Gemeente:

Meppel

PlanNaam:

Staphorsterweg2

Status:

Ontwerp

Datum:

26-05-2011

DOCUMENT

 

Planregels

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.Staphorsterweg2-WPB1".

 

1.2 planverbeelding

de planverbeelding van het wijzigingsplan ’Staphorsterweg 2 De Schiphorst’.

 

1.3 aanbouw

een gebouw dat:

a.              als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.              en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;

c.              in archititectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.4 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep dat:

a.              in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij :

de gebruiksoppervlakte van het beroep inclusief opslag-en

administratieruimten maximaal 30% van de totale gebruiksoppervlakte van woning beslaat;

b.              en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

zoals arts, tandarts, advocaat, accountant, notaris, kunstenaar of

musicus of beroepen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

 

1.5 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf, nader onder te verdelen in één of meer van de navolgende activiteiten:

·           agrarisch hulpbedrijf;

·           agrarisch handels- en exportbedrijf;

·           overige agrarisch aanverwante bedrijven.

 

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

a.                   bollenteelt:

in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van

vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten,met

uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten

als eenjarige wisselteelt;

b.                   grondgebonden veehouderij:

het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel: onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij en geitenfokkerij;

c.                   paardenfokkerij:

het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;

d.                   akker- en vollegrondstuinbouw:

de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;

e.                   intensieve veehouderij:

het houden van fok-, leg- of pelsdieren en vleesvee in gebouwen

(nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de veehouderij niet afhankelijk is

van de agrarische grond als productiemiddel;

f.                    glastuinbouw:

de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp

van kassen;

g.                   fruitteelt:

de teelt van fruit in boomgaarden;

h.                   sierteelt:

de teelt van siergewassen, zoals onder andere eenboomkwekerij, al dan

niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel

in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

i.                     bosbouw:

de teelt van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de

houtproductie;

j.                     intensieve kwekerij:

de teelt van vissen of de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij

wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

 

1.7 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

 

1.8 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en

tuinbouw.

 

1.9 agrarisch handels- en exportbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit de bollenteelt en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, een en ander voor zover de be- en verwerking van agrarische producten valt binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

1.10 agrarisch hulpbedrijf

een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).

 

1.11 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

 

1.12 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboer)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

 

1.13 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet

aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

 

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.

 

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden

 

1.16 atelierverzamelgebouw

een ruimte die dient voor de uitoefening van een beroep (dan wel voor het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, therapeutisch of kunstzinnig gebied en hiermee gelijk te stellen terreinen.

 

1.17 bebouwing*

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.18 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de ruimte die gebruikt wordt door bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van bedrijvigheid.

 

1.20 bestaand gebruik

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of

worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de

Woningwet.

 

1.21 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of

worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de

Woningwet.

 

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen

komen met inachtneming van het bepaalde bij of volgens de Woningwet.

 

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.24 Bevi-inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.25 bijgebouw

een niet voor zelfstandige bewoning bestemd gebouw dat:

a.              als afzonderlijke rimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;

b.              niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;

c.              in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.26 bio-energie-installatie

een installatie waarbij uit een biologische grondstof energie wordt

gewonnen in de vorm van warmte of elektriciteit, zoals bijvoorbeeld

biomassavergistingsinstallaties, mestvergistingsinstallaties, bio-olie-

installaties of bio-ethanol-installaties.

 

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.28 bouwgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

 

1.29 bouwperceel*

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.30 bouwvlak*

een op de plankaart aangegeven vlak, waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouwwerken is toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische bedrijven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "bij elkaar behorend", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

 

1.31 bouwwerk*

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.32 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

1.33 chalet

een gebouw, waaronder ook wordt verstaan een aan het oorspronkelijke doel onttrokken voertuig of ander onderkomen, dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.34 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

 

1.35 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

 

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.37 dienstwoning

een woning in of bij een andere bestemming bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

 

1.38 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.

 

1.39 erker

een aanbouw of uitbouw aan een hoofdgebouw die:

a. een hoekige of ronde vorm heeft;

b. bouwkundig bestaat uit een "lichte" constructie;

c. en een overwegend transparante uitstraling heeft

 

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.41 geluidsbelasting

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde

plaats, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. Het Besluit geluidhinder

spoorwegen, veroorzaakt door:

a. industrie;

b. wegen;

c. spoorwegen.

 

1.42 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, waarbij volgens de Wet geluidhinder rondom het terrein een

geluidszone moet worden vastgesteld.

