Inhoud van de voorschriften                                              1

 

Hoofdstuk I        Inleidende bepalingen   blz.  3

Artikel 1                      Begripsbepalingen  3

Artikel 2                      Wijze van meten  12

Hoofdstuk II       Bestemmingsbepalingen   13

Artikel 3                      Agrarisch  13

Artikel 4                      Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden  22

Artikel 5                      Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden  32

Artikel 6                      Agrarisch-Stoeterij 41

Artikel 7                      Agrarisch-Tuincentrum   45

Artikel 8                      Bedrijf 49

Artikel 9                      Detailhandel 54

Artikel 9A              Groen  56

Artikel 10                   Horeca  57

Artikel 11                   Maatschappelijk  59

Artikel 12                   Natuur 61

Artikel 13                   Ontspanning en Vermaak  63

Artikel 14                   Recreatie-Dagrecreatie  65

Artikel 15                   Recreatie-Verblijfsrecreatie  67

Artikel 16                   Sport 69

Artikel 17                   Verkeer 71

Artikel 18                   Verkeer-Railverkeer 74

Artikel 19                   Water 76

Artikel 20                   Water-Waterstaat 77

Artikel 21                   Wonen  79

Artikel 22                   Leidingen (dubbelbestemming) 83

Artikel 23                   Waarde-Archeologie (dubbelbestemming) 85

Artikel 24                   Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie (dubbelbestemming) 87

Artikel 25                   Water-Waterkering  88

Hoofdstuk III      Algemene bepalingen   89

Artikel 26                   Antidubbeltelbepalingen  89

Artikel 27                   Afstanden tot zijerfscheidingen  89

Artikel 28                   Nieuwe woningen binnen 48 dB-contour wegverkeerslawaai en/of 55 dB-contour spoorweglawaai 90

Artikel 29                   Beperkingen vanwege zones industrielawaai 90

Artikel 30                   Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken  91

Artikel 31                   Bestaande afstanden en andere maten  91

Artikel 32                   Aanvullende werking bouwverordening  91

Artikel 33                   Algemene vrijstellingsbepalingen  92

Artikel 34                   Vrijstellingsbepaling extra woning/vergroten inpandige  woning  94

Artikel 35                   Werking wettelijke regelingen  94


Hoofdstuk IV     Overgangs- en slotbepalingen   95

Artikel 36                   Overgangsbepalingen  95

Artikel 37                   Slotbepaling  96

 

 


Hoofdstuk I                  Inleidende bepalingen

3

 

Artikel 1     Begripsbepalingen

1a.   goedkeuring onthouden

op de plankaart is door middel van de aanduidingen 'goedkeuring onthouden-1 t/m 3' aan­gegeven aan welke onderdelen goedkeuring is onthouden. De voorschriften in de artikelen 5, 6 en 8 gelden slechts gedeeltelijk voor het gebied dat is aangeduid met 'goedkeuring onthouden-4'. In de artikelen 5, 6 en 8 zijn de bepalingen welke niet gelden binnen het ge­bied 'goedkeuring onthouden-4' geel gearceerd.

 

1.       het plan

        het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Meppel.

 

2.       de plankaart

        de kaart van het bestemmingsplan Buitengebied, die bestaat uit de kaarten 1 t/m 4.

 

3.       aanbouw

        Een gebouw dat:

a.      als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.     en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;

c.      in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

4.       aan-huis-verbonden beroep

        een dienstverlenend beroep, dat:

a.      in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

       de gebruiksoppervlakte van het beroep inclu­sief opslag- en administratieruimten maxi­            maal 30% van de totale gebruiksopper­vlakte van de woning beslaat;

b.     en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeen­stemming is;

        zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of musicus

        of beroepen van ver­gelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

 

5.       agrarisch aanverwant bedrijf

        een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:

-        agrarisch hulpbedrijf;

-        agrarisch handels- of exportbedrijf;

-        overige agrarisch aanverwante bedrijven.

 

6.       agrarisch bedrijf

        een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van ge­wassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

a.      bollenteelt:

              in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laag­blijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;

b.     grondgebonden veehouderij:

              het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemid­del: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en gei­tenfokkerij;

c.      paardenfokkerij:

              het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de han­del in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet ver­staan paardenstalling en manege;

d.     akker- en vollegrondstuinbouw:

              de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;


e.      intensieve veehouderij:

              het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waar­bij de veehouderij niet afhankelijk is van de agrarische grond als pro­ductiemiddel;

f.      glastuinbouw:

              de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

g.     fruitteelt:

              de teelt van fruit in boomgaarden;

h.      sierteelt:

                   de teelt van siergewassen, zoals onder andere een boomkwekerij, al dan niet met be­hulp van kassen en al dan niet gecombi­neerd met de handel in boomkwekerijgewas­sen en vaste planten;

i.       bosbouw:

              de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtproductie;

j.       intensieve kwekerij:

              de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van inten­sieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

 

7.       agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

        een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

 

8.       agrarisch deskundige

        een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of com­missie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.

 

9.       agrarisch handels- en exportbedrijf

        een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bol­lenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de op­slag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en op­slagbedrijven, koel­huizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactivitei­ten.

 

10.    agrarisch hulpbedrijf

        een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het op­slaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrij­ven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).

 

11.    agrarisch loonbedrijf

        een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agra­rische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of ‑apparatuur.

 

12.    agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

        agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

 

13.    archeologisch deskundige

        een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bur­gemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

 

14.    archeologisch onderzoek

        onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergun­ning beschikt.

 

15.    archeologische waarde

        de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijf­selen uit oude tijden.

 


16.    atelierverzamelgebouw

        een ruimte die dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, therapeutisch of kunstzin­nig gebied en hiermee gelijk te stellen terreinen.

 

17.    bebouwing

        gebouwen en/of bouwwerken, die geen gebouw zijn.

 

18.    bed & breakfast

        recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner:

a.      in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij:

-     de gebruiksoppervlakte maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de wo­ning beslaat, met een maximum van 50 m²;

-     de ruimte die gebruikt wordt voor bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstan­dige be­woning;

b.     en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in over­een­stemming is.

 

19.    bedrijfsgebouw

        een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

20.    bestaand gebruik

        het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.

 

21.    bestaande bouwwerken

        bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden ge­bouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

22.    bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

        afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.

 

23.    bestemmingsvlak

        een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

 

24.    Bevi-inrichtingen

        bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

25.    bijgebouw

        een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

a.      als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;

b.     en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

c.      en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

26.    bio-eneregie-installatie

een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld biomassavergistingsinstallaties, mestvergis­tingsinstallaties, bio-olie-installaties of bio-ethanol-installaties.

 

27.    bouwen

        een bouwwerk:

a.      plaatsen;

b.     geheel of gedeeltelijk oprichten;

c.      vernieuwen;

d.     veranderen;

e.      vergroten;

       


of een standplaats:

a.      geheel of gedeeltelijk oprichten;

b.     vernieuwen;

c.      veranderen.

 

28.    bouwgrens

        een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

 

29.    bouwperceel

        een aaneengesloten stuk grond waarop volgens dit plan een zelfstandige, bij elkaar beho­rende bebouwing is toegestaan.

 

30.    bouwvlak

        een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouw­werken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door mid­del van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

 

31.    bouwwerk

        elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats van bestemming:

a.      direct of indirect met de grond is verbonden;

b.     indirect steun vindt in of op de grond.

 

32.    bouwwerk, geen gebouw zijnde

        elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

33.    chalet

        een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voer­tuig of ander onderkomen, dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebrui­kers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

34.    cultuurhistorische waarde

        de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaaf­heid.

 

35.    dak

        iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

36.    detailhandel

        goederen bedrijfsmatig uitstallen en:

a.      verkopen;

b.     verhuren;

c.      leveren;

        aan personen die:

a.      ze kopen voor verbruik;

b.     ze kopen voor gebruik anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactivi­teit.

 

37.    dienstwoning

        een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een per­soon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

 

38.    erf- en terreinafscheiding

        een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terrei­nen zoals muren, schuttingen en hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en verge­lijkbare omvang.

 


39.    erker

        een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

a.      een hoekige of ronde vorm heeft;

b.     bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;

c.      en een overwegend transparante uitstraling heeft.

 

40.    gebouw

        elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte aan 1 of meer zijden met wanden omsloten ruimte vormt.

 

41.    geluidsbelasting

        de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, zo­als be­doeld in de Wet geluidhinder c.q. Het Besluit geluidhinder spoorwegen, veroorzaakt door:

a.      industrie;

b.     wegen;

c.      spoorwegen.

 

42.    geluidszoneringsplichtige inrichting

        een inrichting, waarbij volgens de Wet geluidhinder rondom het terrein een geluidszone moet worden vastgesteld.

 

43.    hoofdgebouw

        een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwper­ceel kan worden aangemerkt.

 

44.    horeca

        het bedrijfsmatig verstrekken van:

a.      dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;

b.     logies.

 

45.    hotel-restaurant

        een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies maaltijden en dranken kunnen wor­den verstrekt.

 

46.    kampeermiddel

        een onderkomen dat helemaal of deels:

a.      is bestemd voor recreatief nachtverblijf;

b.     is opgericht voor recreatief nachtverblijf;

c.      kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

        zoals tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.

 

47.    kantoor

        het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden.

 

48.    kleinschalig kamperen

        een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen.

 

49.    kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

        het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waar­voor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunnin­genbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstem­ming is.

 

50.    kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

        voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, ka­noën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepun­ten, informatieborden en banken.

51.    kleinschalige natuurontwikkeling

        de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van na­tuurvrien­delijke oevers.

