Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan     

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel ten zuiden en westen van de Leemkoelen 3 te Emmen. Het plangebied betreft een braakliggend perceel in de woonwijk Angelslo, in het oosten van Emmen. Ter plaatse bevond zich in het verleden de 'Angeluskerk'. Deze kerk heeft jarenlang leeggestaan en is vervolgens in 2007 afgebrand, waarna een braakliggend en verwilderd terrein is ontstaan.

Het voornemen bestaat om een nieuwe duurzame vervolgfunctie aan het perceel te geven, door het te herontwikkelen naar woongebied. Hierbij bestaat de gewenste ontwikkeling uit het ter plaatse realiseren van één appartementengebouw met daarin 24 appartementen.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan "Emmen, Angelslo" is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Op basis van het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied namelijk de bestemming 'Gemengd', waardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een appartementengebouw ontbreken. In voorliggend bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en vanuit planologisch oogpunt verantwoord is.

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied ligt ten zuiden van de wijkontsluitingsweg de Statenweg en ten westen van de woningen aan de Leemkoelen 3, 5, 7 en 9. Ten oosten van het plangebied ligt de buurtontsluitingsweg de Veldlaan en de brede groenzone met bomen en ten zuiden van het plangebied ligt de woonstraat Leemkoelen. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied in de stad Emmen en ten opzichte van de directe omgeving weergegeven.

verplicht
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in Emmen en ten opzichte van de directe omgeving (Bron: PDOK)

1.3 Huidige planologische regelingen     

1.3.1 Algemeen     

Het plangebied bevindt zich binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo", dat op 18 oktober 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad van Emmen. Daarnaast gelden ter plaatse de bestemmingsplannen “Parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen” (vastgesteld op 26 april 2018) “Parapluplan Standplaatsen” (vastgesteld op 31 mei 2018) en "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" (vastgesteld op 28 april 2022).

Ten aanzien van de planologische situatie is voornamelijk het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo" van belang. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied voorzien van de bestemming 'Gemengd' met bijbehorend bouwvlak en de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte: 9 m'. Daarnaast geldt op basis van het bestemmingsplan "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan)" binnen het gehele plangebied de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

In afbeelding 1.2 wordt via een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan de planologische situatie weergegeven. Hierin is het plangebied aangegeven met een rode omlijning.

verplicht
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding “Emmen, Angelslo" (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3.2 Beschrijving bestemmingen     

Enkelbestemming 'Gemengd'

Binnen het volledige plangebied geldt de enkelbestemming 'Gemengd'. De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor maatschappelijke doeleinden, kantoren en bijbehorende bouwwerken. In de bouwregels is onder meer bepaald dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd. Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte', mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven, in dit geval 9 meter.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen.

1.4 Opzet bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

Hoofdstuk 2 Beleid     

2.1 Rijksbeleid     

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)     

2.1.1.1 Algemeen     

Nederland staat voor grote uitdagingen die van invloed zijn op onze fysieke leefomgeving. Complexe opgaven zoals verstedelijking, verduurzaming en klimaatadaptatie zijn nauw met elkaar verweven. Dat vraagt een nieuwe, integrale manier van werken waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zorgt voor een gezamenlijke aanpak die leidt tot een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Dit is nodig om onze doelen te halen en is een zaak van overheid en samenleving.

2.1.1.2 Vier prioriteiten     

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten.

  1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. In 2050 is Nederland klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt om maatregelen in de leefomgeving, waarmee tegelijkertijd de leefomgevingskwaliteit verbeterd kan worden en kansen voor natuur geboden kunnen worden. In 2050 heeft Nederland daarnaast een duurzame energievoorziening. Dit vraagt echter om ruimte. Door deze ruimte zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering van het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Het Rijk zet zich in door het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  2. Duurzaam economisch groeipotentieel

    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Er wordt ingezet op een innovatief en sterk vestigingsklimaat met een goede quality of life. Belangrijk is wel dat onze economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair.
  3. Sterke en gezonde steden en regio's

    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. In alle gevallen zet het Rijk in op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

2.1.1.3 Afwegingsprincipes     

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. Combinatie van functies gaan voor enkelvoudige functies. In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
  2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal. Het verschilt tussen gebieden wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  3. Afwentelen wordt voorkomen. Het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie inwoners, zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.

2.1.1.4 Toetsing van het initiatief aan de NOVI     

In voorliggend geval betreft het een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Bij het uitwerken van het plan zijn de kenmerken en identiteit van het gebied centraal gesteld. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

2.1.2.1 Algemeen     

In de voorloper van de NOVI, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Om de ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

2.1.2.2 Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking     

Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Een stedelijke ontwikkeling is nieuw als het een nieuw beslag op de ruimte legt. Dit is in beginsel het geval als met een stedelijke ontwikkeling meer bebouwing mogelijk wordt gemaakt dan er op grond van de voorheen geldende bestemmingsplan aanwezig was of kon worden gerealiseerd. Indien sprake is van bouwplan via functiewijziging van een bestaand bebouwing of vervanging van bebouwing voor nieuwe bebouwing is de aard, omvang en uitstraling van het bouwplan bepalend of er wel of geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over bij welke aard, omvang en uitstraling van een bouwplan sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het realiseren van woningen is de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i Bro. In voorliggend geval is sprake van de toevoeging van 24 nieuwe appartementen. Er is dus, op basis van de voorheen genoemde uitspraak, sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 3.1.6 lid 2 van de Bro geeft aan dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen aan een aantal voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Hierna wordt ingegaan op de vragen die, naast de vraag of er sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling, beantwoordt dienen te worden in de laddertoets.

Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de woningen die mogelijk worden gemaakt bevatten. De behoefte moet worden bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkeling. De aard en omvang van de ontwikkeling zijn leidend voor het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte moet worden afgewogen.

Zoals beschreven in de Woonvisie van de gemeente Emmen (zie paragraaf 2.3.2) vinden de meeste verhuisbewegingen (73%) plaats binnen de gemeente Emmen zelf en binnen de regio Noord-Nederland. De te realiseren appartementen voorzien met name in de woonbehoefte binnen de stad Emmen, gemeente Emmen en omliggende gemeenten. Het verzorgingsgebied is daarmee te categoriseren als lokaal.

Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Is er sprake van een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied of buiten bestaand stedelijk gebied?

In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: ‘Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en ook de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.

De voorgenomen ontwikkeling ziet toe op een herontwikkeling van een braakliggend terrein in een woonwijk in de stad Emmen. Hierdoor is per definitie sprake van een ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied, omdat er rondom het plangebied reeds sprake is van een bestaand stedenbouwkundige samenstel van bebouwing.

Behoefteonderbouwing kwantitatief

Uit woningmarktonderzoek in de gemeente Emmen blijkt dat het aantal huishoudens tot 2030 toeneemt met ongeveer 1.500 huishoudens door gezinsverdunning. Daarbovenop heeft de gemeente een extra ambitie van vijf procent groei van de woningvoorraad. In totaal is dan ook sprake van een ambitie om 4.000 extra woningen te bouwen tot 2030.

Specifiek voor de stad Emmen is er sprake van een woningbehoefte, dat ook tot uiting komt in de ambitie van de gemeente voor 2.300 extra woningen tot 2030. In de naoorlogse wijken (Angelslo, Bargeres, Emmerhout & Emmermeer) heeft de gemeente een ambitie van 650 - 800 extra woningen tot 2030. Voor de wijk Angelslo wordt gestreefd naar herstructurering. Het doel is om twintig procent minder gezinsrijwoningen toe te voegen en andere woningtypen aan de wijk toe te voegen. Ook wordt gestreefd naar een lichte stijging van het aantal huishoudens en een meer diverse mix van doelgroepen.

Behoefteonderbouwing kwalitatief

Er is in de gemeente een overaanbod aan grondgebonden koopwoningen geconstateerd en er is een grote behoefte aan goedkope en middeldure huurappartementen en woningen die geschikt zijn voor de doelgroepen starters en senioren (levensloopbestendige woningen).

Uit het Woningmarktonderzoek komt naar voren dat deze behoefte wordt veroorzaakt door de sterke groei van het aantal 75-plussers en zijn er trends te zien van gezinsverdunning. Nu al bestaat een groot deel van de bevolking van Emmen uit kleine huishoudens boven de 55 jaar en deze groep zal in de toekomst sterkt stijgen. Er is een grote stijging van het aantal 75-plussers tot 2050 en een afname van de overige doelgroepen vanaf 2030. In onder andere Emmen-Noord en Emmen-Oost is de groep Empty Nesters (1 en 2 -persoons huishoudens tussen de 55 en 74 jaar) relatief het grootst.

Het bouwen van woningen geschikt voor senioren zal ook de doorstroming op de woningmarkt stimuleren, waardoor woningen beschikbaar komen voor starters. Binnen Emmen mist een Levendig stedelijk woonmilieu, waarmee de uitstraling van Emmen minder stedelijk is. Er is meer vraag dan aanbod van woningen in stedelijke woonmileus. Het benutten van transformatielocaties voor het toevoegen van woningen voor starters, emty nesters en oudere senioren verhoogt de kwaliteit van het gebied. Bestaande woonwijken vragen om aandacht, met name in Emmen Oost en Zuid. Deze buurten hebben vaak een eenzijdige voorraad en gedateerde uitstraling. Ingrepen in de openbare ruimte, vernieuwing van de uitstraling van woningen (bij renovatie of verduurzaming) en transformatie van woningen of gebouwen kunnen deze buurten een impuls geven.

Een vergelijking tussen het huidige aanbod en de vraag gebaseerd op daadwerkelijke verhuisbewegingen in de afgelopen 5 jaar geeft een overschot aan eengezins koopwoningen en een tekort aan appartementen (in de vorm van meerdere woningen in 1 gebouw) of gelijkvloerse woningen. Onder 75-plussers is er een duidelijk tekort aan gelijkvloers en kleiner wonen (appartement of seniorenwoning). Een deel van deze doelgroep geeft aan in een rustige stadswijk te willen wonen en ca. 1/3e deel wil dorps wonen. De eerste groep zal meer interesse hebben in een appartement met lift in een kern met veel voorzieningen. De tweede groep in een kleine, gelijkvloerse vrijstaande woning in een dorp.

Er is veel vraag naar de woonmileus Woonwijk laagbouw en Dorps wonen. In deze woonmileus komen jaarlijks echter ook voldoende woningen vrij om de vraag op te vangen. Er is wel behoefte aan de ene kant meer stedelijke woonmilieus in de centrumgebieden en aan de andere kant meer landelijk wonen in het buitengebied. In totaal is de vraag redelijk gelijk verdeeld over vrijstaand/2^1-kap, rijwoningen en appartementen. De confrontatie van vraag en potentieel vrijkomend aanbod laat een overschot zien van vrijstaande en 2^1-kapwoningen en een tekort aan appartementen en seniorenwoningen. Het 'overschot' aan vrijstaande woningen wordt ingevuld door huishoudens van buiten de gemeente, het zijn met name kleine huishoudens 30-54 jaar en gezinnen die instromen.

In de Woonvisie 2022-2030 zijn meerdere kaders opgenomen, waar het voornemen aan voldoet. Zo geeft de gemeente prioriteit aan plannen voor herstructurering, tranformatie en inbreiding, voor plannen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en een aantrekkelijk en variërend woonmilieu en voor woningbouwplannen voor aandachtsgroepen (senioren, jongeren en starters).

De gewenste ontwikkeling van een appartementengebouw met 24 middeldure huurappartementen op deze locatie voorziet in een deel van de woonbehoefte van de gemeente Emmen, de stad Emmen en de wijk Angelslo. Er is sprake van een behoefte aan dit woningtype, aangezien er in zowel de gemeente als de woonwijk Angelslo sprake is van een overschot aan grondgebonden koopwoningen een gebrek aan appartementen. Aangezien sprake is van middeldure huurappartementen zijn deze qua prijssegment geschikt voor de doelgroep starters. Tevens is sprake van levensloopbestendige appartementen aangezien het appartementengebouw beschikt over een lift en de appartementen gelijkvloers zijn. Hierdoor zijn de appartmenten tevens geschikt voor de doelgroep senioren/ouderen, waarbij sprake is van een groot woningtekort in de gemeente Emmen.

De nieuwbouw van een appartementengebouw draagt bovendien bij aan de herstructurering van de naoorlogse wijk Angelslo. Dit aangezien een nieuwe invulling wordt gegeven aan een braakliggend perceel waarop een voormalig kerkgebouw is afgebrand. Er is sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, aangezien het perceel in de huidige situatie rommelig en verwilderd oogt. Het beoogde appartementengebouw is kwalitatief hoogwaardig en sluit qua uitstraling aan bij de omliggende woonbebouwing.

Geconcludeerd wordt dat er zowel kwalitatief als kwantitatief gezien een behoefte is aan de bouw van een appartementengebouw met 24 appartementen op deze locatie. Verder wordt verwezen naar de toetsing aan de Woonvisie 2022-2030 van de gemeente Emmen in paragraaf 2.3.2.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

2.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid     

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Algemeen     

Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste provinciale beleidsdocumenten betreffen de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.

2.2.2 Omgevingsvisie Drenthe 2018     

2.2.2.1 Algemeen     

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma's en plannen. Dat geldt op landsdelig niveau (zoals de Noordervisie, de Gebiedsagenda Noord-Nederland en het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)-agenda), op regionaal niveau (Regiovisie Groningen-Assen) en op provinciaal niveau (de Regionale Agenda's, het Regionaal Specifiek Pakket (RSP) en uitwerkingen van het collegeprogramma van gedeputeerde staten (GS) (bijvoorbeeld programma Klimaat en Energie). Deze programma's en plannen zijn medebepalend geweest bij het tot stand komen van de Omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan. Bestaande bestuurlijke afspraken zijn gerespecteerd.

De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 ingestemd met de Omgevingsvisie Drenthe 2018. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.

In de komende jaren zullen er provinciaal een vijftal belangrijke ontwikkelingen gaan spelen:

  • de demografische ontwikkeling;
  • de klimaatverandering;
  • de afname van de biodiversiteit;
  • de transitie naar een kennis- en netwerkeconomie;
  • de transitie naar een duurzame energievoorziening.

De belangrijkste opdracht tot 2030 is het vinden van een antwoord op de vraag hoe de provincie met deze ontwikkelingen moet omgaan. Daarnaast heeft de Provincie Drenthe diverse ambities en daarmee ook belangen. De basis hiervoor zijn de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Deze zijn aangevuld met een selectie onderwerpen die het meest effectief te beïnvloeden zijn op provinciaal niveau. De hierna opgenomen onderwerpen zijn in het kader van provinciaal beleid van belang.