 

1.43 hoofdgebouw

een gebouw dat in architectonisch opzicht als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

1.44 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van:

a.              dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;

b.              logies.

 

1.45 hotel-restaurant

een horecabedrijf, waar tegen vergoeding naast logies maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt.

 

1.46 kampeermiddel

een onderkomen dat helemaal of deels:

a.             is bestemd voor recreatief nachtverblijf;

b.             is opgericht voor recreatief nachtverblijf;

c.             kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

zoals tenten, tentwagens, kampeerauto’s of caravans

of een onderkomen of (voormalig) voertuig van vergelijkbare aard.

 

1.47 kantoor

het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden.

 

1.48 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor ten hoogste vijftien kampeermiddelen.

 

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

 

1.51 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van rietlanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers.

 

1.52 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel

van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid

en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende

en levende natuur en het menselijk grondgebruik.

 

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op:

a.             sociale dienstverlening;

b.             maatschappelijke dienstverlening;

c.             educatieve dienstverlening;

d. openbare dienstverlening;

en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van alle hierboven genoemde voorzieningen; zoals gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven of activiteiten of voorzieningen van vergelijkbare aard.

 

1.54 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en

daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer

van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van

paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), logies-

en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere

evenementen.

 

1.55 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

 

1.56 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde die in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

 

1.57 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een agrarisch bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/-activiteiten afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.


 

 

1.58 nutsvoorzieningen

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbare nut zoals de winning en levering van gas, water en elektriciteit, telecommunicatie, radio en televisiesignalen, afvoer en verwerking van rioolwater of voorzieningen van vergelijkbare aard en vergelijkbare omvang.

 

1.59 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

 

1.60 overkapping

een bouwwerk dat een dak heeft, maar geen wanden.

 

1.61 paardenhouderij

een bedrijf dat gericht is op zowel paardenfokkerij als paardenstalling.

 

1.62 paardenstalling

het houden van paarden en pony’s ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony’s in pension te stallen en te weiden; onder paardenstalling worden geen maneges verstaan.

 

1.63 peil

a.                   voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.                   voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

c.                   indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;

d.                   indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

 

1.64 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt.

 

1.65 permanente teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen, waaronder ook kassen, die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende het gehele jaar aanwezig zijn ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

1.66 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.

 

 

1.67 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet of chalet, geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatieve doeleinden te worden gebruikt.

 

1.68 r??el agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

 

1.69 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

 

1.70 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.71 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze voorschriften

onderdeel van de voorschriften uitmaakt.

 

1.72 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die als bijlage bij deze voorschriften onderdeel van de voorschriften uitmaakt.

 

1.73 stacaravan

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

 

1.74 (woonwagen)standplaats

een kavel voor het plaatsen van woonwagens of kampeermiddelen, waarop al dan niet voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven of andere instellingen kunnen worden aangesloten.

 

1.75 stedelijk uitloopgebied

overgangsgebied tussen stedelijk en landelijk gebied met een groene inrichting en bestemd voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen, waar tevens kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan.

 

1.76 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden gedurende maximaal 4 maanden per jaar worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt en/of sierteelt.

 

1.77 toeristische standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, met uitzondering van een stacaravan of een chalet, gedurende een beperkte periode.

 

1.78 uitbouw

een gebouw dat:

a.                   als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;

b.                   in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.79 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf of in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf of in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

 

1.80 volwaardig agrarisch bedrijf

een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang.

 

1.81 voorgevel

een gevel aan de voorzijde van een gebouw, te bepalen op basis van onderstaande criteria in volgorde van belangrijkheid:

a.                   de gevel die de voorzijde van het gebouw is;

b.                   de gevel die gezien de naastliggende gebouwen duidelijk als de

voorzijde van het gebouw wordt aangemerkt;

c.                   de gevel waar of waarvoor het huisnummer of de brievenbus is gelegen;

d.                   de gevel waar of waarvoor de hoofdontsluiting van het bouwperceel is gelegen;

e.                   de gevel waarin de hoofdentree van het gebouw is gelegen.

 

1.82 voorgevelrooilijn

de lijn die, evenwijdig aan de openbare weg, in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg gelegen is, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.

 

1.83 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en het bijbehorende Besluit geluidhinder.

