fruitteelt:

              de teelt van fruit in boomgaarden;

h.      sierteelt:

                   de teelt van siergewassen, zoals onder andere een boomkwekerij, al dan niet met be­hulp van kassen en al dan niet gecombi­neerd met de handel in boomkwekerijgewas­sen en vaste planten;

i.       bosbouw:

              de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtproductie;

j.       intensieve kwekerij:

              de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van inten­sieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

 

7.       agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

        een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

 

8.       agrarisch deskundige

        een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of com­missie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

 

9.       agrarisch handels- en exportbedrijf

        een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bol­lenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de op­slag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en op­slagbedrijven, koel­huizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactivitei­ten.

 

10.    agrarisch hulpbedrijf

        een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het op­slaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrij­ven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).

 

11.    agrarisch loonbedrijf

        een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agra­rische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of ‑apparatuur.

 

12.    agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

        agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

 

13.    archeologisch deskundige

        een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bur­gemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

 

14.    archeologisch onderzoek

        onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergun­ning beschikt.

 

15.    archeologische waarde

        de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijf­selen uit oude tijden.

 


16.    atelierverzamelgebouw

        een ruimte die dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, therapeutisch of kunstzin­nig gebied en hiermee gelijk te stellen terreinen.

 

17.    bebouwing

        gebouwen en/of bouwwerken, die geen gebouw zijn.

 

18.    bed & breakfast

        recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner:

a.      in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

-     de gebruiksoppervlakte maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de wo­ning beslaat, met een maximum van 50 m²;

-     de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstan­dige be­woning;

b.     en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in over­een­stemming is.

 

19.    bedrijfsgebouw

        een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

20.    bestaand gebruik

        het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.

 

21.    bestaande bouwwerken

        bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden ge­bouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

22.    bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

        afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.

 

23.    bestemmingsvlak

        een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

 

24.    Bevi-inrichtingen

        bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

25.    bijgebouw

        een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

a.      als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;

b.     en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

c.      en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

26.    bio-eneregie-installatie

een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, mestvergis­tingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties.

 

27.    bouwen

        een bouwwerk:

a.      plaatsen;

b.     geheel of gedeeltelijk oprichten;

c.      vernieuwen;

d.     veranderen;

e.      vergroten;

       


of een standplaats:

a.      geheel of gedeeltelijk oprichten;

b.     vernieuwen;

c.      veranderen.

 

28.    bouwgrens

        een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

 

29.    bouwperceel

        een aaneengesloten stuk grond waarop volgens dit plan een zelfstandige, bij elkaar beho­rende bebouwing is toegestaan.

 

30.    bouwvlak

        een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouw­werken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door mid­del van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

 

31.    bouwwerk

        elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van bestemming:

a.      direct of indirect met de grond is verbonden;

b.     indirect steun vindt in of op de grond.

 

32.    bouwwerk, geen gebouw zijnde

        elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

33.    chalet

        een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voer­tuig of ander onderkomen, dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebrui­kers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

34.    cultuurhistorische waarde

        de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaaf­heid.

 

35.    dak

        iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

36.    detailhandel

        goederen bedrijfsmatig uitstallen en:

a.      verkopen;

b.     verhuren;

c.      leveren;

        aan personen die:

a.      ze kopen voor verbruik;

b.     ze kopen voor gebruik anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactivi­teit.

 

37.    dienstwoning

        een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een per­soon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

 

38.    erf- en terreinafscheiding

        een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terrei­nen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en verge­lijkbare omvang.

 


39.    erker

        een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

a.      een hoekige of ronde vorm heeft;

b.     bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;

c.      en een overwegend transparante uitstraling heeft.

 

40.    gebouw

        elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte aan 1 of meer zijden met wanden omsloten ruimte vormt.

 

41.    geluidsbelasting

        de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, zo­als be­doeld in de Wet geluidhinder c.q. Het Besluit geluidhinder spoorwegen, veroorzaakt door:

a.      industrie;

b.     wegen;

c.      spoorwegen.

 

42.    geluidszoneringsplichtige inrichting

        een inrichting, waarbij volgens de Wet geluidhinder rondom het terrein een geluidszone moet worden vastgesteld.

 

43.    hoofdgebouw

        een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwper­ceel kan worden aangemerkt.

 

44.    horeca

        het bedrijfsmatig verstrekken van:

a.      dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;

b.     logies.