2.2.2.2 Ruimtelijke kwaliteit     

Ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe worden gestimuleerd. Deze kwaliteit zit in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving. Hierbij wordt niet enkel gekeken naar de bovengrond, maar houdt ook rekening met de eigenschappen en functies van de ondergrond.

Er is evenwicht tussen stad en platteland, tussen rust en dynamiek, tussen historie en heden. Het landschap is rijk aan herinneringen aan vroegere bewoning, kent karakteristieke bebouwingspatronen en borgt hoge natuurwaarden. De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast zijn zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

De kernkwaliteiten die van provinciaal belang zijn, zijn aangegeven op de kaart "Kernkwaliteiten". De kernkwaliteiten die niet op de kaart zijn aangegeven, vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Voor het plangebied gelden de volgende kernkwaliteiten:

  • Landschap: Esdorpenlandschap;
  • Cultuurhistorie: Respecteren;
  • Archeologie: Generiek;
  • Aardkundige waarden: Beschermingsniveau: generiek, respecteren & de Hondsrug UNESCO global geopark.

2.2.2.3 Zorgvuldig ruimtegebruik     

Een belangrijk uitgangspunt van het Drentse omgevingsbeleid is om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. In paragraaf 4.3 van de Omgevingsvisie is dat principe nadrukkelijk verwoord. Het relatief bescheiden percentage bestaand stedelijk gebied in Drenthe is een van de aspecten die Drenthe maakt tot wat het is. Via dit hoofdstuk wordt daarom verankerd dat gemeenten de Ladder voor duurzame verstedelijking toepassen. Hierbij kunnen zij gebruik maken van de speciaal voor deze toepassing opgestelde Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking. Kort gezegd zorgt deze ervoor dat er niet nodeloos gebouwd wordt en inbreiding voor uitbreiding gaat en dat waar uitbreiding plaatsvindt dit in principe niet los van bestaande bebouwingsconcentraties gebeurt. De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast voor woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur. De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt tevens gehanteerd voor recreatie en toerisme en in de landbouwsector.

2.2.2.4 Thema: Wonen     

De Provincie Drenthe vindt het van provinciaal belang om te anticiperen op een veranderende bevolkingssamenstelling en de effecten hiervan op de leefomgeving en de woningmarkt. De demografische ontwikkelingen maken het nodig dat wordt geanticipeerd op een ouder wordende bevolking, toenemende vraag naar levensloopbestendig wonen en zorgwonen en een daling van het aantal huishoudens, in met name de buitengebieden. Deze ontwikkeling speelt nu al in Oost-Drenthe. Dit brengt met zich mee dat in kleine kernen en oudere stadswijken de leefbaarheid soms meer onder druk komt te staan, waardoor maatwerk noodzakelijk blijft.

In sommige regio's is sprake van een overschot aan woningen en plancapaciteit. Het moderniseren van de bestaande woningvoorraad gebeurt door sloop, waar nodig, zonder vervangende nieuwbouw of concentratie van nieuwe woningbouw in dorpen voor het in stand houden van voorzieningen. Dit is een centrale opgave, om samen met gemeenten op te pakken. Dorpen en steden moeten een adequate bovenlokale strategie hebben om zorgvuldig met deze onbalans om te kunnen gaan. Bijvoorbeeld door meer woningen te slopen dan terug te bouwen of woningen te realiseren nabij bestaande kernen en voorzieningen. Dit is een opgave die samen met gemeenten wordt opgepakt.

Over het anticiperen op bevolkingsdaling in Zuidoost-Drenthe zijn bestuursafspraken gemaakt. De ambities voor de woningmarkt worden nader uitgewerkt in de Drentse woningmarktstrategie. Daarnaast heeft de provincie subsidieregelingen om herstructurering van de woningvoorraad te stimuleren.

Er wordt ruimte geboden voor woningbouw ter vervanging van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen met de ruimte-voor-ruimteregeling. Dit onderwerp is ook vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening. Bij eventuele aantasting van de kernkwaliteiten wordt gestreefd naar compensatie. In overleg met gemeenten en andere partners wordt hier verder invulling aan gegeven.

2.2.2.5 Toetsing van het initiatief aan de 'Omgevingsvisie Drenthe 2018'     

In voorliggend geval is sprake van de herontwikkeling van een braakliggend terrein in Emmen door deze te transformeren naar een woningbouwlocatie met één appartementengebouw met daarin 24 appartementen. Er is sprake van een woningbouwontwikkeling op een inbreidingslocatie binnen de bebouwde kom van Emmen, waardoor de ontwikkeling die in lijn is met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 2.1.2.2 is het initiatief getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 2.3.2 wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid en dat de ontwikkeling past binnen de lokale woningbehoefte. Met betrekking tot de ter plaatse geldende kernkwaliteiten wordt opgemerkt dat deze ter plaatse van het plangebied niet meer duidelijk zichtbaar zijn, aangezien het gaat om een voormalig bebouwd perceel binnen de bebouwde kom, waardoor de oorspronkelijke kenmerken en waarden van de omgeving ter plaatse niet meer duidelijk herkenbaar zijn. Echter is bij de uitwerking van het plan rekening gehouden met de kernkwaliteiten die ter plaatse van toepassing zijn. Een en ander wordt tevens bevestigd in paragraaf 4.1 (Archeologie en monumenten). De gewenste ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve impact op de kernkwaliteiten die binnen het plangebied van toepassing zijn.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Drenthe 2018.

2.2.3 Provinciale omgevingsverordening     

2.2.3.1 Algemeen     

De Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is een belangrijk instrument om het omgevingsbeleid, zoals dat is opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe, uit te voeren. Omdat de Omgevingsvisie in 2018 is geactualiseerd, is het ook noodzakelijk de POV te actualiseren. Het actualiseren van de Omgevingsverordening is erop gericht om de rollen die de Omgevingsverordening vervult bij de uitwerking van het omgevingsbeleid te staven, te waarborgen en (waar nodig) te verbeteren. Deze aanpassingen zijn uiteindelijk zodanig ingrijpend en omvangrijk geworden, dat is besloten om niet te werken met een wijzigingstranche, maar de Omgevingsverordening in zijn geheel opnieuw vast te stellen. Provinciale staten hebben de Omgevingsverordening Drenthe op 3 oktober 2018 vastgesteld.

In voorliggend geval is met name artikel 2.17 (woningbouw) uit de Provinciale Omgevingsverordening relevant.

2.2.3.2 Woningbouw     

In artikel 2.17 van de Omgevingsverordening staan regels opgesomd die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder woningbouw binnen de provincie is toegestaan. Hierna worden de regels aangehaald:

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:

  1. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
  2. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
  3. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
  4. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
  5. geeft een lange termijn beeld.

2.2.3.3 Toetsing van het initiatief aan de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe     

De voorgenomen ontwikkeling voorziet zowel kwantitatief als kwalitatief gezien in woningen waar in Emmen behoefte aan is. Voor een nadere onderbouwing van het vorenstaande wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2,. Hier wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het actuele gemeentelijke woonbeleid (de woonvisie) en wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.17 en de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018.

2.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid     

De gewenste ontwikkeling is in overeenstemming met het relevante provinciale beleid van de provincie Drenthe.

2.3 Gemeentelijk beleid     

2.3.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef     

2.3.1.1 Algemeen     

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In voorliggend geval is het thema 'Wonen' van belang.

2.3.1.2 Wonen     

Emmen zet in op aantrekkelijke, sterk gevarieerde woonmilieus. Variatie is nodig om verschillende doelgroepen aan Emmen te binden. Aan de ene kant is het woonbeleid bedoeld om inwoners van passende behuizing te voorzien en hen een aantrekkelijk woningaanbod te bieden om hen vast te houden. Continue aanpassing van het aanbod aan de veranderende woningvraag is geboden.

De opgave ligt er om de woningvoorraad in lijn te brengen en te houden met de woonwensen van huidige én toekomstige inwoners. Dit betekent:

  • meer levensloopbestendige woningen: bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de kern van het dorp. Zo wordt tegemoet gekomen aan de toenemende behoefte naar wonen met zorg en welzijnsdiensten;
  • meer ruimte voor bouwkavels: zo wordt tegemoet gekomen aan de wens van inwoners om zelf de regie in handen te hebben bij het creëren van hun woon- en leefomgeving;
  • realisatie van nieuwe dorpse en landelijke woonmilieus in combinatie met investeringen in het landschap om de kwaliteit van wonen en leven een impuls te geven en een concurrerend woonmilieu te bieden.

2.3.1.3 Toetsing van het initiatief aan de 'Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef     

De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van de realisatie van één appartementengebouw met daarin 24 appartementen op een perceel in de woonwijk Angelslo in Emmen. Hiermee wordt een duurzame vervolgfunctie gegeven aan een braakliggend terrein in binnenstedelijk gebied. Tevens wordt hierdoor een ruimtelijke kwaliteitswinst behaald, aangezien het perceel momenteel verwilderd oogt. In het appartementengebouw bevindt zich een lift. Ook zijn de te realiseren appartementen zijn gelijkvloers en daarmee levensloopbestendig. Dit type woning sluit aan bij de woonwensen van verschillende doelgroepen, zoals starters of ouderen.

Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met de 'Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef'.

2.3.2 "BuitengeWoon Thuis in Emmen" Woonvisie 2022-2030     

2.3.2.1 Algemeen     

De Woonvisie "BuitengeWoon Thuis in Emmen" maakt een koerswijziging ten opzichte van de vorige woonvisie. De gemeente Emmen is geen krimpregio meer en sluit de woningmarkt aan bij de actuele woonwensen. De ambitie is om te bouwen aan een divers woningaanbod, herstructurering op te starten in meerdere gebieden, te focussen op het toevoegen van senior- en starterswoningen en om 4.000 woningen te bouwen in de periode van 2022-2030. Daarbij wordt gefocust op leefbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, wonen & zorg, en duurzaamheid van de woningvoorraad en woonomgeving.

De visie luidt als volgt: "de gemeente Emmen biedt een gevarieerde woonomgeving en beschikt over een breed, duurzaam aanbod van woningen in diverse prijsklassen, in alle kernen. Het aanbod sluit aan bij de behoeften en financiële mogelijkheden van de huidige en toekomstige bewoners."

Daarbij heeft de gemeente Emmen de volgende ambities:

  1. Emmen draagt zorg voor een aantrekkelijke, leefbare woonomgeving waar iedereen zich thuis voelt en zichzelf naar vermogen kan redden;
  2. Emmen geeft ruimte aan vernieuwende woonconcepten;
  3. Emmen versterkt haar groene omgeving, zet in op een duurzaam woon- en leefklimaat en een toekomstbestendige woningvoorraad.

2.3.2.2 Trends en ontwikkelingen     

In samenwerking met de corporaties en huurdersorganisaties heeft de gemeente Emmen in 2020 een woningmarktonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek toont aan wat de huidige woonbehoefte is en geeft de richting aan waarin de woningvraag zich ontwikkelt tot 2030.

Uit het woningmarktonderzoek blijkt dat het aantal huishoudens tot 2030 toe met ongeveer 1.500 huishoudens door gezinsverdunning. Een van de oorzaken is de afname van de gemiddelde huishoudensgrootte tot iets meer dan 2 personen. Ook neemt het aandeel huishoudens met een leeftijd van 75 jaar of ouder toe en er komt een grotere vraag naar sociale huurwoningen vanuit senioren. Daarnaast hebben externe ontwikkelingen, zoals landelijke krapte op de woningmarkt, ook invloed op het inwonertal. Dit is moeilijk te voorspellen.

Het aandeel 75-plussers in de gemeente zal toenemen. Omdat de gemeente Emmen deze groep inwoners passend wil huisvesten, is het zaak om levensloopbestendige woningen te bouwen. Dit zal ook doorstroming stimuleren, waardoor woningen beschikbaar komen voor starters.

De meeste verhuisbewegingen vinden plaats binnen de gemeente Emmen, de regio en daarna Noord-Nederland en de rest van Nederland. In onderstaande tabel is te zien hoe het aantal vestigers is verdeeld over de verschillende gebieden, gemiddeld gezien over de jaren 2014-2018.

verplicht

De beleving van veel mensen is dat er op dit moment (2020-2021) veel mensen vanuit het westen naar de gemeente verhuizen. Dit aantal is echter al meerdere jaren ongeveer even hoog: het zijn zo’n 600 vestigers, die zes procent uitmaken van het totale aantal vestigers. Ook in 2021 ligt dit aantal even hoog. Er is dus geen sprake van een toename.

2.3.2.3 Kwalitatieve en kwantitatieve woonbehoefte     

Op basis van de woonwensen van de inwoners van de gemeente Emmen en de toekomstige vraag naar woningen op basis van de verwachte huishoudensontwikkelingen, ontstaat er een beeld van de gewenste woningvoorraad in 2030. Dit beeld laat zien hoeveel woningen er extra nodig zijn en ook naar welke woningtypen vooral vraag is ten opzichte van de huidige woonvoorraad. Deze “mismatch” ontstaat als niet wordt ingegrepen in de huidige woningvoorraad. In onderstaande grafiek is de verwachte “mismatch” in 2030 weergegeven.

verplicht

* Het gemiddelde van de aantal mismatch woningen is hier gegeven.

Om de missie in relatie tot de beschikbaarheid van voldoende passende woningen en vernieuwende woonconcepten te behalen, werkt de gemeente Emmen de komende jaren voor alle wijken en dorpen vanuit de volgende vier uitgangspunten:

  1. Het aanbieden van een grotere diversiteit aan woningen in de wijken en dorpen;

    In een aantal wijken en dorpen is er sprake van een grote eenzijdigheid van woningen. Meestal gaat het hierbij om veel van hetzelfde type eengezinswoningen. Deze eenzijdigheid wil de gemeente doorbreken door andere woningtypen toe te voegen. Het kan gaan om het toevoegen van andere woningen in de traditionele bouw zoals grotere, luxere woningen en kleinere woningen voor bijvoorbeeld starters of senioren.
  2. Herstructurering van oudere woonbuurten;

    Om de grotere diversiteit van het woningaanbod te bereiken en de eenzijdigheid te doorbreken, is op sommige plekken herstructurering nodig. Er zijn in de wijken en dorpen veel woonbuurten die inmiddels 50 jaar of ouder zijn. Een deel van de woningen, en het openbaar gebied, in deze woonbuurten zijn niet meer toekomstbestendig. Daarom is op veel plekken een verbeteringsslag nodig.
  3. Ontwikkelen van diverse seniorgeschikte woningen en starterswoningen;

    Senioren (65-plussers) maken een steeds groter deel uit van onze bevolking. Uit het woningmarktonderzoek is gebleken dat er een tekort is aan passende woningen voor deze groep. Ook is het van belang om geen woningen te bouwen die alleen aantrekkelijk zijn voor senioren, omdat op lange termijn het aandeel senioren weer gaat afnemen volgens de bevolkingsprognoses. De seniorenwoningen die worden gebouwd, moeten daarom ook aantrekkelijk zijn voor andere doelgroepen.
  4. Een groei van 4.000 woningen tot 2030.