 

1.84 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande:

a.            wegen of paden;

b.            bruggen, dammen, duikers en tunnels die in deze wegen op paden liggen;

c.            bermen, bermsloten en wegkanten;

d.            parkeerterreinen.

 

1.85 woning

een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.86 woonschip -boot

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

 

 

1.87 zorgboerderij

de opvang van volwassenen of gehandicapten, zonder nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwvlak, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie en therapie.

 

1.88 zienswijzen

reactie van iemand die belang heeft bij een voorstel.

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling

de hellingshoek tussen het dakvlak en het horizontale vlak.

 

2.2 (verticale) diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, vanaf het peil omlaag tot aan de bovenzijde van de

laagst gelegen vloer.

 

2.3 gebruiksoppervlakte van een ruimte of een groep ruimten

de oppervlakte gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande

scheidingsconstructies, die de ruimte(n) omgeven.

 

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van:

d.                   

a.                 de goot;

b.                 de druiplijn;

c. het boeibord;

d. een bouwdeel van vergelijkbare aard;

ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend.

 

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwdelen zoals schoorstenen, antennes of bouwdelen van vergelijkbare aard.

 

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

 

2.7 de inhoud van een bouwwerk

boven peil tussen:

d.                   

a.                 de buitenkant van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

b.                 de buitenkant van de daken en dakkapellen.

 

2.8 De lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart

van de scheidsmuren.

 

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren) neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

 

Bestemmingsomschrijving

 

A. De op de planverbeelding voor Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.            het uitoefenen van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

2.            behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende:

a.                      landschapswaarden in de vorm van het grillig kavelpatroon, verspreid liggende bebouwing, houtwallen en -singels, verspreid liggende bospercelen, steilranden, essen en rivierduintjes en daarmee samenhangende natuurwaarden in de vorm van flora en fauna die binnen deze landschapswaarden hun habitat hebben;

b.                      cultuurhistorische waarden in de vorm van monumenten en archeologisch waardevolle gebieden;

3.            een zorgboerderij, indien een op de plankaart aangegeven bouwvlak/-perceel voorzien is van de aanduiding zorgboerderij in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

4.            grondgebonden veehouderij (inclusief paardenfokkerij);

5.            akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

6.            intensieve kwekerij;

alsmede voor de volgende agrarische nevenfuncties:

7.            bosbouw, uitsluitend ter plaatse van bestaande bospercelen;

alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

8.            verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

9.            veearts/hoefsmederij;

10.        ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

11.        kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

12.        paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension, waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

13.        kano-, boot- en fietsenverhuur;

14.        bed & breakfast in hoofdgebouw;

en ook voor:

15.        agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

16.        kleinschalige natuurontwikkeling;

17.        kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met de daarbij behorende:

18.        (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, speelvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, gebouwen, aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en overige bouwwerken;

met dien verstande dat:

intensieve kwekerij (hoofd- en nevenfunctie) uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande bouwvlakken en binnen de bestaande bebouwing.

 

Bouwregels

B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1.            gebouwen en de daarbij behorende dienstwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

2.            bouwwerken.

 

C. Voor het bouwen geldt het volgende:

1.            gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

2.            voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

2.a. gebouwen mogen niet binnen een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;

3.            overigens geldt het volgende:

 

 

 

max. aantal per bouwvlak

max. oppervlak

max. goothoogte

max. bouwhoogte

dakhelling

dienstwoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen)

één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen (niet zijnde kassen) en overkappingen

 

 

4,5 m

12 m

20º-70º *

(voeder-, kunstmest-) silo's

 

 

 

12 m

 

installaties voor bijvoorbeeld mestverwerking

 

 

 

8 m

 

erf- of terreinafscheidingen:

- voor de voorgevelrooilijn

- overige plaatsen

 

 

 


1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

3 m

 

 

* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

 

Afwijken van de bouwregels

Grotere goothoogte

D.1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid C sub 3 aangegeven maximale goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:

1.                      vrijstelling uitsluitend wordt toegepast indien een grotere goothoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

2.                      de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m.

 

Afstanden zijerfscheidingen

D.2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid C sub 2a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.            indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.  daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;

b.  de goot- of boeiboordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

Overschrijding agrarische bouwvlakken

E. Bij omgevingsvergunning kan ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven worden afgeweken van de op de planverbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

1.           van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de overschrijding van het bouwvlak voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien de overschrijding van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

2.            in afwijking van het gestelde in sub 1 geldt dat ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven geen overschrijding van het bouwvlak is toegestaan, tenzij de overschrijding noodzakelijk is uit oogpunt van dierenwelzijn;

3.            de grenzen van het bouwvlak mogen éénmalig en aan één zijde met ten hoogste 500 m² worden overschreden;

4.            van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

5.            de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;

6.            een verzoek om toepassing van deze afwijking wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 van dit voorschrift is voldaan;

7.            een verzoek om toepassing van deze afwijking wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 4 van dit voorschrift wordt voldaan.