 

52.    landschapswaarde

        de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardopper­vlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge sa­menhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het mense­lijk grondgebruik.

53.    maatschappelijke voorzieningen

        het uitoefenen van activiteiten gericht op:

a.      sociale dienstverlening;

b.     maatschappelijke dienstverlening;

c.      educatieve dienstverlening;

d.     openbare dienstverlening;

        en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van alle hierboven genoemde voor­zieningen; zoals gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onder­wijs, re­ligie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven of activiteiten of voorzienin­gen van vergelijkbare aard.

 

54.    manege

        een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzienin­gen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en derge­lijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrij­den of andere evene­menten.

 

55.    natuur- en landschapsdeskundige

        een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of com­missie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

 

56.    natuurwaarde

        de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

 

57.    neventak/nevenfunctie

        onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een on­derge­schikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten af­zonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig vol­waardig bedrijf in de des­betreffende bedrijfstak mag bedragen.

 

58.    nutsvoorzieningen

        het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en leve­ring van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en ver­werking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare om­vang.

 

59.    opslag

        het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van produc­tie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

 

60.    overkapping

        een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.

 

61.    paardenhouderij

        een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.

 


62.    paardenstalling

        het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te wei­den; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.

 

63.    peil

a.      voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

-     de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;

b.     voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-     de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.      wanneer in of op het water wordt gebouwd:

-     het waterpeil ter plaatse.

 

64.    permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.

 

65.    permanente teeltondersteunende voorzieningen

        bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die ten behoeve van het verbete­ren van de productie en ar­beidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het ge­hele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de volle­grondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

66.    prostitutie

        het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

67.    recreatiewoning

        een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet of chalet, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee ge­lijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt.

 

68.    reëel agrarisch bedrijf

        een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige ar­beidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

 

69.    restaurant

        een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

 

70.    seksinrichting

        een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van ero­tisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval ver­staan: een seks­bioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

71.    Staat van Bedrijfsactiviteiten

        de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voor­schriften uitmaakt.

 

72.    Staat van Horeca-activiteiten

        de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voor­schriften uitmaakt.

 

73.    stacaravan

        een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn ge­heel of in delen kan worden verplaatst.

 

74.    standplaats

        een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzie­ningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of an­dere instellingen kunnen worden aangesloten.

 

75.    stedelijk uitloopgebied

        overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk gebied met een groene inrichting en be­stemd voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen, waar tevens klein­schalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan.

 

76.    tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

        bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en ar­beids­omstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegronds­groenteteelt, boom­teelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

77.    toeristische standplaats

        het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeer­middel, met uitzondering van een stacaravan of een chalet, gedurende een beperkte pe­riode.

 

78.    uitbouw

        een gebouw dat:

a.      als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.     in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

79.    verkoop streekeigen producten

        het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het ei­gen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

 

80.    volwaardig agrarisch bedrijf

        een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.

 

81.    voorgevel

        een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande crite­ria in volgorde van belangrijkheid:

a.      de gevel die de voorzijde van het gebouw is;

b.     de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de voorzijde van het ge­bouw wordt aangemerkt;

c.      de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;

d.     de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;

e.      de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.

 

82.    voorgevelrooilijn

        de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meege­rekend.

 

83.    voorkeursgrenswaarde

        de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het bijbehorende Besluit geluidhinder.

 


84.    weg

        alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

a.      wegen of paden;

b.     bruggen, dammen, duikers, tunnels die in deze wegen of paden liggen;

c.      bermen, bermsloten en wegkanten;

d.     parkeerterreinen.

 

85.    woning

        een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishou­den.

86.    woonschip/-boot

        elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

 

87.    zorgboerderij

        de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agra­ri­sche neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewer­ken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onder­deel is van reso­cialisatie en therapie.


Artikel 2     Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

1.       dakhelling

        de hellingshoek tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

 

2.       (verticale) diepte van een gebouw

        De diepte van een gebouw, vanaf het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de laagst ge­legen vloer.

 

3.       gebruiksoppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten

        de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven.

 

4.       de goothoogte van een bouwwerk

        vanaf het peil tot aan de bovenkant van:

a.      de goot;

b.     de druiplijn;

c.      het boeibord;

d.     een bouwdeel van vergelijkbare aard;

        ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meege­rekend.

 

5.       de (bouw)hoogte van een bouwwerk

        vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzon­dering van kleine bouwdelen zoals schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijk­bare aard.

 

6.       hoogte van een windmolen

        vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

 

7.       de inhoud van een bouwwerk

        boven peil tussen:

a.      de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

b.     de buitenkant van de daken en dakkapellen.

 

8.       de lengte, breedte en diepte van een gebouw

        tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheids­mu­ren.

 

9.       de oppervlakte van een bouwwerk

        tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts ge­projecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.

 


Hoofdstuk II       Bestemmingsbepalingen

13

 

Artikel 3     Agrarisch

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Agrarisch aangewezen gron­den zijn be­stemd voor:

1.      het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf en een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activitei­ten in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.      behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

a.   landschapswaarden in de vorm van landschappelijke openheid;

b.   cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en ar­cheologisch waarde­volle gebieden;

        alsmede voor:

3.      een intensieve veehouderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-per­ceel is voorzien van de aanduiding intensieve veehouderij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

        alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

4.      grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);

5.      akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

6.      sierteelt;

7.      intensieve kwekerij;

        alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

8.      verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

9.      veearts/hoefsmederij;

10.   ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

11.   kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

12.   paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maxi­maal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

13.   kano-, boot- en fietsenverhuur;

14.   bed & breakfast in hoofdgebouw;

        en ook voor:

15.   agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

16.   kleinschalige natuurontwikkeling;

17.   kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

18.   behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

        met de daarbij behorende:

19.   (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speel­voorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijge­bouwen en over­kappingen en overige bouwwerken;

        met dien verstande dat:

20.   intensieve kwekerij uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en bin­nen de bestaande bebouwing.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning - tenzij het de gronden met de aan­duiding "zonder woning" betreft - met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinaf­scheidin­gen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.      kassen en permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uit­sluitend binnen het bouwvlak toegestaan;

3.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

3A.  gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

4.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. oppervlak

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij an­ders op de plan­kaart is aange­geven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkap­pingen

 

 

4,5 m

12 m

20º-70º *

(voeder-, (kunst)mest-)silo's

 

 

 

12 m

 

installaties voor bijvoorbeeld mestverwerking

 

 

 

8 m

 

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 


1 m

2 m

 

kassen en permanente teelton­dersteunende voorzieningen

 

1.000 m²

 

 

 

overige bouwwerken,

 

 

 

3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Grotere goothoogte

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aan­gegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

1.      vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.      de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.

 

Serrestallen

D.1.        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten be­hoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:

1.      de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;

2.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

3.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Afstanden zijerfscheidingen

D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

 

Overschrijding agrarische bouwvlakken

E.    Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven be­voegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouw­vlak, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de over­schrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieu­wetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

2.      de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;

3.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorge­legd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;

6.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 3 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Gebruiksvoorschriften

F.     Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;

6.      het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;

7.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg con­sumentenvuurwerk;

8.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

9.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

G.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepas­sing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Nevenfuncties

H.    In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de be­stemming Agrarisch na toepassing van een vrijstel­lingsbevoegd­heid passend/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 


Tabel 1   Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch

 

 

 

maximaal aantal m²

 

toelaatbaar

gebruik onbe­bouwde gron­den

bebouwing

 

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)

V

-

500

opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)

V

-

500

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

500

veehandelsbedrijven, foeragehandel, paarden­han­del, africhtingbedrijf voor paarden

V

1.200

200

verwerken van mest en andere agrarische pro­ducten (bio-energie-installatie)

V

-

1.500

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­vi­teiten

V

-

500

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

V

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderij­café, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

V

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groeps­accommodatie)

V

-

200

kleinschalig kamperen (boerderijcamping)

V

2.500

100

boerengolf/pitch & put

V

50.000

50

poldersport (met uitzondering van motorcross)

V

20.000

50

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kin­derop­vang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

V

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rond­leidingen

V

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

V

500

200

dierenpension; hondenfokkerij

V

-

200

 

V    Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).

-     Niet van toepassing.

 

I.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn on­der voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

2.       de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agra­ri­sche) bedrij­ven mogen niet onevenredig worden beperkt;

3.       er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het be­drijf is gele­gen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouw­vlak;

4.       een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde in sub 1 van dit voorschrift wordt voldaan;

5.       in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag wor­den be­bouwd en mag worden gebruikt;

6.       per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfunc­ties niet meer dan 4.000 m² bedragen;

7.       in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de neven­functie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;

8.       per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan be­drijfsge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;

9.       een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

10.     de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

11.     het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met in­acht­neming van het volgende:

a.      het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedra­gen;

b.     de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 okto­ber worden geplaatst;

c.      het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

d.     ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voor­zie­ningen worden gebouwd;

e.      er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

f.      er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door mid­del van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;

12.     voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen be­staande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

13.     buitenopslag is in geen geval toegestaan;

14.     het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties

J.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ne­ven­functies zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, om­vang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge ta­bel 1 toelaat­bare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

K.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volg­functies zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en in­vloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

L.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde verte­genwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

M.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.

 

Aanlegvergunning

N.    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbe­planting) aan te leggen of uit te voeren.

 

Uitzonderingen

O.    Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­menvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbe­stemming Waarde - Archeologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouw­mogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

P.    Een aanlegvergunning als in lid N bedoeld, wordt verleend indien kan worden aan­getoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      de belangen van landschap en cultuurhistorie zoals in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn ge­bracht;

3.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

Q.    Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

R.    In tabel 2 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zo­als opgenomen in lid S pas­send/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaar­den zoals op­genomen in lid S.