    Er is op dit moment sprake van een woningtekort. De autonome groei bestaat tot 2030 uit 1.500 woningen. Daarbovenop heeft de gemeente een extra ambitie van vijf procent groei van de woningvoorraad. In totaal komen we hiermee op een ambitie 4.000 extra woningen te bouwen tot 2030. Dit bestaat uit zowel koopwoningen als uit huurwoningen. Uit het woningmarktonderzoek is namelijk gebleken dat er een toenemende vraag is naar sociale- en middenhuurwoningen. Daarom stimuleren we ook een groei van 5% in sociale- en middenhuurwoningen.

Om te zorgen dat gebouwd wordt waar daadwerkelijk behoefte aan is, wordt voor het totaal aan 4.000 woningen gestreefd naar de volgende doelgroepenverdeling bij de bouw van woningen:

  • 30% diverse seniorgeschikte woningen;
  • 30% woningen voor starters en 1- en 2-persoonshuishoudens;
  • 15% alternatieve woonvormen;
  • 25% gezinswoningen.

Om de leefbaarheid van de woonomgeving te verbeteren wil de gemeente Emmen inzetten op de bouw van meer diversiteit in de woningvoorraad en het toevoegen van nieuwe, alternatieve woonvormen. Ook wordt onder andere ingezet op het realiseren van ontmoetingsplekken, herstructurering en gebiedsontwikkeling in verouderde woonbuurten, fysieke en sociale veiligheid en een leefomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag.

2.3.2.4 Emmen stad en wijk Angelslo     

Emmen is de grootste plaats in de gemeente en heeft een regiofunctie door het grote aanbod aan voorzieningen. Om de voorzieningen te behouden en hun positie te versterken zijn extra huishoudens en woningen nodig.

In onderstaande tabel is de indicatieve toevoeging aan de woningvoorraad op gebiedsniveau van 2021-2030 weergegeven. Zoals te zien zijn voor de stad Emmen tot 2030 in totaal 2.300 extra woningen nodig.

verplicht

In de naoorlogse wijken is de woningvoorraad verouderd en eenzijdig. In samenwerking met de corporaties wordt ingezet op sloop-nieuwbouw, renovatie, verduurzaming en het levensloopbestendig maken van woningen. Omdat corporaties afgelopen decennia veel bezit hebben verkocht, is sloop-nieuwbouw maar beperkt haalbaar. Wat nieuwbouw betreft wordt voorkeur gegeven aan inbreiding. Er zijn nog locaties binnen wijken waar woningen toegevoegd kunnen worden, waaronder transformatie locaties zoals leegstaande winkels, kantoren en scholen.

De totale groei van 2.300 woningen is als volgt over Emmen verdeeld:

verplicht

Specifiek voor de wijk Angelslo wordt gestreefd naar herstructurering. Het doel is om twintig procent minder gezinsrijwoningen toe te voegen en andere woningtypen aan de wijk toe te voegen. Ook wordt gestreefd naar een lichte stijging van het aantal huishoudens en een meer diverse mix van doelgroepen.

2.3.2.5 Toetsing van het initiatief aan de 'Woonvisie 2022-2030'     

In voorliggend geval is sprake van een woningbouwontwikkeling in de woonwijk Angelslo, in Emmen stad. Er wordt een appartementengebouw met 24 middeldure huurappartementen, geschikt voor zowel de doelgroepen starters en senioren, gerealiseerd. Hierbij wordt een duurzame vervolgfunctie gegeven aan een terrein dat al jaren braakligt vanwege het afbranden van het kerkgebouw op de locatie. Er is dan ook sprake van een woningbouwontwikkeling op een inbreidingslocatie in de wijk Angelslo.

De nieuwbouw van een appartementengebouw draagt bij aan de herstructurering van de naoorlogse wijk Angelslo. Dit aangezien een nieuwe invulling wordt gegeven aan een braakliggend perceel. Er is sprake van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, aangezien het perceel in de huidige situatie rommelig en verwilderd oogt. Het beoogde appartementengebouw is kwalitatief hoogwaardig en sluit qua uitstraling aan bij de omliggende woonbebouwing. Bovendien wordt met de voorgenomen ontwikkeling bijgedragen aan het toevoegen van andere woningtypen dan gezinsrijwoningen. Er worden woningen gebouwd voor een meer diverse mix van doelgroepen, waaronder starters en senioren. De appartementen zijn gelijkvloers en het gebouw beschikt over een lift, waardoor sprake is van levensloopbestendige appartementen die geschikt zijn voor de doelgroep ouderen. Aangezien de appartementen verhuurd worden in het middeldure prijssegment zijn de appartementen tevens geschikt voor de doelgroep starters. Hiermee wordt aangesloten bij de doelen uit de woonvisie om een grotere diversiteit aan woningen aan te bieden en om starters- en seniorenwoningen toe te voegen.

De gewenste realisatie van 24 appartementen past binnen de woonbehoefte van in totaal 4.000 woningen in de gemeente Emmen en, meer specifiek, 2.300 woningen in Emmen stad en 650 - 800 woningen in de naoorlogse wijken zoals Angelslo. Hiermee wordt voorzien in een deel van de woonbehoefte. Tevens wordt een specifiek woningtype gebouwd waaraan een tekort is in de gemeente Emmen, namelijk huurappartementen.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling zowel kwantitatief als kwalitatief in overeenstemming is met de Woonvisie 2022-2030 van de gemeente Emmen.

2.3.3 Masterplan Angelslo (2007)     

2.3.3.1 Algemeen     

Angelslo is een bijzondere wijk uit de jaren zestig met een bijzondere cultuur-historische waarde. Langzamerhand veroudert de wijk en is het van belang een toekomstperspectief op te stellen om de wijk vitaal en de woonkwaliteit op peil te houden, met behoud van de bijzondere cultuur-historische waarde. Daarvoor is een ontwikkelingsstrategie nodig, vastgelegd in een Masterplan.

Het Masterplan biedt een ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor Angelslo, uitgaande van het actuele programma, de gewenste kwaliteit en de bijzondere stedenbouwkundige opzet van de wijk.

Het Masterplan is bedoeld als ruimtelijk-stedenbouwkundig kader voor de vragen en ontwikkelingen die de komende periode hun beslag krijgen. Daarbij moeten de lopende planontwikkelingen op een logische wijze worden ingepast, zodat het Masterplan getuigt van een samenhangende visie op de toekomst van deze bijzondere wijk.

Het Masterplan heeft verschillende uitwerkingsniveaus, variërend van beleidsmatige aanbevelingen tot stedenbouwkundige randvoorwaarden voor bouwplannen en inrichtingsplannen. Dit verschil hangt samen met de verschillende opgaven die in het Masterplan zijn samengebracht: beheer en verbetering van de bestaande situatie enerzijds, (her)ontwikkeling van enkele specifieke locaties anderzijds.

2.3.3.2 Cluster 5     

In cluster 5 speelt de herontwikkeling van twee locaties, namelijk de Angeluskerk-locatie en de Aldilocatie. Voor deze locaties is de wenselijke ontwikkelingsrichting aangegeven.

Beide locaties maken onderdeel uit van de centrale zone rond de Statenweg, zoals voorzien in het oorspronkelijke plan voor Angelslo. De Angeluskerk ligt, net als de Voorhof, op een markante plek in een knik van de Statenweg. De locatie ligt aan de open ruimte langs de Veldlaan, aan het begin van de woonbuurt. Deze ruimte wordt gedomineerd door een hoog woongebouw, dat de entree van de woonbuurt markeert.

De open ruimte aan de Veldlaan blijft gehandhaafd. De invulling van de locaties treedt niet buiten de huidige eigendomsgrenzen. Binnen deze ‘voorzichtige’ benadering zijn de aanwezige bomen, waaronder enkele eiken van oude houtwallen, goed in te passen.

De wegenstructuur blijft ongewijzigd. Bij de Angeluskerk-locatie wordt op eigen terrein geparkeerd.

2.3.3.3 Algemene randvoorwaarden voor deelprojecten     

Inrichting openbaar gebied

Het openbaar gebied is het samenbindend element tussen de verschillende deelprojecten en tussen de nieuwe projecten en de bestaande omgeving. Het is wenselijk dat de inrichting van deze samenbindende openbare ruimte een continue beeld laat zien. Dit betekent continuïteit van straatprofielen, boomstructuren, materiaalkeuzen, principedetailleringen enzovoorts.

Overgangen

De overgangen tussen openbaar gebied en gebouwen moeten zorgvuldig worden ontworpen. Gebouwen zijn georiënteerd op de openbare ruimte, ‘achterkanten’ of ‘blinde muren’, moeten worden voorkomen. De openbare gebouwen hebben een duidelijke relatie met het maaiveld door grote gevelopeningen op de begane grond en heldere royale entreepartijen. In de groenstroken is de overgang naar de bebouwing direct: gebouwen staan met hun voeten in het groen.

Architectuur

Kenmerkend voor de bebouwingsopzet van Angelslo is de Emmense orthogonale structuur waarbij alle gebouwen in dezelfde richting staan en opgebouwd zijn uit rechte bouwmassa's. De gebouwen staan hierbij of oost-west of noord-zuid georiënteerd. Deze richtingen worden in alle deelprojecten overgenomen: alle gebouwen kennen slechts twee vaste bebouwingsrichtingen, die loodrecht op elkaar staan.

De architectuur moet passen bij de architectuur van Angelslo. De opzet van de bouwmassa en de compositie van de gevels is helder en eenvoudig, met voldoende geleding. Ritmiek en herhaling zijn verijkt met ruimhartige gevelopeningen en buitenruimten. De woongebouwen hebben een heldere vorm en zijn plat afgedekt . Daarom zijn galerijen, trappenhuizen en bij voorkeur ook buitenruimten in de bouwmassa opgenomen. Het materiaal- en kleurgebruik is terughoudend en ondersteunt de architectonische hoofdopzet. Eenheid in materiaalgebruik is een eenvoudig middel om samenhang tussen verschillende deelprojecten tot stand te brengen.

2.3.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Masterplan Angelslo     

Voorliggend initiatief betreft de herontwikkeling van de Angeluskerk-locatie naar woningbouwlocatie. Hiermee wordt een nieuwe invulling gegeven aan een braakliggende locatie in de woonwijk Angelslo. De uitgangspunten uit het Masterplan en de andere recentere beleidsdocumenten worden gebruikt bij het opstellen van het ontwerp van de locatie. Zo blijft de oude houtwal aan de westzijde van het plangebied behouden. Ook blijft de wegenstructuur ongewijzigd en wordt op eigen terrein geparkeerd.

Voor de Angeluskerk-locatie werd in het Masterplan uit 2007 gedacht aan acht vrijstaande woningen. Echter is uit recente bevolkingsontwikkelingen en ontwikkelingen op de woningmarkt gebleken dat de bouw van extra grondgebonden woningen (zoals vrijstaande woningen) minder wenselijk is. Er is momenteel en in de toekomst een grote behoefte aan levensloopbestendige appartementen voor de doelgroep senioren (en starters). Dit veranderde beleid met oa een andere woningbehoefte is verwoord in de recentere beleidsdocumenten; in de Woonvisie in paragraaf 2.3.2 en de Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo in paragraaf 2.3.4. Ook wordt momenteel de Stedenbouwkundige Structuurvisie Angelslo gemaakt. Deze visie is oa een nadere uitwerking van deze beleidsdocumenten. Het voorgestelde appartementencomplex past ook in deze concept-visie. Om op deze nieuwe ontwikkelingen aan te sluiten bestaat het voornemen om een appartementengebouw met 24 levensloopbestendige huurappartementen te realiseren.

De algemene randvoorwaarden, waaronder de inrichting van het openbaar gebied, overgangen en de architectuur worden in acht genomen bij het ontwerp van het gewenste appartementengebouw en de inrichting van de locatie. Geconcludeerd wordt dat de gewenste ontwikkeling in overeenstemming is met het Masterplan Angelslo.

2.3.4 Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo (2019)     

2.3.4.1 Algemeen     

Emmen wil een gemeente zijn en blijven waar mensen zich thuis voelen. Dit vraagt om een gevarieerd woningaanbod in een aantrekkelijke omgeving. In de woonvisie is beschreven dat de ambities en doelstellingen op het niveau van dorpen en wijken doorvertaald worden in woon- en leefbaarheidsvisies (hierna WLV). De 'Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo' uit 2019 is de doorvertaling hiervan voor de wijk Angelslo.

Angelslo is één van de kenmerkende (naoorlogse) wederopbouwwijken van Emmen. De jaren na de Tweede Wereldoorlog is de bevolking van Nederland snel gegroeid. Nu er sprake is van een afnemend aantal inwoners en een andere bevolkingssamenstelling (vergrijzing, kleinere huishoudens) is het van belang om te kijken wat dit voor Angelslo betekent. De WLV voor Angelslo gaat daarom in op de volgende vragen:

  • Hoe verhouden vraag en aanbod in de woningvoorraad van Angelslo zich tot de (demografische) ontwikkelingen?
  • Hoe wordt de leefbaarheid in Angelslo nu beoordeeld? En wat is er nodig om ervoor te zorgen dat Angelslo in de toekomst een leefbare wijk is waar inwoners prettig wonen?
  • Hoe kunnen de kwaliteiten die de wijk heeft, gebruikt worden om opgaven op te lossen?

2.3.4.2 Woningvooraad     

Sinds 2009 is het aantal inwoners van de gemeente Emmen langzaam aan het afnemen, dit is ook zichtbaar in Angelslo. Er is sprake van een kleine afname van het aantal inwoners van de wijk, maar het beeld is redelijk stabiel. Het aantal huishoudens in Angelslo neemt echter juist toe, vanwege de steeds kleiner wordende huishoudens, waarbij meer dan 70% van de huishoudens uit één of twee personen bestaat. Daarnaast neemt de vergrijzing toe. Er zijn steeds meer oudere mensen in de wijk. In Angelslo wonen meer jongeren en ouderen dan gemiddeld in Emmen. Ook is met name het percentage eenpersoonshuishoudens fors hoger dan het gemiddelde van Emmen en is in de afgelopen vier jaar verder toegenomen naar 42,5%. Ook ligt het gemiddelde inkomen van huishoudens in Angelslo lager dan gemiddeld in Emmen.