 

Specifieke gebruiksregel

 

F. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.            het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.            het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.            het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.            het gebruik van dienstwoningen als zelfstandige woning los van de bestemming;

5.            het gebruik van een recreatieve verblijf ten behoeve van permanente bewoning;

6.            het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

7.            het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen;

het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Afwijken van de gebruiksregels

 

Nevenfuncties

G. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden na toepassing van een afwijking passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid H.

 

Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming

Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

 

 

 

maximaal aantal m²

 

 

toelaatbaar

Gebruik onbebouwde gronden

bebouwing

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)

A

-

500

opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag voor eigen bedrijfsvoering)

A

-

500

verwerken van mest en andere agrarische producten (bio-energie-installatie)

A

-

1.500

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

500

overige bedrijven in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

A

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie)

A

-

200

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

A

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen

A

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

A

500

200

 

A Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via afwijking).

- Niet van toepassing.

 

H. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding A), met inachtneming van het volgende:

1.            van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

2.            de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

3.            er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

4.            een verzoek om toepassing van deze afwijking wordt ter toetsing voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 en 2 van dit voorschrift wordt voldaan;

5.            in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie mag worden bebouwd en mag worden gebruikt;

6.            een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

7.            de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;

8.            voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

9.            buitenopslag is in geen geval toegestaan;

10.        het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

Afwijken ten behoeve van nevenfuncties

I. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid H.

Afwijken ten behoeve van vervolgfuncties

J. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3, teneinde vervolgfuncties toe te laten die naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid Q.

Nieuwbouw bij vervolgfunctie in ruil voor afbraak bedrijfsgebouwen

K. Bij omgevingsvergunning kan ten behoeve van nieuwbouw worden afgeweken van het bepaalde in lid Q, in ruil voor afbraak van aanwezige bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

1.            van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;

2.            de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

3.            de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

L. Bij omgevingsvergunning kan van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals genoemd in tabel 1 en tabel 3, worden afgeweken, teneinde:

bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in tabel 1 en tabel 3 genoemd.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

M. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in tabel 2 aangegeven werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren.

 

Tabel 2 Omgevingsvergunningvereisten

 

werken of werkzaamheden

ter plaatse van AL

ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren

O

graven, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater

O

verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden

O

aanleg van verharde wandel- en fietspaden en overige verhardingen
>
50 m² (niet zijnde kavelpaden)

O

aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur

O

het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren

O

 

O Vereiste van aanlegvergunning.

 

Uitzonderingen

N. Een vergunning als bedoeld in lid M is niet vereist voor:

1.            werken of werkzaamheden die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

2.            werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

3.            werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een omgevingsvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met de bestemming Leidingen (artikel 5) en de bestemming Waarde-Archeologie (artikel 6);

4.            werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijking.

Toelaatbaarheid

O. Een omgevingsvergunning als in lid M en tabel 2 bedoeld, wordt verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

1.            het belang dat met de ingreep is gediend;

2.            de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals deze in lid A sub 2 tot uitdrukking zijn gebracht;

3.            het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

 

Wijzigingsbevoegdheid

Vervolgfuncties

P. In tabel 3 is aangegeven welke vervolgfuncties op bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden na toepas sing van een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid Q passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid Q.

 

Tabel 3 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden

 

aard van de vervolgfunctie

ter plaatse van agrarische bouwvlakken

wonen/hobbyboeren

W

aan landbouw verwante functies/bedrijvigheid

 

 

 

mechanisatiebedrijf behorende tot de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

veehandelsbedrijven, africhtingsbedrijven voor paarden, foeragehandel, paardenhandel

W

Veearts/hoefsmederij

W

ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)

W

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

hoveniersbedrijf in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten binnen de bestaande bebouwing

W

Overige bedrijven in categorieën 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

W

recreatieve functies

 

Kinderboerderij

W

paardenstalling/paardenpension

W

kano-, roeiboot- of fietsenverhuur

W

horecagelegenheid

W

kampeerboerderij, recreatief nachtverblijf

W

overige dienstverlening

 

sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)

W

tentoonstellingsruimte; museum

W

 

W Toelaatbaar na planwijziging.