 

Tabel 2   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsac­tiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfs­activitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

S.    Voor de in tabel 2 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor inge­volge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 2 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 2 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal ­aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aan­we­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen wor­den gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het ge­hele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 2 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vergroten agrarische bouwvlak

T.     Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd ten be­hoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oog­punt van dierwelzijn noodza­kelijk is;

b.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologi­sche waarden;

c.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze ver­groting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

3.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

4.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift wordt voldaan;

5.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Nieuwe agrarische bouwvlakken

U.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met in­achtneming van het volgende:

1.      planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebon­den agra­risch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en land­schapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiëni­sche knelsituaties;

b.   wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een be­staand bouwvlak met de bestemming Agrarisch;

c.   indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de be­stemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

d.   de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven niet worden beperkt;

3.      per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

4.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskun­dige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 van dit voor­schrift;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuur­historische des­kundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;

6.      er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;

7.      op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;

8.      de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.

 

Nieuw bouwvlak ten behoeve van bio-energie-installatie

V.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

2.      de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;

3.      op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift;

6.      nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebie­den;

7.      de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;

8.      de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.

 

Ecologische verbindingszone

W.    Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten be­hoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

a.   een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gron­den voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;

b.   een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

X.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

Y.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U, V en W is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.


Artikel 4            Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de kaart voor Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden aangewezen gron­den zijn bestemd voor:

1.      het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij, een ak­ker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, een sierteeltbedrijf, een intensieve kwekerij, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien ver­stande dat kassen met een maximaal oppervlak van 500 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kassen toegestaan, en dat kassen met een maximaal oppervlak van 1.550 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding kas­sen toegestaan met een afwijkende bouwoppervlakte;

2.      behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

a.   cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waarde­volle gebieden;

b.  natuurwaarden in de vorm van vogelsoorten die op grond van de externe werking van het Natura 2000-gebied De Wieden beschermd zijn;

        alsmede voor:

3.      een intensieve veehouderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-per­ceel voorzien is van de aanduiding intensieve veehouderij;

4.      een manege, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding manege;

        alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

5.      grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);

6.      akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

7.      sierteelt;

8.      intensieve kwekerij;

        alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

9.      verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

10.   veearts/hoefsmederij;

11.   ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

12.   kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

13.   paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maxi­maal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

14.   kano-, boot- en fietsenverhuur;

15.   bed & breakfast in hoofdgebouw;

        en ook voor:

16.   agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

17.   kleinschalige natuurontwikkeling;

18.   kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

        met de daarbij behorende:

19.   (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzie­ningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, water­berging en sierwater, speel­voorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijge­bouwen en over­kappingen en overige bouwwerken;

        met dien verstande dat:

20.   intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op be­staande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.   gebouwen en de daarbij be­horende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.   bouwwerken.

 


C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terrein­af­scheidingen en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

3.      uitsluitend ter plaatse van de nadere aanduiding ¢ is een windmolen toegestaan met een maximale ashoogte van 53 m;

3.a. gebouwen mogen binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

4.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. op­per­vlak

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen (niet zijnde kas­sen) en overkappingen

 

 

4,5 m

12 m

20º-70º *

(voeder-, (kunst)mest)silo's

 

 

 

12 m

 

in­stallaties voor bijvoorbeeld mest­vergisting

 

 

 

8 m

 

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 


1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hel­lingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Grotere goothoogte

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aan­gegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van het volgende:

1.      vrijstelling wordt uitsluitend toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.      de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

Serrestallen

D.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 4 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten be­hoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:

1.      de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;

2.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

3.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Afstanden zijerfscheidingen

D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Overschrijding agrarische bouwvlakken

E.    Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven be­voegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouw­vlak, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de over­schrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieu­wetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

2.      de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;

3.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorge­legd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;

6.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorge­legd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde in sub 3 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Gebruiksvoorschriften

F.     Het is verboden:

1.      de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gege­ven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

b.   het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

c.   het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

d.   het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

e.   hergebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;

f.    het gebruik van bouwwerken als binnenrijbaan;

g.   het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

h.   het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

i.    het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

2.      vervallen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

G.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepas­sing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Nevenfuncties

H.    In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de be­stemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden na toepassing van een vrij­stel­lingsbe­voegdheid pas­send/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­ren­de voor­waarden zoals op­genomen in lid I.

 


Tabel 1   Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden

 

 

 

maximaal aantal m²

 

toelaatbaar

gebruik onbe­bouwde gron­den

be­bouwing

 

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)

          V

-

500

opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)

          V

-

500

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

          V

-

500

veehandelsbedrijven, foeragehandel, paarden­handel, africhtingbedrijf voor paarden

          V

1.200

200

verwerken van mest en andere agrarische pro­ducten (bio-energie-installatie)

          V

-

1.500

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

          V

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

          V

-

500

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

          V

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderij­café, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

          V

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie)

          V

-

200

kleinschalig kamperen (boerderijcamping)

          V

2.500

100

boerengolf/pitch & put

          V

50.000

50

poldersport (met uitzondering van motorcross)

          V

20.000

50

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijv. resocialisatie, therapie, kin­deropvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

          V

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen

          V

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

          V

500

200

dierenpension; hondenfokkerij

          V

-

200

 

V    Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).

-     Niet van toepassing.

 

I.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn on­der voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

2.      de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agra­ri­sche) bedrij­ven mogen niet onevenredig worden beperkt;

3.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

4.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van dit lid wordt voldaan;

5.      in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag wor­den be­bouwd en mag worden gebruikt;

6.      per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfunc­ties niet meer dan 4.000 m² bedragen;

7.      in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de neven­functie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;

8.      per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan be­drijfsgebouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties;

9.      een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

10.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

11.   het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met in­achtneming van het volgende:

a.   het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedra­gen;

b.   de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 okto­ber wor­den geplaatst;

c.   het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

d.   ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzienin­gen worden gebouwd;

e.   er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

f.    er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door mid­del van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m;

g.   op agrarische bouwvlakken gelegen in de lintbebouwing van Nijeveen (Dorps­straat), Nijeveense Bovenboer, Kolderveen, en Kolderveense Bovenboer, mag het kleinschalig kampeerterrein uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gevestigd;

12.   voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen be­staande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

13.   buitenopslag is in geen geval toegestaan;

14.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties

J.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ne­ven­functies zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, om­vang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge ta­bel 1 toelaat­bare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

K.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 3, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

L.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde verte­genwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfs­gebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.      de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.      de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waar­bij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

M.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.      bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.      bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zo­ver het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.

 

Aanlegvergunning

N.    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.

 

Tabel 2  Aanlegvergunningvereisten

 

werken of werkzaamheden

toelaatbaar­heid

vervallen

ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, ega­liseren

A

graven, vergroten, herprofileren of dempen van sloten of ander oppervlaktewater

l

aanbrengen opgaande beplantingen (met uitzondering van erfbeplanting)

A

A

omzetten van grasland in bouwland

l

aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)

A

A

aanleg van kavelpaden

A

aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommuni­catie­leidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of appa­ratuur

A

het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgra­ven dan wel ten be­hoeve van ont­ginnen of draineren

A

 

l  Niet toelaatbaar.

   Zonder meer toelaatbaar.

A    Vereiste van aanlegvergunning.

 

Uitzonderingen

O.    Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­men­vallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbe­stemming Waarde-Archeologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouw­mo­gelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

P.    Een aanlegvergunning als in lid N en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid A sub 2 tot uitdruk­king zijn gebracht;

3.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

Q.    Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

R.    In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch met waarden-Cultuurhistorische waarden na toepassing van de wijzigingsbevoegd­heid in lid S passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voor­waar­den zo­als opgenomen in lid S.

 

Tabel 3  Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bou­wing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsac­tivitei­ten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfs­activi­teiten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij

W

W  Toelaatbaar na planwijziging.

 

S.    Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mo­gen niet onevenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor inge­volge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vergroten agrarische bouwvlak

T.     Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten be­hoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oog­punt van dierwelzijn noodzakelijk is;

b.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en vei­ligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

c.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uit­oe­fenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergro­ting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

3.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

4.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift wordt voldaan;

5.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Nieuwe agrarische bouwvlakken

U.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken binnen de agrarische bestemming, met in­achtneming van het volgende:

1.      planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebon­den agra­risch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en land­schapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiëni­sche knelsituaties;

b.   wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een be­staand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden;

c.   indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmings­omschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

d.   de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven niet worden beperkt;

3.      per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

4.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskun­dige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 onder a, b en d van dit voorschrift;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische des­kundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;

6.      er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;

7.      op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;

8.      de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.

 

Nieuw bouwvlak ten behoeve van bio-energie-installatie

V.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwe bouwvlakken voor de bouw van een collectieve bio-energie-installatie, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in on­evenredige mate worden geschaad;

2.      de oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag maximaal 1 ha bedragen;

3.      op het bouwvlak mag geen dienstwoning worden gebouwd;

4.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische des­kundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 van dit voor­schrift;

6.      nieuwe bouwvlakken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van goed ontsloten gebie­den;

7.      de bio-energie installatie moet aantoonbaar onderdeel uitmaken van één of meerdere bestaande volwaardige agrarische bedrijven;

8.      de bio-energie installatie dient landschappelijk te worden ingepast.

 

Ecologische verbindingszone/natuur

W.    Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten be­hoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden-Cultuurhistorische waarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met in­achtne­ming van het volgende:

a.   een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gron­den voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;

b.   een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.