De woningvoorraad sluit hier onvoldoende op aan. Een groot deel van de voorraad bestaat uit (gedateerde) grondgebonden eengezinswoningen waarvan het overgrote deel rijwoningen (hoek- en tussenwoningen) zijn. Iets meer dan een kwart van de voorraad betreft appartementen.

Er zijn in de wijk Angelslo enkele locaties waar nieuwe woningen gebouwd kunnen worden of die anders ingevuld/ontwikkeld kunnen worden. Een voorbeeld is de kerklocatie van de Angeluskerk op de kruising met de Statenweg, Veldlaan en Leemkoelen. De kerk is jaren geleden afgebrand en de locatie is nooit herontwikkeld.

Voor het beoordelen van de woningbouwplannen wordt door de gemeente Emmen gebruik gemaakt van een kwalitatief toetsingskader waarbij potentiële woningbouwlocaties worden beoordeeld op de bijdrage aan de meerjarige termijn doelen van de woonvisie (zie paragraaf 2.3.2).

2.3.4.3 Leefbaarheid en opgaven     

Inwoners waarderen de wijk om haar ruimtelijke opzet en het vele openbaar groen, de bereikbaarheid en de ligging nabij voorzieningen, maar zien ook dat slijtage en verloedering optreedt. Een stevige opknapbeurt is nodig. Specifiek voor de woningvoorraad is een grote opgave voor het verduurzamen van woningen, het aanbrengen van een grotere diversiteit in het woningaanbod die beter aansluit bij de huidige woningvraag, en het oplossen van gebrekkig onderhoud.

Samenvattend wordt gesteld dat de woningvoorraad niet voldoet aan de bevolkingssamenstelling en ontwikkeling. Een gedateerde (ook op energetisch gebied) woningvoorraad die bestaat uit soms slecht onderhouden woningen die past niet meer bij de toekomstige vraag. Dit in relatie tot een bevolking die weinig inkomen heeft, in aantal afneemt, vergrijst en in toenemende mate bestaat uit eenpersoonshuishoudens.

2.3.4.4 Visie 2030     

De visie voor Angelslo voor 2030 is dat het energiegebruik van de hele woningvoorraad in Angelslo gehalveerd is ten opzichte van 2014 (toen bedroeg het energiegebruik ongeveer 220 TJ4). De woningen in Angelslo worden niet meer verwarmd met aardgas maar met een energieneutraal alternatief. De woningen zijn energiezuiniger gemaakt en produceren zelf zoveel mogelijk de stroom die in de woning verbruikt wordt.

In 2030 is de samenstelling van de woningvoorraad zodanig dat deze geschikt (gemaakt) is voor inwoners in alle levensfases, met en zonder beperking en in alle inkomensgroepen. Voor woningeigenaren met een laag inkomen zijn er betaalbare oplossingen om hun eigen woning aan te passen. Nieuwbouwwoningen zijn passend bij de veranderende vraag (voornamelijk voor senioren in/en 1-2-persoonshuishoudens).

2.3.4.5 Toetsing van het initiatief aan de Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo     

In voorliggend geval vindt een woningbouwontwikkeling plaats op een locatie die concreet wordt benoemd als mogelijke woningbouwlocatie in de Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo, namelijk de kerklocatie van de Angeluskerk op de kruising met de Statenweg, Veldlaan en Leemkoelen. Met voorliggend initiatief wordt een nieuwe invulling aan deze braakliggende locatie gegeven door ter plaatse een nieuw appartementengebouw met 24 levensloopbestendige huurappartementen te realiseren.

Deze ontwikkeling draagt bij aan bij de visie om de woningvoorraad van Angelslo aan te laten sluiten bij de veranderende vraag, waarbij met name een toename nodig is aan woningen geschikt voor senioren en één- of tweepersoonshuishoudens. De gewenste appartementen zijn gelijkvloers en het appartementengebouw beschikt over een lift. Hierdoor zijn de appartementen levensloopbestendig en geschikt voor de doelgroep senioren. Ook is sprake van middeldure huurappartementen die geschikt zijn voor één- of tweepersoonshuishoudens. De nieuwe appartementen worden niet op het gasnet aangesloten. Ook wordt de bestaande waardevolle groenstrook aan de westzijde van het plangebied behouden.

Kortom wordt met voorliggend initiatief aangesloten bij de ambitie om de woningvoorraad beter te laten aansluiten bij de bevolkingssamenstelling. Het initiatief is in overeenstemming met de doelen van de Woon- en leefbaarheidsvisie Angelslo.

2.3.5 Integrale parkeervisie 2017     

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010.

De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip “voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.

Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen is in de parkeervisie de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad. Uitgangspunt blijft in beginsel voldoende parkeerruimte op eigen terrein. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte, waarvoor aan de gemeente een afkoopsom wordt betaald. Vervolgens is er een paraplubestemmingsplan parkeren opgesteld (vastgesteld op 26 april 2018) voor het grondgebied van de gehele gemeente Emmen.

Bij elke woning zal ruimte zijn voor het parkeren van 1,4 auto’s op eigen terrein zoals de gemeente als voorwaarde hanteert. In paragraaf 3.5.2.3 wordt nader ingegaan op de parkeerbehoefte van de appartementen.

2.3.6 Welstandsnota gemeente Emmen 2016     

2.3.6.1 Algemeen     

In het belang van de kwaliteit van de woon-, leef- en werkomgeving is aan de gemeente de wettelijke taak toebedeeld om te zorgen voor een goede omgevingskwaliteit: een omgeving die veilig, gezond en aantrekkelijk is. Dat is in het belang van de burgers. Een goede omgevingskwaliteit voorkomt verloedering en daarmee waardeverlies van gebouwen. In die taak beschikt de gemeente over veel instrumenten, waarvan er één specifiek bedoeld is voor het uiterlijk van bouwwerken, namelijk het welstandsbeleid. Er is geen ander instrument waarmee een gemeente invloed kan uitoefenen op de architectuur, de gebruikte materialen, de kleuren van het bouwwerk en dergelijke. Met het gemeentelijke welstandsbeleid wordt zowel het uiterlijk van nieuwe gebouwen beïnvloed, als de verbouwingen van bestaande bouwwerken.

Het plangebied ligt in de woonwijk Angelslo in Emmen, waar het ambitieniveau 'welstandsluw' van toepassing is.

2.3.6.2 Angelslo     

De woonwijk Angelslo kent van oorsprong vijf buurten, drie aan de noordkant en twee aan de zuidkant. Tussen de buurten liggen de grote groenzones. Later is aan de oostzijde een zesde wijk toegevoegd. De wijk kenmerkt zich door het modernistische beginsel van de scheiding van functies. De wijk is via een hiërarchisch systeem van wegen, paden en groenstructuren opgebouwd. De hoofdader is de Statenweg met daaraan het winkelcentrum. Een deel van de woonblokken is met de voorzijde naar de woonstraat gesitueerd. Een ander deel van de woonblokken is met de zijgevel naar de woonstraat gesitueerd. Deze woonblokken grenzen met de voorzijde aan de (autovrije) woonpaden en de groene pleinen. De woonblokken zijn plat afgedekt. De hoge ensemblewaarde, tot uiting komend in sterk repeterende architectuur en de specifieke situering in combinatie met het groen, is van belang bij nieuwe ontwikkelingen.

2.3.6.3 Niveau welstandsluw     

Het niveau welstandsluw betreft gebieden, gebouwen, complexen, bouwblokken (ensembles) en bouwwerken waar de gemeente een minder hoge ambitie heeft dan voor de beeldbepalende panden en gebieden (niveau hoog). Met name de stedenbouwkundige samenhang is in deze gebieden van belang. Criteria zijn erop gericht om de hoofdvorm en het gevelbeeld van een gebouw of blok zo veel mogelijk in tact te laten of op de omgeving aan te laten sluiten. Ingrepen worden beoordeeld in relatie tot de naastliggende bebouwing. Het beleid is op hoofdzaken gericht en niet op details.

Om aan het beleid te voldoen, voegt het gebouw zich naar de kenmerken van de omgeving. Deze criteria gaan uit van de meest voorkomende situaties. Voor bijzondere gevallen is het mogelijk om de algemene criteria te gebruiken. In dit geval zal op overtuigende wijze aan de algemene criteria moeten worden voldaan. Bij de welstandstoets van een regulier bouwplan zijn de volgende criteria van belang. Ten behoeve van de welstandstoets van een regulier bouwplan zijn in de welstandsnota criteria opgenomen.

2.3.6.4 Toetsing van het initiatief aan de Welstandnota     

Bij de uitwerking van de voorgenomen ontwikkeling is aangesloten op de eisen uit het gemeentelijke welstandsbeleid. Bij de concrete aanvraag omgevingsvergunning bouwen zal het project tevens worden getoetst aan de geldende welstandscriteria uit het welstandsbeleid.

2.3.7 Erfgoednota Emmen 2017-2022     

2.3.7.1 Algemeen     

Op 4 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de Erfgoednota 2017-2022 vastgesteld. Met de Erfgoednota geeft de gemeente Emmen uitdrukking aan het belang dat cultuurhistorie voor de samenleving inhoudt. In de Erfgoednota benoemt de gemeente Emmen haar ambities ten aanzien van het benutten van de kansen en kwaliteiten van haar erfgoed. De gemeente Emmen herkent de krachtige stimulans die het erfgoed voor de gemeenschap in cultureel, sociaal-maatschappelijk, economisch en ruimtelijk opzicht kan bieden. Met het vaststellen van de erfgoednota wordt de betekenis van het erfgoed duurzaam verankerd in ieders denken en doen. De inspanningen die de gemeente Emmen verricht, hebben ook een wettelijke grondslag: de Erfgoedwet, de Archiefwet en de Omgevingswet verplichten gemeenten hun cultuurhistorische potentie te inventariseren en de omgang hiermee in ruimtelijke plannen op te nemen.

Onder de term cultuurhistorie wordt verstaan:

  • Archeologie: alle sporen en vondsten uit het verleden.
  • Historische stedenbouw en bouwkunst: gebouwen met een historische of architectonische betekenis, bezien in de context van dorp- en wijkstructuren.
  • Historische geografie: het landschap dat door de eeuwen heen door de mens in cultuur is gebracht en naar zijn hand is gezet.
  • Historische archieven en museale collecties als bron voor het doen van onderzoek naar de geschiedenis van Emmen en haar bewoners.

Dit is het materiele erfgoed. Daarnaast vertegenwoordigen:

  • Tradities en plekken met verhalen het immateriële erfgoed.

Bepaalde objecten en plekken hebben een hoge waarde en zijn ingedeeld binnen de beleidskeuze 'respecteren en rekening mee houden'.

In de Erfgoednota staan drie beleidskeuzes beschreven voor monumenten en structuren en plekken met een hoge cultuurhistorische waarde:

  1. Beschermen geldt voor gebouwde monumenten, monumentale bomen en beschermde dorpsgezichten. Deze elementen zijn beschermd volgens de Erfgoedwet en de provinciale en gemeentelijke verordeningen.
  2. Herkenbaar houden geldt voor ensembles en structuren met een hoge cultuurhistorische waarde. Bij ontwikkelingen wordt er ingespeeld op de cultuurhistorische kwaliteiten van een structuur of ensemble en wordt gelet op het herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang.  
  3. Respecteren en rekeninghouden geldt voor gebouwen en plekken die de gemeente en inwoners samen hebben aangewezen. Bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) wordt de cultuurhistorische waarde van het element waar mogelijk behouden en versterkt.

2.3.7.2 Toetsing van het initiatief aan de Erfgoednota 2017-2022     

In afbeelding 2.1 is een uitsnede van de Erfgoedbeleidskaart van de gemeente Emmen weergegeven, waarin het plangebied indicatief is aangeduid met een blauwe ster.

verplicht
Afbeelding 2.1 Uitsnede Erfgoedbeleidskaart (Bron: gemeente Emmen)

Zoals te zien in de Erfgoedbeleidskaart ligt het plangebied in een gebied met een historische bouwkunde van na 1940. Dit is een stedenbouwkundig gebied met een hoge cultuurhistorische waarde. Voor dergelijke gebieden geldt de beleidskeuze/-maatregel 'Herkenbaar houden'. Dit houdt in dat de historische en ruimtelijke structuur en samenhang herkenbaar gehouden moeten worden. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de stedenbouwkundige structuur van de omgeving (de woonwijk Angelslo). Kenmerkend voor de bebouwingsopzet van Angelslo is de Emmense orthogonale structuur waarbij alle gebouwen in dezelfde richting staan en opgebouwd zijn uit rechte bouwmassa's. De gebouwen staan hierbij of oost-west of noord-zuid georiënteerd. De nieuwe bebouwing binnen het plangebied sluit aan bij deze orthogonale structuur door het appartementengebouw uit te voeren als rechte bouwmassa.

Bovendien is in de woonwijk Angelslo sprake van een grote hoeveelheid groen. Binnen en nabij het plangebied staan een aantal waardevolle bomen. Deze bomen dienen te worden beschermd. Hiermee is rekening gehouden met het uitwerken van het plan. De te beschermen bomen die zijn weergegeven op de Erfgoedbeleidskaart zullen allen behouden blijven bij de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien wordt minimaal 1,5 meter afstand gehouden tussen het nieuwe appartementengebouw en de boomkroonprojectie. Op deze manier wordt de waardevolle groenstructuur zo veel mogelijk behouden en wordt het gebouw ingepast in de groene omgeving.

Voor het overige bevinden zich in het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische elementen of objecten/plekken met een hogere waarde die gerespecteerd dienen te worden. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van erfgoed.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Erfgoednota Emmen 2017-2022.

2.4 Conclusie     

De conclusie van de in dit bestemmingsplan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat op basis van de woonvisie herstructurering middels woningbouw op deze locatie passend is. Dit met behoud van de door de provincie geformuleerde kernkwaliteiten van het gebied.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en Stedenbouwkundige structuur     

3.1 Ontstaansgeschiedenis     

3.1.1 Historie en opzet van de wijk Angelslo     

Het plangebied ligt in het de woonwijk Angelslo, in de stad Emmen. In de vijftiger en zestiger jaren heeft Emmen zich ontwikkeld van een plattelandsgemeente met weinig industrie en een hoge werkeloosheid tot een stedelijke kern met moderne industrie. Bij deze industriële ontwikkeling hoorde ook het bouwen van nieuwe woonwijken voor de werknemers. Angelslo is één van deze naoorlogse wederopbouwwijken uit de jaren zestig. Opvallend bij de ontwikkeling van deze wijken is de aandacht die is uitgegaan naar de kwaliteit van de totale woonomgeving. Door stedenbouwkundige Niek de Boer is voor Angelslo een plan ontwikkeld waarin in een ontwerpopgave de stedenbouwkundige structuur, groenstructuur en verkeersstructuur op een evenwichtige wijze zijn vormgegeven. Het betreft een samenspel tussen bebouwing-groen-wegen op alle schaalniveaus, van de hele wijk tot de voordeur van de woning.