 

Q. Voor de in tabel 3 bedoelde functies (aanduiding W in tabel) zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 3.6 Wro toe te passen, met inachtneming van het volgende:

1.      het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;

2.      volledige sanering van de agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;

3.       vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

4.       bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

5.       er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking; dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen;

6.       voordat toepassing wordt gegeven aan planwijziging ten behoeve van agrarisch verwante of niet-agrarische vervolgfuncties, wordt door de agrarisch deskundige in eerste instantie bezien of het betreffende bouwvlak geschikt is voor de hervestiging van een agrarisch bedrijf overeenkomstig de mogelijkheden uit artikel 3. Indien blijkt dat het betreffende bouwvlak niet geschikt is voor agrarisch hergebruik wordt door de agrarisch deskundige vervolgens bezien of hergebruik ten behoeve van een agrarisch verwante vervolgfunctie mogelijk is;

7.       indien planwijziging wordt toegepast voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken geldt het volgende:

a.       in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwvoorschrift bepaald, dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid;

b.       in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

8.       ter plaatse van agrarische bouwvlakken mogen voor de in tabel 3 bedoelde functies, ongeacht of deze zonder meer toelaatbaar zijn dan wel na planwijziging, geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in tabel 3 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid. In aanvulling op het bepaalde in dit sublid geldt het bepaalde in lid K;

9.       er mogen slechts woningen tot stand komen op bouwvlakken waar ingevolge elders gegeven voorschriften woningen zijn toegestaan. Het aantal woningen,

zoals legaal aanwezig op het moment van de aanvraag, mag niet worden

uitgebreid. Van aanwezige woningen mag geen ander gebruik dan gebruik in combinatie met wonen worden gemaakt. Bij planwijziging ten behoeve van de bestemming Wonen wordt het gehele agrarische bouwvlak bij de wijziging betrokken;

10.   voor de in tabel 3 bedoelde functies is permanente buitenopslag in geen geval toegestaan;

11.   een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

12.   de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;

13.   het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan. Hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

Vergroten agrarische bouwvlak

R. Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro, bevoegd ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven de op de kaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

1.            van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.                      indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is; hiervan is in ieder geval sprake indien wijziging van het bouwvlak op grond van de milieuwetgeving of uit oogpunt van dierwelzijn noodzakelijk is;

b.                      het bouwvlak voor grondgebonden bedrijven mag tot ten hoogste 1,5 ha worden vergroot;

c.                      indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is in verband met de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;

d.                      indien wijziging van het bouwvlak noodzakelijk is voor het op een doelmatige wijze uitoefenen van een nevenfunctie; bij het wijzigingsbesluit wordt bepaald dat deze vergroting alleen gebruikt mag worden voor de betreffende nevenfunctie;

2.            van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

3.            de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet worden beperkt;

4.            een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 1 van dit voorschrift wordt voldaan;

5.            een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder 2 van dit voorschrift wordt voldaan.

Nieuwe agrarische bouwvlakken

S. Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van nieuwe bouwvlakken ten noorden van de A28, met inachtneming van het volgende:

1.            planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 sub 6 onder a, b, c, d en g;

2.            van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

a.                      in geval van gedwongen bedrijfsverplaatsingen als gevolg van natuur- en landschapsontwikkeling, stads- en dorpsuitbreiding, ruilverkaveling, en milieuhygiënische knelsituaties;

b.                      wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden;

c.                      indien aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;

d.                      de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;

3.            per bouwvlak mag maximaal één dienstwoning worden gebouwd;

4.            een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 1 en in sub 2 onder a en b van dit voorschrift;

5.            een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de landschaps- en cultuurhistorische deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub 2 onder c van dit voorschrift;

6.            er dient in ieder geval voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 8;

7.            op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing;

8.            de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 1,5 ha bedragen.

Ecologische verbindingszone

T. Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 Wro, bevoegd ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones de bestemming Agrarisch met waarden-Landschappelijke waarden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

a.                een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden voor dit doel zijn verworven en als ecologische verbindingszone kunnen worden ingericht;

een besluit tot planwijziging wordt ook genomen als de betreffende grondeigenaar zelf de gronden als ecologische verbindingszone heeft ingericht.