 

45.    hotel-restaurant

        een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies maaltijden en dranken kunnen wor­den verstrekt.

 

46.    kampeermiddel

        een onderkomen dat helemaal of deels:

a.      is bestemd voor recreatief nachtverblijf;

b.     is opgericht voor recreatief nachtverblijf;

c.      kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

        zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.

 

47.    kantoor

        het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden.

 

48.    kleinschalig kamperen

        een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen.

 

49.    kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

        het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waar­voor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunnin­genbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstem­ming is.

 

50.    kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

        voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, ka­noën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepun­ten, informatieborden en banken.

51.    kleinschalige natuurontwikkeling

        de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van na­tuurvrien­delijke oevers.

 

52.    landschapswaarde

        de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardopper­vlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge sa­menhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het mense­lijk grondgebruik.

53.    maatschappelijke voorzieningen

        het uitoefenen van activiteiten gericht op:

a.      sociale dienstverlening;

b.     maatschappelijke dienstverlening;

c.      educatieve dienstverlening;

d.     openbare dienstverlening;

        en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van alle hierboven genoemde voor­zieningen; zoals gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onder­wijs, re­ligie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven of activiteiten of voorzienin­gen van vergelijkbare aard.

 

54.    manege

        een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzienin­gen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en derge­lijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrij­den of andere evene­menten.

 

55.    natuur- en landschapsdeskundige

        een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of com­missie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

 

56.    natuurwaarde

        de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

 

57.    neventak/nevenfunctie

        onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een on­derge­schikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten af­zonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig vol­waardig bedrijf in de des­betreffende bedrijfstak mag bedragen.

 

58.    nutsvoorzieningen

        het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en leve­ring van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en ver­werking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare om­vang.

 

59.    opslag

        het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van produc­tie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

 

60.    overkapping

        een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.

 

61.    paardenhouderij

        een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.

 


62.    paardenstalling

        het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te wei­den; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.

 

63.    peil

a.      voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

-     de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;

b.     voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-     de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.      wanneer in of op het water wordt gebouwd:

-     het waterpeil ter plaatse.

 

64.    permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.

 

65.    permanente teeltondersteunende voorzieningen

        bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die ten behoeve van het verbete­ren van de productie en ar­beidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het ge­hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de volle­grondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

66.    prostitutie

        het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

67.    recreatiewoning

        een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet of chalet, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee ge­lijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt.

 

68.    reëel agrarisch bedrijf

        een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige ar­beidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

 

69.    restaurant

        een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

 

70.    seksinrichting

        een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero­tisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval ver­staan: een seks­bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

71.    Staat van Bedrijfsactiviteiten

        de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voor­schriften uitmaakt.

 

72.    Staat van Horeca-activiteiten

        de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voor­schriften uitmaakt.

 

73.    stacaravan

        een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn ge­heel of in delen kan worden verplaatst.

 

74.    standplaats

        een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzie­ningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of an­dere instellingen kunnen worden aangesloten.

 

75.    stedelijk uitloopgebied

        overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk gebied met een groene inrichting en be­stemd voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen, waar tevens klein­schalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan.

 

76.    tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

        bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en ar­beids­omstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegronds­groenteteelt, boom­teelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

77.    toeristische standplaats

        het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeer­middel, met uitzondering van een stacaravan of een chalet, gedurende een beperkte pe­riode.

 

78.    uitbouw

        een gebouw dat:

a.      als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.     in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

79.    verkoop streekeigen producten

        het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het ei­gen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

 

80.    volwaardig agrarisch bedrijf

        een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.

 

81.    voorgevel

        een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande crite­ria in volgorde van belangrijkheid:

a.      de gevel die de voorzijde van het gebouw is;

b.     de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het ge­bouw wordt aangemerkt;

c.      de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;

d.     de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;

e.      de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.

 

82.    voorgevelrooilijn

        de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meege­rekend.

 

83.    voorkeursgrenswaarde

        de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het bijbehorende Besluit geluidhinder.

 


84.    weg

        alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

a.      wegen of paden;

b.     bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;

c.      bermen, bermsloten en wegkanten;

d.     parkeerterreinen.

 

85.    woning

        een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishou­den.

86.    woonschip/-boot

        elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

 

87.    zorgboerderij

        de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agra­ri­sche neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewer­ken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onder­deel is van reso­cialisatie en therapie.