Angelslo is hierdoor een bijzondere exponent van het nieuwe bouwen met het idee van met groen omspoelde woningen aan woonpaden in modernistische stijl, de duidelijke hiërarchie in de wegenstructuur met veelal doodlopende woonstraten en de ruime opzet van het wijkgroen, dat vanuit alle woningen heel goed bereikbaar is.

De woonwijk Angelslo kent van oorsprong vijf buurten, drie aan de noordkant en twee aan de zuidkant. Tussen de buurten liggen de grote groenzones. Later is aan de oostzijde een zesde wijk toegevoegd. De wijk kenmerkt zich door het modernistische beginsel van de scheiding van functies. De wijk is via een hiërarchisch systeem van wegen, paden en groenstructuren opgebouwd. De hoofdader is de wijkontsluitingsweg de Statenweg met daaraan het winkelcentrum.

Kenmerkend voor de bebouwingsopzet van Angelslo is de Emmense orthogonale structuur waarbij alle gebouwen in dezelfde richting staan en opgebouwd zijn uit rechte bouwmassa's. De gebouwen staan hierbij of oost-west of noord-zuid georiënteerd.

Een deel van de woonblokken is met de voorzijde naar de woonstraat gesitueerd. Een ander deel van de woonblokken is met de zijgevel naar de woonstraat gesitueerd. Deze woonblokken grenzen met de voorzijde aan de (autovrije) woonpaden met de groene pleinen. Alle woonblokken in de hele wijk Angelslo zijn plat afgedekt. De hoge ensemblewaarde, tot uiting komend in sterk repeterende architectuur en de specifieke situering in combinatie met het groen, is van belang bij nieuwe ontwikkelingen.

De hoofdgroenstructuur van Angelslo is de contramal van de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur. Rond de wijk en tussen de verschillende buurten bevinden zich ruim opgezette groenzones. Binnen deze groenzones hebben een aantal bijzondere functies een plek gekregen, zoals scholen en een verzorgingstehuis. Daarnaast is ook de hoofdontsluiting van de wijk, de Statenweg, voorzien van brede groene bermen. Deze hoofdgroenstructuur zorgt ervoor dat de wijk in zijn hoofdopzet herkenbaar is en de verschillende delen van de wijk zich duidelijk van elkaar onderscheiden. De groenzones tussen de buurten bieden ruimte aan bovenwijkse voorzieningen voor sport en spel.

Binnen de verschillende buurten zorgt het openbare groen voor ruimte tussen de woningen en een begeleiding van de buurtontsluitingsweg, de woonstraten en de woonpaden (de groene pleinen). Deze interne groenstructuur vertoont een nauwe samenhang met de stedenbouwkundige structuur; zoals de hoofdgroenstructuur de wijk verdeelt in buurten, zo verdeelt de groenstructuur op buurtniveau de buurt in kleinere wooneenheden met eenzelfde stedenbouwkundige opzet en/of architectonische verschijningsvorm.

Op elk schaalniveau zijn de (grote) bomen een waardevol onderdeel van de groenstructuur. Van doorlopende bomenrijen/houtwallen tot groepjes bomen of solitaire bomen.

Aanvankelijk behoorden ook de voortuinen tot het openbare groen en werden door de gemeente onderhouden. Als een gevolg van bezuinigingen zijn deze in de tachtiger jaren geleidelijk verkocht aan de bewoners.

3.1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied bevindt zich op de hoek van de Leemkoelen en de Veldlaan. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat uit woonpercelen en een aantal maatschappelijke functies, zoals scholen, kantoren, bedrijven en sportfuncties. Belangrijke ruimtelijke structuurdrager is de wijkontsluitingsweg de Statenweg, ten noorden van het plangebied. Ten oosten van het plangebied bevinden zich een aantal woonpercelen met bungalows. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich een aantal parkeerplaatsen en de straat Leemkoelen. Ten slotte bevindt zich ten westen van het plangebied de Veldlaan, met de brede groenzone met grote bomen.

Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit een braakliggend terrein. In het verleden bevond zich ter plaatse van het plangebied de Angeluskerk. Deze kerk heeft jarenlang leeggestaan en is vervolgens in 2007 grotendeels afgebrand. Hierna werd besloten om de bovengrondse restanten van het kerkgebouw neer te halen. Vervolgens is een verwilderd, groen en braakliggend terrein ontstaan, met nog enkele grote bomen.

In afbeelding 3.1 is een luchtfoto opgenomen waarin de huidige situatie van het plangebied (rode omlijning) is weergegeven. In afbeelding 3.2 is een straatbeeld, gezien vanaf de Leemkoelen weergegeven.

verplicht
Afbeelding 3.1 Luchtfoto ligging plangebied (Bron: PDOK)

verplicht
Afbeelding 3.2 Straatbeeld plangebied, gezien vanaf de Leemkoelen (Bron: Google Streetview)

3.2 Algemene planbeschrijving     

Initiatiefnemer is voornemens om het braakliggende terrein van de voormalige Angeluskerk aan de Leemkoelen te herontwikkelen naar woningbouwlocatie. De gewenste ontwikkeling bestaat uit de realisatie van één appartementengebouw, bestaande uit vier bouwlagen, met in totaal 24 appartementen. Per bouwlaag bevinden zich zes gelijkvloerse appartementen.

Er worden parkeerplaatsen gerealiseerd ten oosten van het appartementengebouw en onder het appartementengebouw, in een gedeeltelijk verdiepte parkeerkelder. De parkeerplaatsen ten oosten van het appartementengebouw worden tevens deels verdiept aangebracht, om te zorgen dat deze uit het zicht verdwijnen.

Aan de zuidwest-, west- en noordzijde van het gebouw komen geen parkeerplaatsen en paden. Dit deel van het plangebied wordt ingericht als een open groenzone met gras en bomen, zonder hagen of struiken.

In afbeelding 3.3 is een situatietekening van de gewenste situatie weergegeven. Tevens is in afbeelding 3.4 een impressie van de gewenste situatie in het plangebied weergegeven (gezien vanaf de Leemkoelen).

verplicht
Afbeelding 3.3 Situatietekening gewenste situatie (Bron: De Bruin Architecten)

verplicht
Afbeelding 3.4 Impressie gewenste situatie, gezien vanaf de Leemkoelen (Bron: De Bruin Architecten)

3.3 Groenstructuur     

Angelslo is een wijk met een grote hoeveelheid (openbare) groenstructuren. Zie de beschrijving in paragraaf 3.1.1. Er wordt veel waarde gehecht aan behoud van de groen- en boomstructuren. Langs de Statenweg en net in het plangebied staan grote bomen die de noordkant van het plangebied begrenzen. Aan de oostzijde van de Veldlaan en deels in het plangebied ligt een brede noord-zuid gesitueerde hoofdgroenzone, die doorloopt over de parkeerstrook ten zuiden van het plangebied, via het plangebied naar de Statenweg en in verbinding staat met de groenzone verder naar het noorden.

Het nieuwe appartementengebouw wordt ingepast in de grotendeels bomenvrije open zone. Het weselijke deel van het gebouw wordt tussen de bomen gesitueerd. In onderstaande afbeelding zijn de bomen aangegeven. Ten behoeve van de realisatie van het appartementengebouw dienen hierom vier bomen gerooid te worden (boom 34 t/m 37). Bovendien is aan de hand van een bomeneffectanalyse gebleken dat twee van de vier bomen minder vitale bomen (bomen met een gebrek) betreffen. De overige bomen blijven gehandhaafd. Een belangrijke randvoorwaarde voor de bomen die behouden blijven is: minimaal 1,5 m uit de boomkroonprojectie blijven met alle werkzaamheden (graven, verlagen terrein, funderen, verharden, bouwen, balkons etc.). Dit betekent geen wegen, parkeerplaatsen en bouwwerken binnen deze 1,5 m.

verplicht
Afbeelding 3.5 Bomen in het plnagebied (Bron: De Bruin Architecten)

De groenzone aan de zuid-, west- en noordzijde van het plangebied wordt vrijgehouden van parkeren met wegen. Parkeren en de toegang hiertoe vindt alleen plaats aan de oostzijde van het plangebied. Aan de zuidoostzijde wordt een ruime afstand gehouden tot het bestaande voetpad door middel van een groenstrook. Deze groenstrook (haag/struiken) ligt alleen ter hoogte van de openbare parkeerstroken langs de Leemkoelen. En gaat vervolgens naar het zuidwesten over in alleen gras met bomen. Verder wordt er geen beplanting toegevoegd, het open karakter van gras met bomen blijft gehandhaafd. Het gebouw ligt aan alle zijden als een vrijstaand accent in de open groene ruimte met hierdoor aan drie zijden gras met grote bomen en geen hagen en struiken. Het gebouw wordt ingepast bij de boomrijke omgeving door middel van een verlaagd parkeerterrein aan de oostzijde, een ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur en een subtiele detaillering en variatie.

Het voetpad naar de ingang van het gebouw begint aan de oostzijde vanaf de openbare parkeerplaatsen, waar ook de hellingbaan begint. Het pad gaat door de zuidelijke groenzone, loopt langzaam naar beneden en sluit aan tussen het gebouw en de parkeerplaats op het verlaagde parkeerterrein (ca 1.5 m lager). Het hoogteverschil in het pad wordt al (grotendeels) opgevangen in het deel van de groenzone (pad met taluds).

Het verlaagde parkeerterrein wordt zoveel mogelijk op een natuurlijke manier ingepast in de omgeving (deels taluds). Dus voorkomen van hoge damwanden die boven het maaiveld (in het zicht vanaf de Leemkoelen) uitsteken.

Op deze manier wordt de waardevolle groenstructuur zo veel mogelijk behouden en wordt het gebouw, het parkeerterrein en het voetpad ingepast in de groene omgeving.

3.4 Stedenbouwkundige structuur     

De wijk Angelslo heeft een karakteristieke stedenbouwkundige opbouw met waardevolle groenstructuur. Deze zijn reeds beschreven in Hoofdstuk 2 en de voorgaande paragrafen van hoofdstuk 3. De locatie is onderdeel van deze opbouw. Het appartementencomplex wordt, zoals beschreven in 3.3, ingepast in de groenstructuur.

Het appartementengebouw ligt op een zichtlocatie, aan de Statenweg, de Veldlaan en de Leemkoelen. En heeft hierom een alzijdige oriëntatie, dit betekent in ieder geval aan de noord-, west- en zuidzijde het uiterlijk van een voorkant. Parkeren is alleen aan de oostzijde, de andere zijden van het gebouw grenzen op de begane grond direct aan het open grasveld met bomen: het gebouw 'staat met de voeten in het groen'. Hiermee wordt het gebouw ingepast en is onderdeel van de stedenbouwkundige - en groenstructuur van de ruimere omgeving en de locatie.

Op de locatie is er ook rekening gehouden met de naastgelegen bungalow aan de oostzijde van het plangebied qua zicht en inpassing van het parkeerterrein. Het parkeren wordt uit het zicht gehaald door het parkeerterrein verdiept aan te brengen. Bovendien worden geen balkons gerealiseerd aan de oostzijde van het appartementengebouw, zodat er minder sprake is van zicht op de bungalow en de tuin.

Het aantal appartementen bedraagt maximaal 24. Het gebouw heeft een hoogte van maximaal 16 meter (gemeten vanaf de verdiepte parkeerkelder) en maximaal ca 14,5 m gemeten vanaf het omringende grasveld met bomen. Het gebouw bestaat uit maximaal vier bouwlagen en is plat afgedekt.

Aan de noord-, west-, en zuidzijde van het appartementengebouw worden balkons met een maximale diepte van 1,5 meter gerealiseerd. Hiermee blijven de balkons minimaal 1,5 meter buiten de boomkroonprojectie van de bestaande bomen. Alle bergingen worden inpandig in het appartementengebouw gerealiseerd. Er zijn geen bijbehorende bouwwerken bij het appartementengebouw toegestaan. Op het dak van het appartementengebouw worden zonnepanelen gerealiseerd. De dakrand wordt verhoogd aangebracht waardoor de zonnepanelen (en eventuele andere apparatuur op het dak) uit het zicht zijn.

Voor het gebouw wordt is een eigentijdse architectuur toegepast. Het gebouw wordt uitgevoerd in baksteen. Uitgangspunt is gedekte kleuren, dit betekent geen lichte kleuren. Er is sprake van een ingetogen uiterlijk en een subtiele detaillering in de gevels, raamopeningen en balkons. Bovendien wordt het gebouw ingepast bij de boomrijke omgeving (verlaagd parkeerterrein, ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur, subtiele detaillering en variatie). De ingang van het appartementengebouw (en de parkeergarage onder het appartementengebouw) bevinden zich aan de oostzijde van het gebouw.

In onderstaande afbeelding is een voorbeeld van de inpassing in een boomrijke omgeving dat vergelijkbaar is met Leemkoelen. Dit betreft de Valtherlaan- Emmermeer in Emmen. Er is hier eveneens gebruik gemaakt van verlaagd parkeerterrein, ingetogen architectuur qua vorm/materiaal/kleur, subtiele detaillering/variatie en balkons.

verplicht
Afbeelding 3.6 Voorbeeld inpassing in de boomrijke omgeving: Valtherlaan- Emmermeer in Emmen

Parkeren vindt plaats op eigen terrein. De parkeerplaatsen worden gedeeltelijk onder het appartementengebouw gerealiseerd in een parkeerkelder die ca 1.5 m verdiept ligt en gedeeltelijk ten oosten van het appartementengebouw, in een verdiept parkeerterrein dat zich minimaal 1,5 meter onder het maaiveld bevindt. Dit om het parkeren uit het zicht te halen. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is gebaseerd op de parkeernormen van de gemeente Emmen, zoals nader onderbouwd in paragraaf 3.5 Verkeersstructuur.

Ten behoeve van het appartementencomplex zullen ondergrondse containers voor het afval geplaatst worden. De locatie van deze ondergronse containers ligt buiten het plangebied. Ter plaatse van het parkeerterrein tussen het gebouw aan Leemkoelen 9 (noordzijde) en de weg Leemkoelen (zuidzijde) zullen de ondergrondse containers geplaatst worden. Hierdoor zullen daar enkele parkeerplaatsen vervallen. De locatie is gekozen zodat de afvaldienst deze containers veilig en makkelijk kan legen en de verkeersveiligheid daarmee gewaarborgd blijft.