 

 

Artikel 4 Wonen

Bestemmingsomschrijving

 

A. De op de planverbeelding voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1.            het wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in ten hoogste categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, alsmede voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties in bestaande bebouwing

2.            verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten;

3.            veearts/hoefsmederij;

4.            ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

5.            kinderboerderij, waarvoor maximaal 1.500 m² bebouwing mag worden gebruikt;

6.            paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/-paardenpension), waarvoor maximaal 1.200 m² bebouwing mag worden gebruikt;

7.            kano-, boot- en fietsenverhuur;

8.            bed & breakfast;

met de daarbij behorende:

9.            nutsvoorzieningen;

10.        parkeervoorzieningen;

11.        tuinen, erven en terreinen;

12.        water

13.        gebouwen;

14.        aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

overige bouwwerken.

 

Bouwregels

 

B. Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.                woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

b.                bouwwerken.

 

C. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

14.               

1.             voor de voorgevelrooilijn mogen geen gebouwen worden gebouwd;

1.a.gebouwen mogen uitsluitend buiten een afstand van 3 m tot de zijerfscheiding worden gebouwd;

14.               

2.             overigens geldt het volgende:

 

 

max. aantal
woningen per bouwvlak

max.
opp.

max.
goothoogte

max.
bouwhoogte

dakhelling

woningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)

Één, tenzij anders op de plankaart is aangegeven

250 m²

4,5 m

12 m

20º-70º *

overige gebouwen

 

zoals aanwezig ten tijde van tervisielegging van het plan

4,5

12

20º-70º *

erf- of terreinafscheidingen:

- voor de voorgevelrooilijn

- overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

2 m

 

overige bouwwerken

 

 

 

5 m

 

* Indien ten tijde van tervisielegging van het plan een lagere hellingshoek aanwezig is, geldt deze hellingshoek; voor aan-, uit- en bijgebouwen is ook een dakhelling van 0º toegestaan.

 

 

Afwijken van de bouwregels

 

Afstanden zijerfscheidingen

C.1. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid C sub 1a teneinde de afstand van 3 m te verkleinen, met inachtneming van het volgende:

1.            indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, dient te worden gewaarborgd dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw of van de naastgelegen kassen, tenzij:

a.   daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen gronden onevenredig worden geschaad;

b.   de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen worden teruggebracht tot minder dan 2,5 m.

 

Specifieke gebruiksregels

 

D. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken, strijdig met de gegeven bestemming. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

1.                het gebruik van de gronden en bouwwerken voor prostitutiebedrijven;

2.                het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

3.                het gebruik van de gronden voor de verkoop van motorbrandstoffen;

4.                het gebruik van de gronden voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid A onder 2;

5.                het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;

6.                het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van bewoning.

 

Afwijken van de gebruiksregels

Nevenfuncties

E. In tabel 1 is aangegeven welke niet-agrarische nevenfuncties op bouwvlakken met de bestemming Wonen na toepassing van een afwijking passend/toelaatbaar zijn, met inachtneming van de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in lid F.

 

Tabel 1 Nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken met de bestemming Wonen

 

 

 

maximaal aantal m²

 

 

toelaatbaar

gebruik onbebouwde gronden

bestaande

bebouwing

 

niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

 

 

 

hoveniersbedrijf in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

200

opslag/stalling van niet-agrarische goederen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

500

Overige bedrijven in categorieën 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

A

-

200

recreatieve functies/agrotoerisme

 

 

 

kleinschalige horecagelegenheid (theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij) in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten

A

500

200

kampeerboerderij (natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie)

A

-

200

overige dienstverlening

 

 

 

sociale functie bijvoorbeeld resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij (zonder nachtverblijf)

A

-

200

natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen

A

-

100

tentoonstellingsruimte, museum, galerie, atelier

A

500

200

 

A Alleen toelaatbaar onder voorwaarden (via afwijking).

- Niet van toepassing.

 

F. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A voor het toestaan van de in tabel 1 genoemde nevenfuncties, welke alleen toelaatbaar zijn onder voorwaarden (aanduiding A), met inachtneming van het volgende:

1.            de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

2.            er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

3.            in tabel 1 is aangegeven welk oppervlak ten behoeve van de nevenfunctie en mag worden gebruikt;

4.            de in tabel 1 genoemde functies zijn alleen toegestaan bij wijze van neventak binnen bestaande bebouwing; er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd;

5.            per bouwvlak mag het oppervlak dat totaal in gebruik is ten behoeve van nevenfuncties niet meer dan 4.000 m² bedragen;

6.            een binnenrijbaan is in geen geval toegestaan, óók niet binnen de bouwvlakken;

7.            de afstand van mestopslag, paardenbakken en paardenstallen tot woningen van derden dient ten minste 50 m te bedragen;

8.            voor opslag mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;

9.            buitenopslag is in geen geval toegestaan;

10.        het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken.