 

Aanlegvergunningenstelsel foerageergebied purperreiger

W1. Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel ter plaatse van het foerageergebied van de purperreiger (zie themakaart 1), waarin het omzetten van grasland in maïsland als aanlegvergunningplichtige werken of werkzaamheden worden opgenomen, met inachtneming van het volgende:

a.      planwijziging wordt uitsluitend toegepast als uit door de gemeente uit te voeren moni­toringonderzoek blijkt dat aanvullende beschermende maatregelen voor de purperrei­ger noodzakelijk zijn.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

X.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

Y.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U, V en W is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.

 


Artikel 5            Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een ak­ker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden be­roepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

2.      behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

a.   landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid liggende be­bouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen, steilranden, es­sen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat hebben;

b.   cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waarde­volle gebieden;

3.      een zorgboerderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voor­zien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroe­pen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

4.      grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);

5.      akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

6.      intensieve kwekerij;

        alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

7.      bosbouw, uitsluitend ter plaatse van bestaande bospercelen;

        alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

8.      verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

9.      veearts/hoefsmederij;

10.   ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

11.   kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

12.   paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension, waarvoor maxi­maal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

13.   kano-, boot- en fietsenverhuur;

14.   bed & breakfast in hoofdgebouw;

        en ook voor:

15.   agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

16.   kleinschalige natuurontwikkeling;

17.   kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

        met de daarbij behorende:

18.   (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speel­voorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijge­bouwen en overkappingen en overige bouwwerken;

met dien verstande dat:

19.   intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op be­staande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij be­horende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinaf­scheidin­gen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:


 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opper­vlak

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen (niet zijnde kas­sen) en overkappingen

 

 

4,5 m

12 m

20º-70º *

(voeder-, kunstmest-) silo's

 

 

 

12 m

 

in­stallaties voor bijvoorbeeld mest­verwerking

 

 

 

8 m

 

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 


1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Grotere goothoogte

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 3 aan­gegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

1.      vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.      de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.

 

Serrestallen[1])

D.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 3 aangegeven maximale goot- en bouwhoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen ten be­hoeve van de bouw van serrestallen, met diens verstande dat:

1.      de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m en 8 m;

2.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

3.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de agrarisch- en de cultuurhistorisch deskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde in sub 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Afstanden zijerfscheidingen

D.2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Overschrijding agrarische bouwvlakken

E.    Burgemeester en wethouders zijn ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven be­voegd vrijstelling te verlenen van de op de kaart aangegeven begrenzing van een bouw­vlak, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de over­schrij­ding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieu­wetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

2.      in afwijking van het gestelde in sub 1 geldt dat ten behoeve van intensieve veehoude­rijbedrij­ven geen overschrijding van het bouwvlak is toegestaan, tenzij de overschrij­ding noodzakelijk is uit oogpunt van dierenwelzijn;

3.      de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² wor­den overschreden;

4.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestem­mings­omschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

5.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrij­ven mogen niet worden beperkt;

6.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorge­legd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;

7.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 4 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Gebruiksvoorschriften

F.     Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van een recreatieve verblijf ten behoeve van permanente bewoning;

6.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

7.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

8.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

G.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid F wanneer toepas­sing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Nevenfuncties

H.    In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de be­stemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waar­den na toepassing van een vrij­stellingsbevoegdheid passend/toelaat­baar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 

Tabel 1   Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

 

 

 

maximaal aantal m²

 

toelaatbaar

gebruik onbebouwde gronden

bebouwing

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)

V

-

500

opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)

V

-

500

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[2])

V

-

500

veehandelsbedrijven, foeragehandel, paarden­handel, africhtingbedrijf voor paarden

V

1.200

200

verwerken van mest en andere agrarische pro­ducten (bio-energie-installatie)

V

-

1.500

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

V

-

500

overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderij­café, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

V

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie)

V

-

200

kleinschalig kamperen (boerderijcamping)

V

2.500

1001)

boerengolf/pitch & put

V

50.000

501)

poldersport (met uitzondering van motorcross)

V

20.000

501)

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, thera­pie, kin­deropvang, zorgboerderij (zonder nacht­verblijf)

V

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen

V

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

V

500

200

dierenpension; hondenfokkerij

V

-

2001)

 

V   Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).

-    Niet van toepassing.

 

I.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn on­der voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aan­wezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­re­dige mate wor­den geschaad;

2.      de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrari­sche) bedrij­ven mogen niet onevenredig worden beperkt;

3.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

4.      een verzoek om toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­gelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 en 2 van dit voorschrift wordt voldaan;

5.      in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag wor­den be­bouwd1) en mag worden gebruikt;

6.      per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfunc­ties niet meer dan 4.000 m² bedragen1);

7.      in afwijking van het bepaalde in sub 6 mag het oppervlak dat in gebruik is voor de neven­functie boerengolf/pitch&put en voor de nevenfunctie poldersport respectievelijk maximaal 50.000 m² en 20.000 m² bedragen;

8.      per bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfuncties niet meer dan 800 m² aan be­drijfsge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van mestvergistingsinstallaties[3]);

9.      een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

10.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

11.   het plaatsen van kampeermiddelen op agrarische bouwvlakken is toegestaan, met inacht­neming van het volgende:

a.   het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per bedrijf bedra­gen;

b.   de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 okto­ber worden geplaatst;

c.   het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

d.   ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzienin­gen worden gebouwd;

e.   er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

f.    er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door mid­del van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m1);

12.   voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen be­staande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

13.   buitenopslag is in geen geval toegestaan;

14.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties

J.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ne­venfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard en in­vloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toe­laatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid I.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

K.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volg­functies zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en in­vloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toe­laatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid S.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

L.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid S, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde verte­genwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.      de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.      de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 


Staat van Bedrijfsactiviteiten

M.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.      bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 en tabel 3 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten[4]);

2.      bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zo­ver het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.

 

Aanlegvergunning

N.    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.

 

Tabel 2  Aanlegvergunningvereisten

 

werken of werkzaamheden

ter plaatse van AL

ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren

A

graven, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlakte­water

A

verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden

A

aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)

A

aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of tele­com­municatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, in­stallaties of apparatuur

A

het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten be­hoeve van ontginnen of draineren

A

 

A   Vereiste van aanlegvergunning.

 

Uitzonderingen

O.    Een vergunning als bedoeld in lid N is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­menvallen met de bestemming Leidingen (artikel 22) en de bestemming Waar­de-Arche­ologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouw­mogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

P.    Een aanlegvergunning als in lid N en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aan­getoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid A sub 2 tot uitdruk­king zijn ge­bracht;

3.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

Q.    Overtreding van het bepaalde in de leden F en N wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

R.    In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch met waarden-Landschappelijke waarden na toepas­sing van een wijzigingsbevoegd­heid zoals opgenomen in lid S passend/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid S.

 

Tabel 3   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agra­ri­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten[5])

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bou­wing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfs­ac­tivitei­ten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebou­wing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfs­activi­teiten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horecagelegenheid

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij1)

W

 

Toelaatbaar na planwijziging.

 

S.    Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders be­voegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mo­gen niet onevenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend[6]);

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven1). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid L;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vergroten agrarische bouwvlak

T.     Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd ten be­hoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oog­punt van dierwel­zijn noodzakelijk is;

b.   het bouwvlak voor grondgebonden bedrijven mag tot ten hoogste 1,5 ha worden vergroot;

c.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

d.   indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uit­oefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergro­ting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwe­zige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in oneven­redige mate worden geschaad;

3.      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drij­ven mogen niet worden beperkt;

4.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­ge­legd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 van dit voor­schrift wordt voldaan;

5.      een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voor­ge­legd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het ge­stelde onder 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Nieuwe agrarische bouwvlakken

U.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nieuwe bouwvlakken ten noorden van de A28, met inachtneming van het volgende:

1.      planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebon­den agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;

2.      van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.   in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en land­schapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiëni­sche knelsi­tuaties;

b.   wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een be­staand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden;

c.   indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrij­ving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

d.   de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) be­drijven niet worden beperkt;

3.      per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

4.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskun­dige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 onder a en b van dit voorschrift;

5.      een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuur­historische des­kundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;

6.      er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;

7.      op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;

8.      de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.

 

Ecologische verbindingszone

V.    Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 11 WRO – bevoegd ten be­hoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden-Land­schappelijke waarden te wijzigen in de bestem­ming Natuur, met in­achtne­ming van het volgende:

a.   een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gron­den voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;

b.   een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

W.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in de leden D, D1, D2, E, G, I, J, K, L en M is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

X.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in de leden S, T, U en V is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet be­stuursrecht van toepassing.

 

 

 


Artikel 6            Agrarisch-Stoeterij

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Agrarisch-Stoeterij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      het fokken, opfok­ken en trainen/africhten van paarden in combinatie met aan-huis-ver­bonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

        alsmede voor:

2.      het aanbieden van logies tot een oppervlak van 300 m²;

3.      kantoorruimte tot een oppervlak van 500 m²;

        met de daarbij behorende:

4.      groenvoorzieningen;

5.      nutsvoorzieningen;

6.      parkeervoorzieningen;

7.      tuinen, erven en terreinen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen, en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijge­bouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

3.      op gronden die niet in het bouwvlak zijn gelegen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

3.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

4.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbou­wen en bijgebouwen)

twee

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen en over­kappingen

 

zie plan­kaart

4,5 m

12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

lichtmasten

 

 

 

6 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 3a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.      de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.      de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2º van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch gebied - Stoeterij na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zo­als opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met in­achtneming van de daarbij beho­rende voorwaar­den zoals opgenomen in lid K.