3.5 Verkeersstructuur     

3.5.1 Algemeen     

Bij nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen en/of ruimtelijke onderbouwingen. In de visie is vastgelegd dat de CROW normen worden gebruikt voor het vaststellen van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uitgangspunt is daarbij dat de parkeerplaatsen zoveel mogelijk op eigen terrein worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk is, dienen de parkeerplaatsen in de nabijheid van het projectgebied in de openbare ruimte beschikbaar te worden gesteld.

3.5.2 Situatie plangebied     

3.5.2.1 Algemeen     

In voorliggend geval is voor de woonwijk Angelslo uitgegaan van een stedelijkheidsgraad 'Matig stedelijk' (Bron: CBS Statline). Het plangebied ligt in een stedelijke zone wat is aan te merken als 'rest bebouwde kom'.

De te realiseren appartementen en woningen in het plangebied worden vergeleken met de volgende CROW-functie: 'Huur, appartement, midden'.

Door de gemeente Emmen is voor deze ontwikkeling in de ruimtelijke randvoorwaarden een minimale parkeerbehoefte van gemiddeld 1,4 parkeerplaatsen per appartement meegegeven als voorwaarde.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de te hanteren uitgangspunten:

Functie Verkeersgeneratie (per dag) Parkeerbehoefte
huur, appartement, midden 5,9 per appartement 1,4 per appartement

3.5.2.2 Verkeersgeneratie     

Uitgaande van de gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.5.2.1 is sprake van de volgende verkeersgeneratie voor de voorgenomen ontwikkeling:

Functie Appartementen/woningen Verkeersgeneratie (per werkdag)
koop, appartement, midden 24 141,6
Totaal (afgerond) 142

De voorgenomen ontwikkeling resulteert in een verkeersgeneratie van (afgerond) 142 verkeersbewegingen per dag. De wegenstructuur rond het plangebied is van voldoende omvang om dit aantal verkeersbewegingen op een vlotte en verkeersveilige manier af te wikkelen. Het plangebied wordt aan de oostzijde van het perceel via een overzichtelijke ontsluitingsweg ontsloten op de Leemkoelen.

Tevens wordt opgemerkt dat op basis van het huidige planologisch regime tevens gemengde functies, zoals een kerk of een kantoor met de bijbehorende verkeersbewegingen, zijn toegestaan. Het bouwvlak ter grootte van circa 1.800 m2 mag op basis van het geldend bestemmingsplan volledig worden bebouwd. Ter indicatie geldt echter op basis van de CROW-publicatie voor de functie 'Kantoor (zonder baliefunctie)' een verkeersgeneratie van gemiddeld 8,8 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo. In totaal is bij een dergelijke functie dan ook sprake van een verkeersgeneratie van (18 * 8,8 = 158,4) afgerond 159 verkeersbewegingen. Er is, als gevolg van de ontwikkeling, dan ook sprake van een afname van (159-142=) 17 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Theoretisch gezien is er dan ook sprake van een afname van het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden.

3.5.2.3 Parkeerbehoefte     

Uitgaande van de gegevens zoals genoemd in paragraaf 3.5.2.1 is sprake van de volgende parkeerbehoefte voor de voorgenomen ontwikkeling:

Functie Appartementen/woningen Parkeerbehoefte
koop, appartement, midden 24 33,6
Totaal (afgerond) 34

In totaal is er sprake van een parkeerbehoefte van 34 parkeerplaatsen. De voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het realiseren van 36 parkeerplaatsen op eigen terrein, waarvan 11 in de parkeerkelder onder het appartementengebouw en 25 op het verdiepte parkeerterrein ten oosten van het appartementengebouw. Hiermee wordt aan de parkeerbehoefte voldaan.

Indien er toch sprake zal zijn van een andere categorie appartementen, dan is er nog een mogelijkheid tot uitbreiden van het aantal parkeerplaatsen aan de noorzijde van de hellingsbaan richting het parkeerterrein. Deze worden zijn ook aangeduid binnen de regels van voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken     

4.1 Archeologie en monumenten     

4.1.1 Algemeen     

De gemeente Emmen heeft op 30 mei 2013 archeologiebeleid vastgesteld. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart opstelt met daarbij een rapport dat dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologiebeleid en waar de beleidskeuzen zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie Archeologische waarden Oppervlakte Diepte Drainage
Rijksmonument Beschermd - - Verbod
Waarde - Archeologie 1 Zeer hoge archeologische waarde 0 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 2 (zeer) (hoge) archeologische waarde 100 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 3 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 4 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Toegestaan

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzen zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Op basis van het bestemmingsplan "Emmen, Archeologie (facetbestemmingsplan" is het plangebied voorzien van de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze gronden zijn mede bestemd voor terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen.

Indien op gronden met deze bestemming gebouwd wordt met een minimumoppervlak aan bodemverstoringen van 1.000 m², dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied zorgen voor bodemverstoringen groter dan 1.000 m2. Daarom is door Laagland Archeologie een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de onderzoeksresultaten.

Resultaten archeologisch onderzoek

Uit het onderzoek blijkt dat in alle boringen sprake is van een tot in de C-horizont verstoord bodemprofiel. In de meeste boringen bestaat de nog resterende C-horizont uit keizand. In één boring is nog een laag dekzand aanwezig. In de overige boringen is geen intact dekzand gezien. Wel zijn in enkele boringen verstoorde B- en BC-horizonten gezien. De verstoring reikt echter in alle boringen tot in de C-horizont. De kans dat daarmee in het plangebied nog intacte resten van een archeologische vindplaats aanwezig zijn, is daarmee klein. Uitzondering vormen eventuele resten van (zeer) diepe grondsporen, waarvan nog resten bewaard kunnen zijn gebleven in de nog aanwezige C-horizont.

Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is de kans klein dat het plangebied archeologische sporen bevat, afgezien van resten van diepe grondsporen. Dergelijke grondsporen zijn niet door middel van archeologisch booronderzoek op te sporen. Meestal is de archeologisch-wetenschappelijke waarde van dergelijke geïsoleerde restsporen klein. Om deze reden wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven. Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd in het bestemmingsplan geen aanduiding of dubbelbestemming omtrent archeologie op te nemen.

4.1.2.1 Archeologische monumenten     

Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig.

4.1.2.2 Cultuurhistorie     

Op basis van de provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2019 ligt het plangebied binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur, binnen het deelgebied 'Emmen en haar venen'. Bepalend in dit gebied is de positie van Emmen als naoorlogse stad, in een veengebied dat vrij laat is ontgonnen en nog de concrete sporen toont van de machinale veenontginningen.

Binnen het plangebied bevindt zich geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, aangezien sprake is van een braakliggend perceel. Op basis van de erfgoedbeleidskaart van de gemeente Emmen bevindt het plangebied zich in een gebied dat is aangemerkt als historische bouwkunde van na 1940, met een hoge cultuurhistorische waarde. Voor het plangebied geldt de maatregel 'herkenbaar houden'. Zoals te zien in de Erfgoedbeleidskaart ligt het plangebied in een gebied met een historische bouwkunde van na 1940. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de stedenbouwkundige structuur van de omgeving (de woonwijk Angelslo). Kenmerkend voor de bebouwingsopzet van Angelslo is dat alle gebouwen in dezelfde richting staan en opgebouwd zijn uit rechte bouwmassa’s. De nieuwe bebouwing binnen het plangebied sluit hierbij aan door het appartementengebouw uit te voeren als rechte bouwmassa. Bovendien is sprake van een ingetogen uiterlijk en een subtiele detaillering in de gevels, raamopeningen en balkons, om aan te sluiten bij de bebouwing in de omgeving.

Binnen en nabij het plangebied staan bovendien een aantal waardevolle bomen. Deze bomen dienen te worden beschermd. Hiermee is rekening gehouden met het uitwerken van het plan. De te beschermen bomen die zijn weergegeven op de Erfgoedbeleidskaart zullen allen behouden blijven bij de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien wordt minimaal 1,5 meter afstand gehouden tussen het nieuwe appartementengebouw en de boomkroonprojectie. Op deze manier wordt de waardevolle groenstructuur zo veel mogelijk behouden en wordt het gebouw ingepast in de groene omgeving.

Voor het overige bevinden zich in het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische elementen of objecten/plekken met een hogere waarde die gerespecteerd dienen te worden. Er is dan ook geen sprake van een aantasting van erfgoed.

Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische hoofdstructuur.

4.1.3 Monumenten     

Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.

Richtinggevend is hiervoor de redengevende omschrijving van het monument. Naast de toetsing aan het monumentenbeleid dat gericht is op het behouden van de historische kenmerken van het monument wordt het bouwplan voor wat betreft de welstandsaspecten getoetst aan de onderstaande criteria:

  • toevoegingen aan, op of bij monumenten worden op herkenbare wijze vormgegeven. Hierbij vormen de historische stijlkenmerken van het monument de inspiratiebron;
  • er is aandacht voor zorgvuldige detaillering en materiaalkeuze.

Binnen het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of provinciale monumenten.

4.1.4 Conclusie     

Op grond van de resultaten van het onderzoek is het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Hierdoor wordt in het bestemmingsplan geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

4.2 Ecologie     

4.2.1 Algemeen     

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.2.2 Gebiedsbescherming     

4.2.2.1 Natura 2000-gebieden     

In de Wet natuurbescherming heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EZ.

Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Bargerveen' ligt op circa 10,1 kilometer afstand van het plangebied. Dit is weergegeven in afbeelding 4.1, waarin de ligging van het plangebied is weergegeven met een rode ster.

verplicht
Afbeelding 4.1 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebied 'Bargerveen' (Bron: AERIUS Calculator)

Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor alle beschermde soorten en habitats die daar aanwezig zijn. Per soort of habitat is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is, dan wel of uitbreiding of een verbetering nodig is. Niet alleen activiteiten binnen een Natura 2000-gebied maar ook activiteiten buiten een Natura 2000-gebied kunnen de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar brengen. Dit wordt externe werking genoemd. Gezien de mogelijke externe werking van de beoogde ontwikkeling op het nabijgelegen Natura 2000-gebied, is het van belang om te toetsen of de realisatie van de beoogde ontwikkeling conflicteert met de waarden waarvoor dit gebied is aangewezen. Hiervoor is in elk geval een toetsing aan de Wet natuurbescherming noodzakelijk.

Gelet op de onderlinge afstand is directe hinder (bijv. geluid, verstrooiing van licht etc.) niet aan de orde. Naast directe hinder dient tevens te worden gekeken naar de mogelijke toename van stikstofdepositie op kwetsbare habitattypen binnen Natura 2000-gebieden.

In voorliggend geval wordt een appartementengebouw met 24 appartementen toegevoegd. In het kader van het voornemen is inzicht in de te verwachten effecten van stikstof op nabijgelegen Natura 2000-gebieden nodig. Daarom is door BJZ.nu een AERIUS-berekening uitgevoerd voor zowel de aanleg- als gebruiksfase. De volledige rapportage is bijgevoegd in Bijlage 2 bij deze toelichting. Hieronder wordt nader ingegaan op de onderzoeksresultaten.

PM

4.2.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)     

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als NNN is gelegen op circa 525 meter van het plangebied. Gezien de onderlinge afstand, de aard en omvang van de ontwikkeling en lokale invloedssfeer van de voorgenomen activiteit, wordt gesteld dat als gevolg van voorliggend initiatief geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

4.2.3 Soortenbescherming     

4.2.3.1 Algemeen     

Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet er worden bekeken of hier een vrijstelling voor geldt anders moet er een ontheffing worden gevraagd.

In voorliggend geval is door BJZ.nu een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Hierna zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 3 van deze toelichting.

4.2.3.2 Situatie plangebied     

Uit de resultaten van de quickscan flora & fauna blijkt dat er kan worden uitgesloten dat soorten met een jaarronde nestbescherming binnen de invloedsfeer van de beoogde werkzaamheden nestelen. Het is niet toegestaan om vogelnesten te verstoren of vernielen, ook als deze niet jaarrond beschermd zijn. Als de voorgenomen ingrepen worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen kan niet worden uitgesloten dat een bezet vogelnest verstoord of beschadigd wordt. Van de binnen de invloedsfeer verwachte soorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats.

Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen buiten het broedseizoen van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om de voorgenomen activiteiten uit te voeren is augustus-februari. Voorgenomen werkzaamheden mogen juridisch beschouwd wel plaats vinden tijdens het broedseizoen van vogels, mits geen bezette vogelnesten beschadigd/verstoord worden. Indien de voorgenomen activiteiten uitgevoerd wordt tijdens het broedseizoen, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te sluiten.

Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied, maar gebruiken het mogelijk wel als (niet essentieel) foerageergebied.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren geldt dat ze niet (opzettelijk) gedood mogen worden. Er worden geen beschermde grondgebonden zoogdieren in het plangebied verwacht, het naleven van de zorgplicht wordt hierbij als voldoende geacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Voor de beschermde amfibieën geldt dat ze niet (opzettelijk) gedood mogen worden. Er worden geen beschermde grondgebonden zoogdieren in het plangebied verwacht, het naleven van de zorgplicht wordt hierbij als voldoende geacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Er worden geen beschermde reptielen in het plangebied verwacht, het naleven van de zorgplicht wordt hierbij als voldoende geacht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Tot slot wordt benadrukt dat te allen tijde rekening dient te worden gehouden met de zorgplicht zoals opgenomen in de Wet natuurbescherming. De zorgplicht houdt in dat eenieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

4.2.4 Conclusie     

Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.

4.3 Externe veiligheid     

4.3.1 Algemeen     

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in: 

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.

4.3.2 Situatie plangebied     

Aan hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de risicokaart weergegeven. Hierin is het plangebied aangeduid met een blauwe ster.

verplicht
Afbeelding 4.2: Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlas Leefomgeving)

Zoals op afbeelding 4.2 te zien is liggen er rondom het plangebied verschillende risicovolle functies/inrichtingen.

Leidingen

Bij gasleidingen zijn, voor wat betreft het groepsrisico, de 1% en 100% letaliteitsgrens van belang. De 1% letaliteitsgrens bepaalt het invloedsgebied voor het groepsrisico. Binnen de 100% afstand is de invloed van de leiding zodanig groot dat toename van bebouwing en bewoning bijdraagt aan een verhoging van het groepsrisico. De volgende aardgasleidingen liggen in de omgeving van het plangebied:

Leiding Uitwendige diameter Maximale werkdruk 1% letaliteitsgrens Afstand tot plangebied
N-522-66 6,61 inch 66,2 bar 90 m 615 m
N-522-51 4,25 inch 40 bar 50 m 800 m
N-522-56 8,62 inch 40 bar 100 m 830 m
N-522-63 8,62 inch 40 bar 100 m 715 m

Gelet op het vorenstaande vormen de omliggende gasleidingen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Gebied met kans op grote natuurbrand

Op circa 530 meter ten noorden van het plangebied ligt een gebied met kans op een grote natuurbrand. Echter, vanwege de ruime onderlinge afstand tot dit gebied wordt gesteld dat dit geen belemmering oplevert voor de gewenste bouw van het appartementengebouw. Ten slotte wordt opgemerkt dat de brandweer in theorie in 7 minuten ter plaatse van het plangebied aanwezig kan zijn, aangezien de meest dichtstbijzijnde brandweerkazerne zich bevindt aan de Nijbracht 43a in Emmen.

