Artikel 31              Algemene wijzigingsregels

31.1                            Wro-zone – wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ ten behoeve van de realisering van kantoren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      er dient te worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 10 (‘Kantoor’) van dit bestemmingsplan.

b      er mag geen sprake zijn van bezwaren vanuit milieuhygiënisch oogpunt;

c      er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de waterhuishouding;

d      op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;

e      er mag geen nadelige invloed zijn op de normale afwikkeling van het verkeer.

 

31.2                            Wro-zone – wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ ten behoeve van de realisering van bedrijven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      er dient te worden aangesloten bij het bepaalde in artikel 5 (‘Bedrijf – 2’) van dit bestemmingsplan.

b      er mag geen sprake zijn van bezwaren vanuit milieuhygiënisch oogpunt;

c      de bebouwingsmogelijkheden van de gronden mogen niet worden vergroot;

d      er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de waterhuishouding;

e      op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte;

f       er mag geen nadelige invloed zijn op de normale afwikkeling van het verkeer.

 

31.3                            Wro-zone – wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 3’ door het bouwvlak te vergroten en daarmee samenhangend de verkoopvloeroppervlakte te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de in het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ aangegeven goot- en bouwhoogte;

b      er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de sociale veiligheid;

5      de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden;

c      er wordt een distributie-planologisch onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;

d      de uitbreiding van de verkoopvloeroppervlakte past in het gemeentelijk detailhandelsbeleid;

e      op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte;

f       er mag geen sprake zijn van een nadelige invloed op de waterhuishouding.