 

Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch - Stoeterij

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante func­ties/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten[7])

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande be­bouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehan­del, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasma­kerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsac­tiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Be­drijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfs­activitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij1)

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het vol­gende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden ver­langd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gele­gen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch be­drijf overeen­komstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het be­treffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch des­kundige vervolgens be­zien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante ver­volgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor inge­volge de na­volgende voorschriften vrijstelling is verleend;

b.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - on­geacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe ge­bouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven[8]). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gege­ven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal ­aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aan­we­zige woningen mag geen an­der gebruik dan gebruik in combinatie met wonen wor­den gemaakt. Bij plan­wijziging ten be­hoeve van de bestemming Wonen wordt het ge­hele agrarische bouwvlak bij de wij­ziging betrokken;

10.   voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonre­clame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1, E, F, G en H is de vol­gende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.

 


 

Artikel 7            Agrarisch-Tuincentrum

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de kaart voor Agrarisch-Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      de teelt en de verkoop van siergewassen en tuinbenodigdheden in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      kades, oevers en schouwpaden;

4.      nutsvoorzieningen;

5.      parkeervoorzieningen;

6.      tuinen, erven en terreinen;

7.      verhardingen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen, dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen, waaronder begrepen kassen, en daarbij behorende dienstwoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoning (inclusief aan- en uit­bouwen en bijgebou­wen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

        12 m

20º-70º *

overige gebouwen en overkappingen

 

zie plan­kaart

4,5 m

        12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

         1 m

         2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

          3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.       bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken be­drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

2.       bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 genoemd.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agra­risch gebied-Tuincentrum na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaar­den zoals opgenomen in lid K.

 

Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch-Tuincentrum

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrari­sche bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactivitei­ten

W

recreatieve functies

 

kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet moge­lijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;

3.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

5.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;

6.      voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch ver­wante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3 tot en met 5. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;

7.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

c.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend;

d.   in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

9.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;

10.   voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1, E, F, G en H is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.

 

 

 


Artikel 8            Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen alsmede voor:

1.      een aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aange­geven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aannemingsbedrijf;

2.      een handelsbedrijf in chocola behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aan­gegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ter plaatse van de aan­duiding handelsbedrijf;

3.      een transportbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangege­ven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding transportbedrijf;

4.      een benzineservicestation met een verkoop­punt voor motorbrandstoffen inclusief lpg behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij een lpg-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding vulpunt;

5.      antiek bewerking en restauratie behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding antiekbewerking en res­tauratie;

6.      een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aan­gegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding agrarisch loonbedrijf;

7.      een veehandelsbedrijf behorende tot categorie 3, indien een op de plankaart aange­geven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding veehandelsbedrijf;

8.      opslag ten behoeve van het beheer van de waterstaatswerken en wegen, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding opslag;

9.      vervallen;

10.   een aardgaswinlocatie bestemd voor de exploitatie van bodemschatten indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding aardgas­winlocatie;

10.a een schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden en het uitoefenen van fysiotherapie indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien   is van de aanduiding schoonheidsinstituut, fitnesscentra, badhuizen en saunabaden;

        met de daarbij behorende:

11.   groenvoorzieningen;

12.   kades, oevers en schouwpaden;

13.   nutsvoorzieningen;

14.   parkeervoorzieningen;

15.   tuinen, erven en terreinen;

16.   overige verhardingen;

17.   water;

18.   dienstwoningen

19.   gebouwen;

20.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

21.   bruggen, dammen en duikers;

22.   overige bouwwerken;

        met dien verstande dat:

23.   geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;

24.   risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, behoudens het bepaalde onder 4;

25.   zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;

26.   per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale be­drijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en - tenzij het gronden met de aanduiding zonder woning betreft - de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 


C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den bebouwd;

2.      op de gronden met de aanduiding zonder woning is de bouw van een woning niet toege­staan;

3.      op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

4.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

4.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­    bouwd;

5.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max.
inhoud

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

 

250 m²

4,5 m

      12 m

20º-70º *

overige gebouwen en over­kappingen

 

zie plan­kaart

 

4,5 m

      12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

 

       1 m

       2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

 

        3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 4a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens het bepaalde onder lid A4;

4.      het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

6.      van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 


Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid vervolgfuncties

F.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ver­volgfuncties zoals genoemd in tabel 1, ten einde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid K, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.       van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.       de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.       de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Staat van Bedrijfsactiviteiten

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de categorieën ingevolge de Staat van Be­drijfsactiviteiten, zoals genoemd in lid A, vrijstelling te verlenen, teneinde:

1.   Bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ingevolge lid A algemeen toe­laatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

2.   Bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zo­ver het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid A genoemd.

 

Grotere goothoogte bedrijfsgebouwen

H1.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de in lid C sub 5 aangegeven maximale goothoogte voor bedrijfsgebouwen voor aannemingsbedrijven, handelsbedrijven, transportbedrijven, agrarische loonbedrijven en een veehandelsbedrijf, met dien verstande dat:

1.   de vrijstelling uitsluitend mag worden toegepast indien een grotere goothoogte noodza­kelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.   de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

J.     In tabel 1 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Be­drijf na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid K pas­send/toe­laatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid K.

 


Tabel 1   Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Bedrijf

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van bouw­vlakken

wonen/hobbyboeren

W

Grondgebonden agrarische bedrijven (zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a,b,c,d en g)

W

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Be­drijfsactiviteiten[9])

W

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag en stalling van agrarische producten binnen de bestaande bebouwing

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel

W

veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, im­kerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

recreatieve functies

 

horeca in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

W

overige dienstverlening

 

Tentoonstellingsruimte; museum

W

dierenpension; hondenfokkerij1)

W

 

W   Toelaatbaar na planwijziging.

 

K.    Voor de in tabel 1 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethou­ders bevoegd planwijziging ex artikel 11 WRO toe te passen, met inachtneming van het volgende:

1.      vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de be­staande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

2.      bestaande landschaps- en cultuurhistorische waarden in de omgeving mogen niet on­evenredig worden aangetast;

3.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;

4.      indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlak­ken geldt het volgende:

a.   in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvoor ingevolge de navolgende voorschriften vrijstelling is verleend1);

5.      ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 1 bedoelde functies - ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging - geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van agrarische loonbedrijven1). Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua opper­vlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid G;

6.      er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen, zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden uitgebreid. Van aanwe­zige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele bouwvlak bij de wijziging betrokken;

7.      voor de in tabel 1 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toege­staan;

8.      een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

9.      de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

10.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

L.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden C1, E, F, G en H is de vol­gende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

M.    Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid K is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

 


Artikel 9            Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      detailhan­del;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      nutsvoorzieningen;

4.      parkeervoorzieningen;

5.      tuinen, erven en terreinen;

6.      water;

7.      gebouwen;

8.      aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

9.      bruggen, dammen en duikers;

10.   overige bouwwerken;

        met daaraan ondergeschikt:

11.   horeca: uitsluitend horecabedrijven uit de categorie 1a en 1b van de Staat van Hore­ca-activiteiten.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m binnen de zijerfscheiding worden   ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º **

overige gebouwen en over­kap­pingen

 

zie plan­kaart

4,5 m

12 m

20º-70º **

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hel­lingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde lid D wanneer toepas­sing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er drin­gende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 


Artikel 9A  Groen

A.    De op de plankaart voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoor­zienin­gen;

        met de daarbij behorende:

1.      nutsvoorzieningen;

2.      bermen;

3.      overige beplantingen;

4.      paden;

5.      speelvoorzieningen;

6.      waterlopen en waterpartijen.

 

Bouwvoorschriften

B.    1.    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

2.    Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:

a.   de hoogte van de overige bouwwerken is maximaal 5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

C.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

D.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid C wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

E.    Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

F.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 


Artikel 10         Horeca

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Horeca aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Horeca-activiteiten - bestemd voor horeca behorende tot ten hoogste categorie 1b, alsmede voor:

7.      een café-restaurant behorende tot ten hoogste categorie 2, indien een op de plankaart aangege­ven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding café-restaurant;

        met de daarbij behorende:

8.      dienstwoning;

9.      groenvoorzieningen;

10.   nutsvoorzieningen;

11.   parkeervoorzieningen;

12.   tuinen, erven en terreinen;

13.   water;

14.   gebouwen;

15.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

16.   bruggen, dammen en duikers;

17.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

dienstwoningen (inclusief aanbou­wen en bijgebouwen)

één, tenzij an­ders op de plan­kaart is aange­geven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen en overkappin­gen

 

zie plan­kaart

4,5 m

12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:
-  voor de voorgevelrooilijn
-  overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hel­lingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg con­sumentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor nachthoreca;

8.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 


Artikel 11         Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      een atelierverzamelgebouw, waarin tevens mag worden gewoond, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding atelierver­za­melgebouw;

2.      een school, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding school;

3.      een kerk, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding kerk;

4.      een ooievaarstation, alsmede voorzieningen ten behoeve van natuur- en milieueduca­tie, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding ooievaarstation;

5.      een zorgboerderij met nachtverblijf, indien een op de plankaart aangegeven bouw­vlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

        met de daarbij behorende:

6.      groenvoorzieningen;

7.      kades, oevers en schouwpaden;

8.      nutsvoorzieningen;

9.      parkeervoorzieningen;

10.   tuinen, erven en terreinen;

11.   verhardingen;

12.   water;

13.   gebouwen;

14.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

15.   bruggen, dammen en duikers;

16.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

1.      ten dienste van de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierverzamelge­bouw": gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning(en) met aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken;

              met dien verstande dat binnen de bestemming Maatschappelijk, aanduiding "atelierver­zamelgebouw", per atelier dan wel praktijkruimte, maximaal 1 dienstwoning is toegestaan;

2.      ten dienste van de overige bestemmingen: gebouwen en bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den bebouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bij­ge­bouwen) ter plaatse van de aanduiding ooie­vaarstation

één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

        12 m

20º-70º *

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) ter plaatse van de aanduiding ate­lierver­zamelgebouw

één per bedrijf

250 m²

 

 

20º-70º *

overige gebouwen en overkappin­gen

 

zie plan­kaart

4,5 m

        12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

         1 m

         2 m

 

overige bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde

 

 

 

           3 m

 

 

*       Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hel­lingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

6.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

7.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

Artikel 12         Natuur

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Natuur zijn bestemd voor landschapselementen en voor het behoud en herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden, met daaraan ondergeschikt extensief recreatief medegebruik en extensief agrarisch gebruik voor zover dit voor het beheer van de bestemming noodzakelijk is.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

 

Gebruiksvoorschriften

C.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

D.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van heet bepaalde in lid C wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Aanlegvergunning

E.    Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethou­ders (aanlegvergunning) de in tabel 1 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.