Gebied met een risico op een aardbeving

Het plangebied bevindt zich in een gebied met een risico op een aardbeving, namelijk het gebied gelegen tussen Roswinkel en Diphoorn. Echter is slechts sprake van een klein aardbevingsrisico. Ook wordt het nieuwe appartementengebouw volgens de hedendaagse standaarden gebouwd, waardoor de ligging binnen dit gebied geen belemmering oplevert. Daarnaast worden de toekomstige bewoners aangemerkt als zelfredzame personen die zichzelf bij een calamiteit in veiligheid kunnen brengen. Er zijn hiervoor voldoende vluchtmogelijkheden van de risicobron af.

Een nadere verantwoording wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

4.3.3 Conclusie     

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.4 Fysieke veiligheid     

Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen op de inrichting en ontwikkeling van het gebied.

Hiervoor zijn de volgende zaken van belang:

  1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er hoeven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling geen vulpunten bijgeplaatst te worden.
  2. Conform de handleiding voor het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (HAVOS) ligt het plangebied buiten de dekking van het WAS systeem. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. De sirenes die elke eerste maandag van de maand precies om 12:00 uur overal in het land loeien als test, is de verwachting dat deze op den duur verdwijnen. Dit vanwege het gegeven dat de minister van Justitie en Veiligheid voornemens is tot uitfasering van dit systeem. In de toekomst wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media. Het voordeel van deze communicatiemiddelen is dat ze veel gerichter kunnen worden ingezet.
  3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.
  4. Het dekkingsplan van Veiligheidsregio Drenthe is vastgesteld in december 2013. Hierin staat beschreven dat het brandverloop tegenwoordig zo snel verloopt, dat drie zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV-organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van (niet-zelfredzame) personen achter die scheiding. Desondanks dat een woning bij een brand als verloren kan worden beschouwd, wordt geadviseerd de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen.
    • bouwkundige voorzieningen, bijv. een extra brandwerende scheiding tussen woning en garage;
    • installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders - woningsprinklers;
    • organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners;
    • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen;
    • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal;
    • zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes.

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor het te bouwen appartementengebouw wordt de nodige aandacht besteed aan de hierboven benoemde brandveiligheid.

4.5 Milieu     

4.5.1 Vormvrije m.e.r.     

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) komen activiteit(en) voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege deze activiteit(en) dient met een vormvrije m.e.r. -beoordeling beoordeeld te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

De conclusie van de beoordeling van de activiteit(en) in voorliggend bestemmingsplan is dat de activiteit(en) geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Bijlage 4 geeft de beoordeling van de activiteit weer (aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling).

4.5.2 Bedrijven en milieuzonering     

4.5.2.1 Algemeen     

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan of wijzigingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

4.5.2.2 Gebiedstypen     

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer.

Gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), worden aangemerkt als 'gemend gebied'. Bij 'gemengde gebieden' moet gedacht worden aan:

“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”

De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Het plangebied ligt in een gebied waar sprake is van een relatief grote functiemenging van woonpercelen, maatschappelijke percelen en sportvelden. Tevens ligt het plangebied op relatief korte afstand van de Statenweg, waar sprake is van een hoge verkeersintensiteit. Hierdoor is sprake van een menging van functies. Gelet op het vorenstaande wordt uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden in zowel het omgevingstype rustige woonwijk als in het gemengd gebied weergegeven.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

4.5.2.3 Situatie plangebied     

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:

  1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving. Er is geen sprake van een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Tevens wordt door de wijziging van de huidige bestemming 'Gemengd'

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe woningen hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. Omgekeerd gaat het om de vraag of bestaande functies in de omgeving belemmerd worden in de bedrijfsvoering door de nieuwe milieugevoelige functies.

In de omgeving van de nieuwe appartementen binnen het plangebied bevinden zich een aantal milieubelastende functies. In onderstaande tabel worden deze functies, de bijbehorende milieucategorie en richtafstand en de afstand tot het plangebied weergegeven.

Adres Functie Milieucategorie Grootste richtafstand in gemengd gebied Afstand tot dichtstbijzijnde gevel appartementengebouw
Drenthe College

Veldlaan 2
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 2 10 meter 38 meter
Sportveld

Veldlaan 2
Veldsportcomplex (met verlichting) 3.1 30 meter 128 meter
OBS Angelslo

Smedingeslag 1
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 2 10 meter 94 meter
Sportveld

Smedingeslag 1
Veldsportcomplex (met verlichting) 3.1 30 meter 67 meter
Het Baken

Kerspellaan 2
Kerkgebouwen e.d. 2 10 meter 150 meter

Op basis van vorenstaande tabel kan geconcludeerd dat ter plaatse van de compensatiewoningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Andersom worden omliggende milieubelastende functies niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.

4.5.2.4 Conclusie     

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.5.3 Bodem     

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld.

Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.

Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.5.3.1 Bodemonderzoek     

Voorliggend plan maakt een milieugevoelige functie (wonen) mogelijk. Daarom heeft in het kader van voorliggend bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek bestond uit historische onderzoek en uit het verrichten van grondboringen. Het verkennend onderzoek is als Bijlage 5 opgenomen. Hierna volgen de resultaten.

Zintuiglijke waarnemingen

Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen bodemvreemde afwijkingen of asbestverdacht materiaal waargenomen (indicatieve waarneming).

Hieronder volgt de samenvatting van de toetsingsresultaten van de grondmengmonsters.

verplicht

Nabij mogelijk situering ondergrondse huisbrandolietank

Ondergrond (2.1-3.1 m-mv)

Ondergrondmonster MM1 (boring 1) bevat geen verhoogd gehalte minerale olie en vluchtige aromaten t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Overig onbebouwde deel van het plangebied

Bovengrond (0.0-0.5 m-mv) excl. PFAS-stoffen

Bovengrondmonster MM2 bevat een verhoogd gehalte PCB’s (som 7) t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) wordt in dit geval niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging geen directe aanleiding bestaat tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Bovengrondmonster MM3 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Bovengrondmonster MM4 bevat een verhoogd gehalte lood (zware metalen) en PCB’s (som 7) t.o.v. de achtergrondwaarde, de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) wordt in dit geval niet overschreden zodat er uit milieuhygiënische overweging, naar onze mening, geen directe aanleiding bestaat tot het instellen van aanvullend onderzoek.

Indicatief onderzoek PFAS-stoffen

Bovengrond (0.0-0.5 m-mv)

Bovengrondmengmonster MMPFAS bevat PFBA, PFHpA, som PFOA en som PFOS verhoogd t.o.v. de bepalingsgrens.

Het gemeten gehalte som PFOS in bovengrondmengmonster MMPFAS overschrijdt de geactualiseerde toepassingsnorm voor landbouw/natuur uit het tijdelijk handelingskader PFAS (13-12- 2021) (bij toepassing op landbodem, buiten een grondwaterbeschermingsgebied).

Het gemeten gehalte som PFOS (2 ìg/kg ds) overschrijdt de geactualiseerde toepassingsnorm voor wonen/industrie uit het tijdelijk handelingskader PFAS (13-12-2021) (bij toepassing op landbodem, buiten een grondwaterbeschermingsgebied) niet.

Ondergrond (0.5-2.0 m-mv)

Ondergrondmengmonster MM5 bevat geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde.

Grondwater

Op basis van voorgaand bodemonderzoek (naast de onderzoekslocatie) is bekend dat binnen 5 m-mv geen freatisch grondwater waargenomen, conform NEN-5740 kan onderzoek van het grondwater in dat geval buiten beschouwing worden gelaten.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De grond ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat enkele stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde. Deze verhoogd gemeten gehalten overschrijden de tussenwaarde/bodemindexwaarde niet en geven daardoor, naar mening van het bodembureau, geen directe aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.

Opgemerkt wordt dat de conclusies betrekking hebben op de chemische gesteldheid van de bodem (excl. asbest). Op basis van dit onderzoek dat volgens NEN-5740-A1 is uitgevoerd kan geen uitspraak worden gedaan omtrent de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de bodem of puin. Indien een formele uitspraak over het voorkomen van asbest in de bodem gewenst is dient een asbestonderzoek uit gevoerd te worden conform de NEN 5707+C2 of NEN 5897+C2.

Het nader onderzoeken van de bodem, is middels een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

4.5.3.2 Saneringsmaatregelen en kosten     

Voor wat betreft de verdachte en vervuilde locaties geldt dat de gronden gesaneerd moeten worden voordat hierop gebouwd mag worden. De kosten voor sanering dienen door de aanvrager te worden bekostigd.

4.5.4 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeurswaarde. Ontheffing van de voorkeurswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.5.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied     

Voor het plangebied Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) geldt dat het plangebied gelegen is binnen de van rechtswege aanwezige geluidszone van de Statenweg, waar een snelheidsregime van 50 km/u geldt.

4.5.4.2 Wegverkeerslawaai     

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. De wegen in het plangebied Emmen, Centrum- Oost zijn gelegen in stedelijk gebied. Hiervoor gelden de volgende zonebreedtes (conform art. 74 lid 1 Wgh)

a. in stedelijk gebied:

1. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken : 350 meter;

2. voor een weg, bestaande uit één of twee rijstroken : 200 meter.

De afstanden zoals weergegeven worden aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook.

Bij de realisatie van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeurswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeurswaarde verlenen.

Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB kan voor woningen in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 63 dB.

De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.

Gelet op de goede ruimtelijke onderbouwing bij ontwikkelingen moet ook langs de 30 km/u wegen worden aangeven hoe met uitbreidingsmogelijkheden van met name geluidgevoelige ruimten als bedoeld in de Wet geluidhinder wordt omgegaan (algemene afwijking hogere waarden of alleen uitbreiden met Wro-afwijking en dan voor iedere situatie apart hogere waarde vaststellen)en of daadwerkelijk voldaan wordt aan de wettelijke geluidsnormen ongeacht wat art. 74 lid 2 Wgh hierover aangeeft. In de omgeving van het plangebied liggen diverse 30 km/h wegen. Deze wegen hebben van rechtswege geen zone. In het kader van goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen in het kader van voorliggend plan wel beschouwd.

Om de geluidsbelasting ter plaatse van het appartementengebouw te onderzoeken is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai naar de Statenweg, de Veldlaan en de Leemkoelen uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Statenweg, inclusief 5 dB reductie, hoogstens 54 dB bedraagt. Met deze waarde wordt niet voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Wel wordt er voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Veldlaan bedraagt, inclusief 5 dB reductie, hoogstens 42 dB. Met deze waarde wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

De geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Leemkoele bedraagt, inclusief 5 dB reductie, hoogstens 39 dB. Met deze waarde wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB.

De cumulatieve geluidbelasting bedraagt (exclusief reductie) hoogstens 59 dB.

Bron- en overdrachtsmaatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeurswaarde te voldoen ontmoeten bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard. Met het nemen van gevelmaatregelen van minimaal 26 dB wordt een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd. Er kan dan ook een hogere waarde van maximaal 54 dB worden verleend voor de Statenweg.

Wanneer de voorgestelde gevelreductie wordt gerealiseerd, is er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen wat betreft het aspect wegverkeerslawaai.

4.5.4.3 Spoorweglawaai     

De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een spoorweg. De spoorlijn Emmen - Zwolle (traject 121) heeft van rechtswege een zone van 100 meter. Bij de realisatie /verbouw van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen binnen deze zone moeten de wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De voorkeurswaarde voor railverkeerslawaai bedraagt 55 dB. Indien deze voorkeurswaarde wordt overschreden moet er onderzoek worden gedaan naar mogelijke bron- en/of overdrachtsmaatregelen. Zijn maatregelen niet mogelijk dan kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing van de voorkeurswaarde verlenen. Indien met maatregelen niet kan worden voldaan aan de voorkeurswaarde van 55 dB kan er in binnenstedelijk gebied een hogere waarde worden verleend tot 68 dB. De gemeente dient het vaststellen van de hogere waarde met eigen argumenten te motiveren en de vastgestelde hogere waardes zo snel mogelijk inschrijven in het kadaster.

Omdat het bestemmingsplan buiten deze zone ligt is voor het plangebied geen onderzoek uitgevoerd. Het aspect spoorweglawaai vormt daarmee geen belemmering voor het initiatief.

4.5.4.4 Industrielawaai     

Op 810 meter ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich het geluidgezoneerde industrieterrein Bargermeer. Hier zijn, op basis van de ter plaatse geldende beheersverordening "Emmen, Bargermeer industrie- en bedrijventerrein" bedrijven in de categorieën Bga, Bg en B toegestaan. Deze bedrijven zijn toegestaan in specifieke zones, zoals aangegeven op de verbeelding van de beheersverordening. In onderstaande tabel wordt de grootste richtafstand per bedrijfscategorie weergegeven. Tevens wordt de minimale afstand tussen het appartementengebouw en de zone waarin deze specifieke bedrijfscategorie is toegestaan weergegeven.

Bedrijfscategorie Grootste richtafstand (geluid) Minimale afstand tot appartementengebouw
Bga 200 m 810 m
Bg 300 m 890 m
B 1.000 m 1.100 m

Zoals te zien in de tabel wordt voldaan aan de richtafstanden van alle drie bedrijfscategorieën voor wat betreft het aspect geluid (en daarmee tevens aan de overige milieuspecten geur, stof en gevaar). Dit is tevens zichtbaar in afbeelding 4.3, waarin een uitsnede uit de kaart met geluidzones van industrieterrein Bargermeer is weergegeven. Hierin is zichtbaar dat het plangebied (blauwe ster) buiten de geluidszone van bedrijfscategorie B ligt.

verplicht
Afbeelding 4.3 Ligging plangebied ten opzichte van geluidszone industrieterrein Bargermeer (Bron: gemeente Emmen)

Het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) ligt daarom niet binnen een van rechtswege aanwezige zone van een industrieterrein. Het aspect industrielawaai vormt daarmee geen belemmering voor het initiatief.

4.5.4.5 Gevolgen voor bestemmingsplan     

Voor wat betreft wegverkeerslawaai dient voor de Statenweg een hogere waarde van maximaal 54 dB te worden verleend.

De aspecten spoorweg- en industrielawaai vormen geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

4.5.5 Lucht     

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.