 

Afwijken ten behoeve van nevenfuncties

G. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge tabel 1 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in lid E.

Nieuwbouw bij nevenfunctie in ruil voor afbraak voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

H. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken ten behoeve van nieuwbouw van het bepaalde in lid F onder 4, in ruil voor afbraak van aanwezige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

1.            van de afwijking mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien de bedrijfsgebouwen in bouwvallige staat verkeren of van de bedrijfsgebouwen geen zinvol ander gebruik meer kan worden gemaakt;

2.            de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;

de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.

 

Wijzigingsbevoegdheid Agrarische vervolgfunctie

H1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - met toepassing van artikel 3.6 Wro - planwijziging toe te passen ten einde de vestiging van een grondgebonden veehouderijbedrijf, een paardenfokkerij en een akker- en vollegrondstuinbouwbedrijf, in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen/kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te maken, met dien verstande dat:

1.            wijziging uitsluitend plaats mag vinden ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;

2.            bij planwijziging de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet mogen worden geschaad;

3.            een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de agrarisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 1 kan worden voldaan;

4.            een verzoek om wijziging wordt ter toetsing aan de landschaps- en cultuurhistorisch deskundige voorgelegd omtrent de vraag of aan het gestelde in sub 2 kan worden voldaan;

5.            het bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

6.            afhankelijk van de locatie van het te wijzigen bouwvlak wordt artikel 3 van deze voorschriften van toepassing verklaard.


 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

Bestemmingsomschrijving

 

A. De gronden op de kaart aangewezen voor Waarde-Archeologie zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

 

Bouwregels

 

B. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende voorschriften:

1.                 op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid A genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

2.                 ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

a.       de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

a.        de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

3.                 het bepaalde in dit lid onder 2.a en 2.b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

a.        vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

b.        een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

c.        een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

Aanlegregels

 

C. Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.   het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

2.   het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

3.   het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

4.   het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

5.   het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatiekabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

D. Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid C is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

1.   noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid B in acht is genomen;

2.   een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;

3.   reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

4.   ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

E. Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid C bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

1.  de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.  de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Adviesprocedure

 

F. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de provinciale archeoloog.

 

Wijzigingsbevoegdheden

 

G. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:

1.                 uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

2.                 het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Wijzigingsprocedure

 

Wijziging

H. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging op grond van het bepaalde in lid G is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.


 

Artikel 6 Waterstaat - Waterhuishoudkundige en of waterstaatkundige functie

 

Bestemmingsomschrijving

A. De gronden op de kaart aangewezen voor Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie zijn mede bestemd voor waterberging en bescherming tegen wateroverlast ter plaatse van natuurlijke laagten.

 

Bouwregels

B. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

 

C. Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

 

Afwijken van de bouwregels

D. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid C, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels indien:

1. het waterbergend vermogen niet wordt aangetast dan wel wordt gecompenseerd;

2. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, burgemeester en wethouders advies aanvragen bij de waterbeheerder.

 

Aanlegregels

E. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat-waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

1.                het aanleggen van verhardingen met een groter oppervlak dan 50 m²;

2.                het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;

3.                het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

4.                het aanleggen van drainage.

 

F. Het verbod, zoals in lid E bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en

werkzaamheden:

1.                reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

2.                mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 7 Anti dubbeltelbepaling

A. Gronden die in aanmerking zijn of moeten worden genomen bij een te verlenen bouwvergunning, mogen, behoudens intrekking van die bouwvergunning, niet nog eens bij een nieuwe aanvraag voor het verkrijgen van een bouwvergunning in aanmerking worden genomen.

 

 

Artikel 8 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken

A. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aanbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot aanwezige gebouwen op binnen een straal van 400 m gelegen agrarische bouwvlakken niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

 

Afwijken ten behoeve van een kortere afstand

B. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid A, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

 

Rooilijn

C. De op het tijdstip van inwerkintreding van het plan bestaande voorgevelrooilijn mag in geval van herbouw of nieuwbouw van gebouwen en bouwwerken niet worden overschreden.