 

Tabel 1  Aanlegvergunningvereisten

 

ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren

A

graven, vergoten, of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater

A

aanbrengen opgaande beplanting (met uitzondering van erfbe­planting)

A

verwijderen van opgaande beplanting, vel­len/rooien houtopstanden

A

aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m² (niet zijnde ka­velpa­den)

A

aanleg van kavelpaden

A

aanbrengen van boven- of ondergrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of ap­paratuur.

A

het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diep­ploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten be­hoeven van ontginnen of draineren.

A

 

A   Vereiste van aanlegvergunning.

 

Uitzonderingen

F.     Een vergunning als bedoeld in lid E is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­menvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 2s) en de dubbelbe­stemming Waarde-Archeologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemming Natuur en bouw­mogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

G.    Een aanlegvergunning als in lid E en tabel 1 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

H.    Overtreding van het bepaalde in de leden C en E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

I.      Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid G is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 


Artikel 13         Ontspanning en Vermaak

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Ontspanning en Vermaak zijn bestemd voor:

1.      bordeelprostitutie;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      nutsvoorzieningen;

4.      parkeervoorzieningen;

5.      tuinen, erven en terreinen;

6.      water;

7.      gebouwen;

8.      aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

9.      bruggen dammen en duikers;

10.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen

één tenzij an­ders op de plan­kaart is aange­geven

250 m²

4,5 m

         12 m

20º-70º *

overige gebouwen en over­kap­pingen

 

zie plan-kaart

4,5 m

         12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

          1 m

          2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

            3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

2.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

3.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

4.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

6.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfunctie Wonen

G.    Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 11 WRO - bevoegd de be­stemming te wijzigingen ten behoeve van de bestemming wonen, met inachtneming van het volgende:

1.      bij planwijziging dient het gehele bouwvlak te worden betrokken;

2.      na planwijziging is het bepaalde in artikel 21 Wonen van toepassing.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

Vrijstelling

H.    Op de voorbereiding van een vrijstellingsbesluit op grond van lid C1 en E is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

I.      Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid G is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Alge­mene wet be­stuursrecht van toepassing.

 


Artikel 14         Recreatie-Dagrecreatie

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Recreatie-Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      stedelijk uitloopgebied, indien op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voor­zien is van de aanduiding stedelijk uitloopgebied;

alsmede voor 1 horecagelegenheid in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en een daarbij behorende dienstwoning;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      nutsvoorzieningen;

4.      parkeervoorzieningen;

5.      tuinen, erven en terreinen;

6.      water;

7.      gebouwen;

8.      aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

9.      bruggen, tunnels, dammen en duikers;

10.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

1.      ten dienste van de bestemming Recreatie-Dagrecreatie, aanduiding stedelijk uitloop­gebied: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat ter plaatse van het bouwvlak gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbou­wen en bijgebouwen mag worden gebouwd.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

gebouwen ten behoeve van de horecagelegenheid en de daar­bij behorende dienstwoning

één, tenzij an­ders op de plankaart aangegeven

zie plan­kaart

6,5 m

8 m

20º-70º*

erf- of terreinafscheidingen:
-     voor de voorgevelrooilijn
-     overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken, geen ge­bou­wen zijnde

 

 

 

 

3 m

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

6.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 


Artikel 15         Recreatie-Verblijfsrecreatie

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      een kampeer- en caravanterrein met maximaal 60 toe­ristische of seizoensplaatsen;

        met de daarbij behorende:

2.      groenvoorzieningen;

3.      kades, oevers en schouwpaden;

4.      nutsvoorzieningen;

5.      parkeervoorzieningen;

6.      tuinen, erven en terreinen;

7.      verhardingen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   bruggen, dammen en duikers;

12.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebou­wen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen geldt het volgende:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclu­sief aan- en uitbouwen en bijge­bouwen)

één, tenzij anders op de plankaart is aan­gegeven

250 m²

4,5 m

         12 m

20º-70º *

overige gebouwen en overkappin­gen

 

zie plan­kaart

4,5 m

         12 m

20º-70º *

erf- of terreinafschei­dingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

          1 m

          2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

            3 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

3.      het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

4.      het gebruik van een recreatieverblijf ten behoeve van permanente bewoning;

5.      het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 


Artikel 16         Sport

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      sport;

2.      met de daarbij behorende:

3.      groenvoorzieningen;

4.      nutsvoorzieningen;

5.      parkeervoorzieningen;

6.      tuinen, erven en terreinen;

7.      verhardingen;

8.      water;

9.      gebouwen;

10.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

11.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.      bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den bebouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m binnen de zijerfscheiding worden gebouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhelling

gebouwen en over­kappingen

 

zie plan-kaart

4,5 m

12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

*    Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

2.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

3.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 10.000 kg consu­mentenvuurwerk;

4.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 


Artikel 17         Verkeer

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer zijn bestemd voor:

1.      wegen, straten, wandel- en fietspaden;

2.      een brugwachtershuisje indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding brugwachtershuisje;

3.      opslag ten behoeve van beheer en onderhoud, indien een op de plankaart aangewe­zen bouwvlak/-perceel is voorzien van de aanduiding opslag;

4.      een parkeerterrein indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voor­zien is van de aanduiding parkeerterrein;

5.      een antennemast ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding anten­nemast;

6.      een carpoolplaats indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voor­zien is van de aanduiding carpoolplaats;

7.      cultuurhistorische waarden in de vorm van historische zandpaden en -wegen, indien een op de plankaart aangewezen bouwvlak/-perceel voorzien is van de aandui­ding cultuurhistorische waarden;

        met de daarbij behorende:

8.      nutsvoorzieningen;

9.      groenvoorzieningen;

10.   bruggen, tunnels, dammen en duikers;

11.   overige bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

12.   tuinen.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen;

2.      bouwwerken

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden ge­bouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. oppervlak

max. goothoogte

max. bouwhoogte

gebouwen en overkappin­gen

zie plankaart

4,5 m

12 m

bouwwerken

 

 

12 m

ter plaatse van de aandui­ding antennemast

 

 

40 m

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.2.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg con­sumentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Aanlegvergunning ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden

F.     Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethou­ders (aanlegvergunning) de in tabel 1 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren ter plaatse van de aanduiding cultuurhistorische waarden.

 

Tabel 1  Aanlegvergunningvereisten

 

ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren

A

Verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien

A

aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen > 50 m² (niet zijnde ka­velpaden)

A

aanleg van kavelpaden

A

aanbrengen van boven- of ondergrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur

A

verwijderen of veranderen van beeldbepalende verhardingen en daarmee gelijk te stellen historische elementen

A

 

A   Vereiste van aanlegvergunning.

 

Uitzonderingen

G.    Een vergunning als bedoeld in lid C is niet vereist voor:

1.      werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.      werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.      werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een aanlegvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlak­ken sa­menvallen met de dubbelbestemming Leidingen (artikel 22) en de dubbelbe­stemming Waarde-Archeologie (artikel 23);

4.      werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemming Natuur en bouw­mogelijkheden op grond van planwijziging of vrijstelling.

 

Toelaatbaarheid

H.    Een aanlegvergunning als in lid F en tabel 1 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.      het belang dat met de ingreep is gediend;

2.      het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuis­houdkundige doelstellingen.

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

J.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.


Artikel 18         Verkeer-Railverkeer

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeer-Railverkeer zijn bestemd voor:

1.      spoorwegen, viaducten en spoorwegovergangen;

2.      de daarbij behorende bermen, spoorwegovergangen, bermsloten, taluds en geluids­we­rende voorzieningen;

        met de daarbij behorende:

3.      groenvoorzieningen;

4.      kades, oevers en schouwpaden;

5.      nutsvoorzieningen;

6.      verhardingen;

7.      water;

8.      gebouwen en overkappingen;

9.      bruggen, tunnels, dammen en duikers;

10.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

1.      de bouwhoogte van gebouwen is maximaal 5 m;

2.      de bouwhoogte van overkappingen is maximaal 3,3 m;

3.      gebouwen mogen uitsluitend binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding wor­den gebouwd.

 

C.    Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

1.      de hoogte van de bouwwerken is maximaal 15 m wanneer de bouwwerken zijn be­doeld voor:

-     geleiding van het verkeer;

-     beveiliging van het verkeer;

-     regeling van het verkeer;

2.      de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 m;

3.      de hoogte van overige bouwwerken, is maximaal 5 m.