 

 

Artikel 9 Bestaande afstanden en andere maten

 

A. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

 

B. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

 

C. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden A en B uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

A. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

1.            de in de regels en op de planverbeelding gegeven:

·                maten;

·                afmetingen;

·                percentages;

en toestaan dat:

een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

2.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat:

geringe aanpassingen worden gedaan in:

·                het beloop of profiel van wegen;

·                de aansluiting van wegen onderling;

wanneer: dit nodig is vanuit:

-de verkeersveiligheid;

-de verkeersintensiteit;

3.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat worden gebouwd:

- openbare nutsgebouwtjes;

·                wachthuisjes voor het openbaar vervoer;

·                telefooncellen;

·                gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;

·                toiletgebouwtjes;

·                (jongeren)ontmoetingsplekken;

·                gebouwtjes van vergelijkbare aard;

wanneer: de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m³ is;

en:de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;

4.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat:

bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a. het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;

b. ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;

zoals ontluchtingspijpen;

of bouwdelen van vergelijkbare aard;

5.            de bestemmingsregels voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;

en toestaan dat:

a. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

wanneer: het niet gaat om een overkapping;

b. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;

6.            de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:

en toestaan dat:

de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;

zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;

of bouwdelen van vergelijkbare aard;

wanneer: de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke verhoging;

en:de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;

7.            het bouwvlak:

en toestaan dat:

de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:

a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en

schoorstenen;

b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

c. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;

wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

en: de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;

d. luifels, balkons en galerijen;

a.        wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

 

 

Artikel 11 Werking wettelijke regeling

 

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.


Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

A. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

1.            de in de regels en op de planverbeelding gegeven:

·                maten;

·                afmetingen;

·                percentages;

en toestaan dat:

een overschrijding plaatsvindt van maximaal 10%;

2.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat:

geringe aanpassingen worden gedaan in:

·                het beloop of profiel van wegen;

·                de aansluiting van wegen onderling;

wanneer: dit nodig is vanuit:

-de verkeersveiligheid;

-de verkeersintensiteit;

3.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat worden gebouwd:

- openbare nutsgebouwtjes;

·                wachthuisjes voor het openbaar vervoer;

·                telefooncellen;

·                gebouwtjes voor (de bediening van) kunstwerken;

·                toiletgebouwtjes;

·                (jongeren)ontmoetingsplekken;

·                gebouwtjes van vergelijkbare aard;

wanneer: de inhoud per gebouwtje maximaal 75 m³ is;

en:de bouwhoogte van de gebouwtjes maximaal 3,5 m is;

4.            de bestemmingsregels:

en toestaan dat:

bergbezinkbassins worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

a. het bergbezinkbassin wordt beneden peil gebouwd, behalve waar het ondergeschikte bouwdelen betreft;

b. ondergeschikte bouwdelen mogen maximaal 1 m boven peil uitsteken;

zoals ontluchtingspijpen;

of bouwdelen van vergelijkbare aard;

5.            de bestemmingsregels voor de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn;

en toestaan dat:

a. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

wanneer: het niet gaat om een overkapping;

b. de hoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 12 m;

6.            de maximale (bouw)hoogte van gebouwen:

en toestaan dat:

de (bouw)hoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen wordt vergroot;

zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;

of bouwdelen van vergelijkbare aard;

wanneer: de vergroting maximaal 20 m² is per plaatselijke verhoging;

en:de maximale hoogte van de plaatselijke verhogingen niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw is;

 

7.            het bouwvlak:

en toestaan dat:

de grenzen van het bouwvlak naar de buitenkant worden overschreden door:

a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en

schoorstenen;

b. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

c. erkers en ingangspartijen over maximaal de halve gevelbreedte;

wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

en: de erker niet wordt gebouwd ter plaatse van de voorgevelrooilijn;

d. luifels, balkons en galerijen;

a.        wanneer: de grens van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

  

Artikel 11 Werking wettelijke regeling

 

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van tervisielegging van dit plan.

 


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

Overgangsrecht bouwwerken

A. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan

aan-wezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een

omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze

afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

B. Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

C. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Overgangsrecht gebruik

 

A. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

B. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

C. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

D. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


 

Artikel 13 Slotregel

 

Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel op …………………………2011

 

 

 

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan “Staphorsterweg 2 De Schiphorst” met de naam:

 

“NL.IMRO.0119.Staphorsterweg2-WPA5”.