 

Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid B sub 3 teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg con­sumentenvuurwerk;

5.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C1 en E is de volgende pro­cedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 


Artikel 19         Water

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      water;

2.      een gemaal, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding gemaal;

        met de daarbij behorende:

3.      dagrecreatie;

4.      kades, oevers en schouwpaden;

5.      nutsvoorzieningen;

6.      bruggen, dammen en duikers;

7.      overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.     1.    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

2.    Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende bepaling:

b.   de hoogte van de overige bouwwerken is maximaal 5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

C.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

4.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

5.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

6.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

D.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid C wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

E.    Overtreding van het bepaalde in lid C wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

F.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 

 


Artikel 20         Water-Waterstaat

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Water-Waterstaat zijn bestemd voor voor­zienin­gen ten behoeve van waterstaatswerken zoals sluizen, stuwen, vistrappen en sluis- of brugwachtershuisjes, alsmede voor opslag ten behoeve van het beheer van de water­staats­werken en wegen.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.      gebouwen;

2.      bouwwerken

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      op de plankaart is aangegeven tot welke oppervlakte het bouwvlak met gebouwen mag worden bebouwd; indien dit niet is aangegeven, mag het gehele bouwvlak wor­den be­bouwd;

2.      op gronden zonder bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;

3.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. opp.

max.
inhoud

max. goot­hoogte

max. bouw­hoogte

dakhel­ling

gebouwen en over­kap­pingen

 

zie plan­kaart

 

4,5 m

       12 m

20º-70º *

erf- of terreinafscheidin­gen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

 

        1 m

        2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

 

         3 m

 

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming.

        Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.      het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.      het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.      het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Strafbepaling

F.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

G.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid E is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.


Artikel 21         Wonen

Bestemmingsomschrijving

A.    De op de plankaart voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.      het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfs­ma­tige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing

2.      verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

3.      veearts/hoefsmederij;

4.      ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

5.      kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

6.      paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maxi­maal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

7.      kano-, boot- en fietsenverhuur;

8.      bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

9.      nutsvoorzieningen;

10.   parkeervoorzieningen;

11.   tuinen, erven en terreinen;

12.   water

13.   gebouwen;

14.   aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

15.   overige bouwwerken.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.   woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

b.   bouwwerken.

 

C.    Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

1.      voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

        1.a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding wor­den gebouwd;

2.      overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal
woningen
per bouwvlak

max.
opp.

max.
goothoogte

max.
bouwhoogte

dakhelling

woningen (inclusief aan- en uit­bouwen, bijgebouwen en overkap­pingen)

één, tenzij an­ders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen

 

zoals aanwe­zig ten tijde van tervisie­legging van het plan

4,5

12

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

-     voor de voorgevelrooilijn

-     overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

5 m

 

 

*     Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.


Vrijstelling van de bouwvoorschriften

Afstanden zijerfscheidingen

C.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C sub 1a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.      indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veran­derin­gen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden ge­schaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot min­der dan 2,5 m.

 

Gebruiksvoorschriften

D.    Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.   het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.   het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.   het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.   het gebruik van de gronden voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid A onder 2;

5.   het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg con­su­mentenvuurwerk;

6.   het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften

Meest doelmatige gebruik

E.    Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid D wanneer toe­passing daarvan het meest doelmatige gebruik onmogelijk maakt. Behalve wanneer er dringende redenen zijn die de beperking van het gebruik wel rechtvaardigen.

 

Nevenfuncties

F.     In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de be­stemming Wonen na toepassing van een vrijstel­lingsbevoegdheid passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij beho­rende voorwaarden zoals opgenomen in lid G.

 

Tabel 1  Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Wonen

 

 

 

maximaal aantal m²

 

toelaatbaar

gebruik onbe­bouwde gron­den

bestaande be­bouwing

 

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2[10]) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

V

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsacti­vi­teiten

V

-

500

overige bedrijven in de categorieën 1 en 21) van de Staat van Bedrijfsacti­viteiten

V

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderij­café, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-ac­tiviteiten

V

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groeps­accommodatie)

V

-

200

kleinschalig kamperen (boerderijcamping) [11])

V

2.500

100

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

V

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen

V

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, ate­lier

V

500

200

 

V    Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via vrijstelling).

-      Niet van toepassing.

 

G.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn on­der voorwaarden (aanduiding V), met inachtneming van het volgende:

1.      de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agra­ri­sche) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

2.      er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of ver­keers­aantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het be­drijf is gele­gen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouw­vlak;

3.      in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag wor­den be­bouwd en mag worden gebruikt1);

4.      de in tabel 1 genoemde functies zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak binnen bestaande bebouwing; er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;

5.      per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfunc­ties niet meer dan 4.000 m² bedragen;

6.      een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

7.      de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van der­den dient ten minste 50 m te bedragen;

8.      het plaatsen van kampeermiddelen op bouwvlakken is toegestaan, met in­acht­neming van het volgende:

a.   het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 15 per woning bedra­gen;

b.   de kampeermiddelen mogen uitsluitend in de periode 15 maart tot en met 31 okto­ber worden geplaatst;

c.   het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;

d.   ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voor­zie­nin­gen worden gebouwd;

e.   er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

f.    er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door mid­del van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment over een breedte van ten minste 3 m1);

9.      voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen be­staande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

10.   buitenopslag is in geen geval toegestaan;

11.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Algemene vrijstellingsbevoegdheid nevenfuncties

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de categorieën ne­venfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge ta­bel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid F.

 

Nieuwbouw bij nevenfunctie in ruil voor afbraak voormalige agrarische bedrijfsbebou­wing

I.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van nieuwbouw vrijstelling te verle­nen van het bepaalde in lid F onder 4, in ruil voor afbraak van aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordi­gen, met inachtneming van het volgende:

1.      van de vrijstellingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de be­drijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zin­vol an­der gebruik meer kan worden gemaakt;

2.      de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

        de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouw­vlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Wijzigingsbevoegdheid Agrarische vervolgfunctie

I1.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - met toepassing van artikel 11 WRO - planwij­ziging toe te passen ten einde de vestiging van een grondgebonden veehouderij­bedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te ma­ken, met dien verstande dat:

1.     wijziging uitsluitend plaats mag vinden ten behoeve van een volwaardig agrarisch be­drijf;

2.     bij planwijziging de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet mogen worden geschaad;

3.     een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de agrarisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 kan worden voldaan;

4.     een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de landschaps- en cultuurhistorisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 kan worden voldaan;

5.     het bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

6.     afhankelijk van de locatie van het te wijzigen bouwvlak wordt artikel 3, 4 of 5 van deze voorschriften van toepassing verklaard.

 

Strafbepaling

J.     Overtreding van het bepaalde in lid D wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellings- en wijzigingsprocedure

K.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden C1, E, G, H en I is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Or­dening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Wijziging

L.     Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid I1 is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 


Artikel 22         Leidingen (dubbelbestemming)

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor:

1.      binnen een afstand van 15 m van de medebestemming "bovengrondse hoogspan­nings­leiding": een bovengrondse hoogspanningsleiding, 110 kV;

2.      binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "waterleiding": een watertrans­port­leiding;

3.      binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding I": een gas­trans­portleiding, met een diameter van 4" en een druk van 40 bar;

4.      binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding II": een gas­transportleiding, met een diameter van 6" en een druk van 40 bar;

5.      binnen een afstand van 4 m van de medebestemming "aardgasleiding III": een gas­transportleiding, met een diameter van 8" en een druk van 40 bar;

6.      binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding I": een (nat)­gasleiding I met een diameter van 4" en een druk van 95 bar;

7.      binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding II": een (nat)­gasleiding II met een diameter van 8" en een druk van 85 bar;

8.      binnen een afstand van 5 m van de medebestemming "(nat)gasleiding III": een (nat)­gasleiding III met een diameter van 8" en een druk van 95 bar.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten dienste van de in lid A bedoelde bestemming uitsluitend ge­bou­wen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, alsmede bouwwer­ken, geen gebouwen zijnde, waarbij de bouwhoogte van hoogspanningsmasten niet meer dan 25 m mag bedragen.

 

C.    Ten dienste van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtne­ming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

 

Vrijstellingsbevoegdheid

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrij­stelling wordt verleend indien de belangen van de leiding(en) niet onevenredig wordt geschaad.

 

Aanlegvoorschriften

E.    Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.      het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

2.      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egalise­ren, afgraven of ophogen;

3.      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

4.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwer­pen;

5.      diepploegen;

6.      het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangege­ven, en daarmee verband houdende constructies;

7.      het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds be­staande watergangen.

 


F.     Het verbod als bedoeld in lid E is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

1.   normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

2.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.   reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

G.    De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid E zijn slechts toelaatbaar voor zover het lei­dingbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.

 

Adviesprocedure

H.    Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen bur­gemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de leiding(en).

 

Strafbepaling

I.      Overtreding van het bepaalde in lid E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van arti­kel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

J.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat schriftelijk zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders schriftelijk zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 


Artikel 23         Waarde-Archeologie (dubbelbestemming)

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Waarde-Archeologie zijn - behalve voor de an­dere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede be­stemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorschriften:

1.   op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid A genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

2.   ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uit­sluitend worden gebouwd, indien:

a.   de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeo­logische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burge­meester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.   de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactivitei­ten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologi­sche resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

3.   het bepaalde in dit lid onder 2.a en 2.b is niet van toepassing, indien het bouwplan be­trekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

a.   vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de op­pervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij ge­bruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b.   een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

c.   een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder hei­werkzaamheden kan worden geplaatst.

 

Aanlegvergunning

C.    Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in af­wijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.      het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aan­leggen van drainage;

2.      het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

3.      het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

4.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

5.      het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatiekabels en leidin­gen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of appa­ratuur.

 

D.    Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid C is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

1.      noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid B in acht is genomen;

2.      een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;

3.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

4.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

E.    Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid C bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aan­vrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aanto­nen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

1.      de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologi­sche waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning re­gels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeolo­gische deskundige.

 

Adviesprocedure

F.    Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen bur­gemees­ter en wethouders schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.

 

G.    Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid C is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

Wijzigingsbevoegdheden

H.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Waarde-Archeologie geheel of ge­deeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

1.   uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waar­den aanwezig zijn;

2.   het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologi­sche waar­den voorziet.

 

Wijzigingsprocedure

Wijziging

I.     Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid H is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


 

Artikel 24         Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of water­staatkundige functie zijn mede bestemd voor waterberging en bescherming tegen waterover­last ter plaatse van natuurlijke laagten.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Natuurlijke laagten uitsluitend   bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

C.    Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtne­ming van de voor de bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden ge­bouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

 

Vrijstellingsbevoegdheid

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voor­schriften indien:

        1.  het waterbergend vermogen niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd;

        2.  alvorens vrijstelling wordt verleend, burgemeester en wethouders advies aanvragen bij de waterbeheerder.

 

Aanlegvoorschriften

E.    Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuurlijke laagten zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegver­gunning) de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.   het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m²;

2.   het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

3.   het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

4.   het aanleggen van drainage.

 

F.     Het verbod, zoals in lid E bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaam­  heden:

1.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.   mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning.

 

Strafbepaling

G.    Overtreding van het bepaalde in lid E wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van            artikel 1a, onder 2a van de Wet op de economische delicten.

 

Vrijstellingsprocedure

H.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid D is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 


Artikel 25         Water-Waterkering

Bestemmingsomschrijving

A.    De gronden op de kaart aangewezen voor Water-Waterkering zijn mede be­stemd voor dij­ken, ka­den, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

 

Bouwvoorschriften

B.    Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Water-Waterkering uitsluitend bouw­werken worden gebouwd.

 

C.    Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtne­ming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of ver­andering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

 

Vrijstellingsbevoegdheid

D.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid C met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

 

Adviesprocedure

E.    Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestem­mingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

Vrijstellingsprocedure

F.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van het bepaalde in lid D is de volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Orde­ning, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 


Hoofdstuk III      Algemene bepalingen

89

 

Artikel 26         Antidubbeltelbepalingen

A.    Gronden die in aanmerking zijn of moeten worden genomen bij een te verlenen bouw­ver­gunning, mogen, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij een nieuwe aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning in aanmerking worden ge­nomen.

 

B.    Met betrekking tot dienstwoningen voor agrarische bedrijven, zoals in de artikelen 3, 4 en 5 bedoeld, geldt overigens het volgende:

1.      indien ten behoeve van een bedrijf reeds een of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt het bouwplan voor een nieuwe dienstwoning aangemerkt als bouwplan voor een tweede respectievelijk volgende dienstwoning;

2.      tenzij het de vervanging van een woning betreft, worden met een bij het bedrijf reeds aan­wezige woning gelijkgesteld:

a.   de woning die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan reeds op het bouwvlak van het betrokken bedrijf aanwezig is, óók als deze woning inmiddels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf;

b.   de woning, die na de tervisielegging van het ontwerpplan als dienstwoning op het bouwvlak van het betrokken bedrijf is of wordt gebouwd, óók als deze woning in­mid­dels niet meer functioneert als dienstwoning bij/van het betrokken agrarisch bedrijf.

 

 

 

Artikel 27         Afstanden tot zijerfscheidingen

Vervallen.

 

 


Artikel 28         Nieuwe woningen binnen 48 dB-contour wegverkeersla­waai en/of 55 dB-contour spoorweglawaai

A.    In geval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of vrijstelling of herbouw van een wo­ning elders op een bouwvlak, mag de woning (inclusief aanbouwen) – ter beperking van ge­luidshinder – niet worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven 48 dB-con­tour wegverkeerslawaai en 55 dB-contour spoorweglawaai.

 

B.    Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of vrijstelling mogen in afwijking van het be­paalde in lid A binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoor­weglawaai worden gebouwd, indien:

1.      uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;

2.      de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.

 

C.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A teneinde herbouw van woningen toe te staan binnen de 48 dB-contour wegverkeerslawaai en de 55 dB-contour spoorweglawaai, indien:

1.      uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;

2.      de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen en spoorwegen niet wordt overschreden.

 

Vrijstellingsprocedure

D.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid C is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 

Artikel 29         Beperkingen vanwege zones industrielawaai

De bouw van nieuwe woningen (waaronder begrepen de splitsing van panden in meerdere wo­ningen) is niet toegestaan binnen de zones industrielawaai.

 

 

 


Artikel 30         Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken

A.    Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gele­gen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

 

Vrijstellingsbevoegdheid kortere afstand

B.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid A, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de betreffende agra­rische be­drijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ont­wikkelingsmo­gelijkheden).

 

Vrijstellingsprocedure

C.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid B is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

Rooilijn

D.    De op het tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag in ge­val van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden overschreden.

 

 

 

Artikel 31         Bestaande afstanden en andere maten

A.    De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, in­houds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorge­schreven, mo­gen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

 

B.    De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, in­houds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorge­schreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

 

C.    In geval van herbouw is het bepaalde in de leden A en B uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

 

 

Artikel 32         Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkun­dige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toe­passing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

1.       de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

2.       de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

3.       de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

4.       erf- en terreinafscheidingen.

 

 

 


Artikel 33         Algemene vrijstellingsbepalingen

A.    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

1.      de in de voorschriften en op de plankaart gegeven:

-   maten;

-   afmetingen;

-   percentages;

en toestaan dat:

een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

2.      de bestemmingsbepalingen:

       en toestaan dat:

       geringe aanpassingen worden gedaan in:

-   het beloop of profiel van wegen;

-   de aansluiting van wegen onderling;

       wanneer:    dit nodig is vanuit:

                        -   de verkeersveiligheid;

                        -   de verkeersintensiteit;

3.      de bestemmingsbepalingen:

       en toestaan dat worden gebouwd:

-   openbare nutsgebouwtjes;

-   wachthuisjes voor het openbaar vervoer;

-   telefooncellen;

-   gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;

-   toiletgebouwtjes;

-   (jongeren)ontmoetingsplekken;

-   gebouwtjes van vergelijkbare aard;

wanneer:        de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m³ is;

en:                 de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;

4.      de bestemmingsbepalingen:

       en toestaan dat:

       bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

               a.   het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het onder­ge­schikte bouwdelen betreft;

        b.   ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;

        zoals    ontluchtingspijpen;

        of        bouwdelen van vergelijkbare aard;

5.      de bestemmingsbepalingen voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;

       en toestaan dat:

       a.    de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

       wanneer:        het niet gaat om een overkapping;

       b.    de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;

6.      de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:

       en toestaan dat:

       de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;

        zoals         luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;

       of             bouwdelen van vergelijkbare aard;

       wanneer:    de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke verhoging;

        en:            de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;

7.      het bouwvlak:

       en toestaan dat:

       de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:

       a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

       b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

       c. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;

       wanneer:        de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt over­schre­den;

       en:                 de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevel­rooilijn;

       d.  luifels, balkons en galerijen;

       wanneer:        de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschre­den.

 

Vrijstellingsprocedure

B.    Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid A is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.     in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.     en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 


Artikel 34         Vrijstellingsbepaling extra woning/vergroten inpandige             woning

A.    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor het onderbrengen   van één extra woning in een bestaande woning, met inachtneming van het volgende:

a.      de bestaande woning dient groter te zijn dan 250 m²;

b.     er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in de artikelen 27 t/m 30;

c.      de extra woning dient te worden gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw.

 

B.     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de maximale opper­vlakte van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

 

Vrijstellingsprocedure

C.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van de leden A en B is de     volgende procedure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 

Artikel 35         Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.

 

 

 


Hoofdstuk IV     Overgangs- en slotbepalingen

95

 

Artikel 36         Overgangsbepalingen

Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

A.     Bouwwerken, welke ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het gestelde bij of krach­tens het gestelde in de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mo­gen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veran­derd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar nadat het te­nietgegaan.

 

Vrijstellingsbepaling

B.     Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid A, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een een­malige vergroting plaatsvindt van de inhoud van in lid A toegelaten bouwwerken met ten hoog­ste 10%.

 

Overgangsbepalingen ten aanzien van het gebruik

C.     Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar aard en omvang niet wordt vergroot.

 

Uitzonderingen op het overgangsrecht

D.    Lid A is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

E.     Lid C is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen gel­dende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Vrijstellingsprocedure

F.     Op de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling op grond van lid B is de volgende proce­dure van toepassing:

1.      een verzoek om vrijstelling, overeenkomstig artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ligt met bijbehorende stukken 6 weken ter inzage;

2.      burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging bekend:

a.   in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

b.   en verder op de gebruikelijke wijze;

3.      in de bekendmaking staat vermeld dat zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kunnen worden inge­diend;

4.      tijdens de in sub 1 genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wet­houders zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen indienen over het verzoek om vrijstelling.

 

 

 


Artikel 37         Slotbepaling

Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

Voorschriften deel uitmakende van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de ge­meente Meppel.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 september 2009.

 

 

De voorzitter,                                                                                        De griffier,

 

 

……………..                                                                                           …………..

 



[1])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[2])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[3])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[4])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[5])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[6])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[7])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[8])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[9])   Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[10]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".

[11]) Voor de geel gearceerde voorschriften geldt het volgende: niet goedgekeurd voor zover betrekking op het gebied voorzien van de aanduiding "goedkeuring onthouden 4".