NSL/nibm

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".

Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.

Onderzoek

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van maximaal 24 woningen. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.

Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, moet ook worden bekeken of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2017, welke in 2018 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

Uit onderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied de achtergrondniveaus ruim onder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) blijven.

4.5.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied     

Het plan moet worden beschouwd als een nibm-project. Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

4.6 Waterparagraaf     

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)" is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

4.6.1 Waterbeleid     

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

4.6.1.1 Watersysteem     

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

4.6.1.2 Afvalwaterketen     

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

4.6.2 Watertoets     

Het waterschap Vechtstromen is tijdig ingelicht over de planvorming door middel van de digitale watertoets. Uit de uitkomst van de digitale watertoets (Bijlage 7 bij de toelichting) volgde dat de "normale procedure" van toepassing is. Naar aanleiding hiervan heeft afstemming met het waterschap plaatsgevonden door middel van een overleg. Hierdoor heeft het waterschap initiatiefnemer op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Tevens wordt door middel van een 'knik' in de oprijlaan gezorgd dat de parkeerplaatsen en halfverdiepte parkeerkelder niet onder water komen te staan bij extreme neerslag. Hieronder wordt nader ingegaan op de (uitwerking van de) planspecifieke adviezen van het waterschap. Met inachtneming van de gegeven adviezen heeft het waterschap geen bezwaar tegen de planvorming.

4.6.3 Wateraspecten plangebied     

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) ligt in het stroomgebied Rijn-Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

4.6.3.1 Grondgebruik     

De omgeving van het plangebied is grotendeels ingericht als woonwijk (Angelslo), met ruimte voor aanverwante functies zoals scholen en verschillende vormen van bedrijvigheid. Het plangebied zelf bestaat uit een braakliggend terrein dat grotendeels is overwoekerd met beplanting. De bebouwing en verharding van de voormalige Angeluskerk ter plaatse is gesloopt en verwijderd.

In de beoogde situatie wordt één appartementengebouw met bijbehorende verdiepte parkeerplaatsen, een parkeerkelder, groen en een ontsluitingsweg gerealiseerd. Er is sprake van een toename van circa 1.600 m2 aan verharding ten opzichte van de bestaande situatie, waardoor aandacht besteed dient te worden aan infiltratie van hemelwater.

4.6.3.2 Bodemopbouw en hoogteligging     

De kern Emmen ligt grotendeels op de Hondsrug. De maaiveldhoogtes variëren sterk. De hoogste delen van het gebied hebben een maaiveldhoogte van NAP + 24,00 m, de laagste delen liggen rond NAP + 20,00 m. Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland ligt het plangebied op circa NAP + 22,00 m. De bodem in en om het gebied bestaat overwegend uit zandgronden. Tevens zijn in de bodem leemlagen aanwezig, die het infiltreren van hemelwater bemoeilijken.

4.6.3.3 Grondwater     

Er is binnen het plangebied geen sprake van grondwateroverlast, maar in het openbaar gebied wel. Dat is de reden dat binnen het plangebied ter voorkoming van overlast maatregelen worden getroffen, waarop wordt ingegaan in paragraaf 4.6.3.5.

4.6.3.4 Riolering     

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied.

Het afvalwater wordt via een nieuwe rioolwateraansluiting afgevoerd richting het gemeentelijk riool. Er is sprake van een toename van het aantal vervuilingseenheden. Daarom heeft afstemming plaatsgevonden met de gemeente Emmen over de rioolaansluiting. Het huidige rioolstelsel is gemengd. In de loop van 2023 wordt ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling het stelsel omgebouwd naar een gescheiden stelsel. In de nieuwe situatie worden afvalwater en hemelwater dan ook via een gescheiden stelsel afgevoerd. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden.

4.6.3.5 Waterbeheer, (grond)waterkwanteit en -kwaliteit     

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Er is sprake van een bergingseis van 91 mm per toename verhard oppervlak. Aangezien sprake is van een toename van circa 1.600 m2 verhard oppervlak, dient 146 m3 waterberging gerealiseerd te worden. Berging van hemelwater vindt zo veel mogelijk op eigen terrein plaats. Aangezien het projectgebied groen wordt ingericht, zijn er voldoende infiltratiemogelijkheden voor reguliere hoeveelheden aanwezig. Daarnaast wordt geadviseerd om een sedumdak op het appartementengebouw aan te brengen, om meer infiltratiemogelijkheden te creëren.

Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd. Om te voorkomen dat de verdiepte parkeerplaatsen en parkeerkelder bij extreme neerslag onder water komen te staan, zal de opritlaan door middel van een 'knik' vanaf de openbare weg eerst omhoog lopen tot circa 30 cm boven peil, om vervolgens weer af te lopen richting de verdiepte parkeerplaatsen. Geadviseerd wordt om de parkeerplaatsen uit te voeren in halfverharding, zodat hemelwater ter plaatse beter kan infiltreren. Overtollig hemelwater wordt op de openbare weg geloosd, waarbij het via straatkolken wordt afgevoerd naar het gemeentelijk hemelwaterriool.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding     

5.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) is een ontwikkelplan ten opzichte van de vigerende situatie.

Het doel van dit bestemmingsplan is om het gewenste appartementengebouw op de locatie mogelijk te maken.

Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

5.2 Toelichting op de verbeelding     

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels     

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.

In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de omgevingsvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:

i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

iv. het uitzicht;

v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:

i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);

ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;

iii. gevelbeelden;

iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;

v. de hoogtedifferentiatie;

vi. de situering van gebouwen op het perceel;

vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Cultuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:

i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;

iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;

vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:

i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;

ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;

iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;

de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:

i. de mate van hinder voor de omliggende functies;

ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;

iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;

vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;

vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels     

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot gebruik of bouwen.

5.3.2.1 Groen     

Artikel Groen

De op de verbeelding voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor groen(voorziening), park, plantsoen en water met bijbehorende andere bouwwerken, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, bestaande parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

Binnen de bestemming groen is geen bouwmogelijkheid voor gebouwen opgenomen. Wel kunnen andere bouwwerken, zoals speeltoestellen, worden opgericht.

5.3.2.2 Verkeer - Verblijf     

Artikel Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen, erven en pleinen en parkeerterrein, met bijbehorende andere bouwwerken, kunstwerken en waterwerken, sport- en speelgelegenheden, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3.2.3 Wonen - Gestapeld 4     

Artikel Wonen - Gestapeld 4

Binnen de bestemming Wonen - Gestapeld 4 wordt de mogelijkheid geboden voor de bouw van maximaal één vierlaags appartementengebouw en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is bedoeld om ondergeschikte voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen) onder de woonbestemming te brengen. Het aantal woningen mag maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal bedragen. Het appartementengebouw dient in het bouwvlak gerealiseerd te worden. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een vijftal onderwerpen dit onder andere in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels zijn vormen van gebruik die in strijd zijn met de bestemming beschreven.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor het 10% vergroten van de bouwmogelijkheden voor goot- en nokhoogte en het in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten voor alle woningen.

De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepaling of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro. Het gaat bijvoorbeeld om het verschuiven van de bestemmingsgrenzen tot maximaal 5 meter waarbij de grond wordt bestemd voor dezelfde doeleinden als waarvoor de grond is bestemd waaraan deze wordt toegevoegd. Ook zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het verruimen van het bouwvlak tot maximaal 5% van het bouwvlak en het verschuiven van de binnen het plangebied geprojecteerde aansluitpunten van wegen.

Artikel 11 Overige regels

In de overige regels zijn de bestemmingsplannen "Parapluplan Parkeernormen" en "Parapluplan Standplaatsen" van de gemeente Emmen onverkort van toepassing verklaard.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Het laatste hoofdstuk "Overgangs- en slotregels" bevat in Artikel 12 het overgangsrecht , zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 13 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan "Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)".

5.4 Handhaving     

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid     

6.1 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen     

6.1.1 Overleg     

Het ontwerpbestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw) wordt voor overleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verzonden naar verschillende overlegpartners.

6.2 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan     

Deze subparagraaf wordt uitgewerkt nadat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage heeft gelegen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid     

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan onder andere wordt verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1.000 m2 of meer.

De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval gedekt op grond van de legesverordening. Voor dit plan zijn door de gemeente geen aanvullende kosten voor onderzoek begroot en gemaakt.

De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan 'Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw)' met identificatienummer NL.IMRO.0114.2022025-0001 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan huisgebonden kleinschalige beroep- of bedrijfsactiviteiten:     

een beroep,of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Ander(e) bouwwerk(en):     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 Ander(e) werk(en):     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 Bebouwingsgrens:     

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.10 Begane grond:     

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.11 Bestaand:     

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.12 Bestaande bebouwing:     

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.13 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 Bijbehorend bouwwerk:     

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

1.16 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak;

1.18 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder;

1.19 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwperceelgrens:     

een grens van een bouwperceel;

1.21 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 Bouwwerk:     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 Dakopbouw:     

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 100% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.24 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden of verhuren van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 Erf:     

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.26 Erker:     

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.27 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 Gevel:     

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.29 Gevellijn:     

de lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.30 Groenvoorzieningen:     

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.31 Hoofdgebouw:     

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32 Luifel:     

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.33 Nutsvoorzieningen/ of nutsbedrijven en semi-openbare nutsvoorzieningen:     

voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding, ondergrondse afvalcontainers en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;

1.34 Ondergronds:     

onder peil;

1.35 Onderkomen(s):     

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;

1.36 Perceelsgrens:     

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.37 Seksinrichting:     

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 Straat- en bebouwingsbeeld:     

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.39 Voorerf:     

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.40 Voorgevel:     

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.41 Waterhuishoudkundige voorzieningen:     

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.42 Waterlopen:     

een sloot, goot of greppel ten behoeve van opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.43 Woning gestapeld:     

zie omschrijving woongebouw;

1.44 Woning:     

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.45 Wooneenheid:     

afzonderlijk bewoonbaar gedeelte van een voor wonen (mede) bestemd gebouw;

1.46 Woongebouw:     

een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:     

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 De bebouwing op de verbeelding:     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 Het bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.10 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 Het peil:     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Groen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen(voorziening);
  2. park;
  3. plantsoen;
  4. water;

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen de bestemming is mede begrepen het behoud, herstel en de ontwikkeling van bestaande beplanting.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden opgericht.

3.2.2 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen langs de openbare weg mag maximaal 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag maximaal 5 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. de milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken     

3.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of parkeervoorzieningen;
  2. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
  3. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
  4. het verwijderen en/of ontbossen van gronden met houtopstanden/houtwallen.

3.4.2 Toegestane werkzaamheden     

Het verbod als bedoeld in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.

3.4.3 Combinaties     

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

3.4.4 Beperkingen     

De in artikel 3.4.1 bedoelde vergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden voorkomen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten en wegen voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  2. erven en pleinen;
  3. (half)verdiept parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. ruimte voor extra parkeerplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeerterrein 2';
  5. een luifel ten dienste van de naastgelegen bestemming 'Wonen - Gestapeld 4', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel';

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. kunstwerken en waterwerken;
  3. sport- en speelgelegenheden;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen     

Er mogen geen gebouwen en overkappingen gebouwd worden.

4.2.2 (Half)verdiept parkeerterrein     

Voor het (half)verdiept parkeerterrein geldt de volgende bepaling:

  1. de ondergrondse bouwdiepte van het parkeerterrein bedraagt minimaal 1,5 meter onder peil.

4.2.3 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 10 meter mag bedragen;
  2. een luifel aan het hoofdgebouw mag maximaal 1,5 meter uitsteken.

4.3 Nadere eisen     

4.3.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

4.4 Afwijken van de bouwregels     

4.4.1 Bevoegdheid     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. artikel 4.2.3 onder b in die zin dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen langs de openbare weg maximaal 1.5 meter mag bedragen.

4.4.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 4.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 5 Wonen - Gestapeld 4     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen - Gestapeld 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een appartementsgebouw met maximaal vier woonlagen;
  2. inpandige bijbehorende bouwwerken;
  3. tuin en erven;

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. (half)ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woongebouw worden gebouwd;
  2. het aantal hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan één;
  3. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  4. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  5. de voorgevels van het hoofdgebouw dienen in of achter de gevellijnen te worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. balkons maximaal 1,5 m buiten de gevellijn mogen uitkragen;
  6. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangegeven
  8. het hoofdgebouw dient plat afgedekt te zijn;
  9. het hoofdgebouw dient te worden opgericht in maximaal vier woonlagen;

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken     

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt dat deze uitsluitend inpandig in het hoofdgebouw worden opgericht.

5.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

5.4 Specifieke gebruiksregels     

5.4.1 Voorwaardelijke verplichting - nader bodemonderzoek     

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe gebouwen overeenkomstig de in 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder nader onderzoek en daaruitvoortkomende mogelijke sanering van de bodem, zoals aangeven in het verkennend bodemonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels     

7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, installaties voor duurzame energie- en watervoorzieningen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden.
  2. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. Dakranden, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1 meter overschrijden;
  4. Dakopbouwen alleen ten behoeve van liftinstallaties en/of duurzaamheidsvoorzieningen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 2,1 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

7.2 Onderwerpen van stedenbouwkundige aard     

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels     

8.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone;
  5. het gebruik van gronden voor het houden van evenementen.

8.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel;
  2. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  4. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie
  5. van gebouwen voor bed & breakfast;
  6. van gebouwen voor aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels     

9.1 Bevoegdheid     

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van Artikel 9 afwijken van de regels door:

  1. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
  4. het toestaan van in geringe mate, doch maximaal 5 meter afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat of de vorm van een plein, alsmede van de vorm van bebouwde oppervlakken (bouwpercelen), voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  5. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3 meter bedraagt;
  6. de hoogte van andere bouwwerken zijnde, te vergroten en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter;
  7. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. balkons, luifels en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  8. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1.5 meter;
  9. de uitoefening van een aan huis gebonden kleinschalige beroeps- of bedrijfsactiviteiten toe te staan in een deel van de woning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
    1. de verblijfsruimten moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    2. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
    3. de woonfunctie moet in ruimtelijke zin en visuele zin primair blijven;
    4. de beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
    5. maximaal 40% van het te bebouwen vloeroppervlak mag gebruikt worden voor huis verbonden activiteiten met een maximum van 50 m²;
    6. detailhandel mag niet plaatsvinden behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis verbonden beroep/ en bedrijf;
    7. er mogen geen reclameborden groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst;
    8. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt.

9.2 Afweging     

De toepassing van de in artikel 9.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels     

10.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

10.2 Afweging     

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om het bestemmingsplan te wijzigen, dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, kan de wijziging niet plaatsvinden.

Artikel 11 Overige regels     

11.1 Van toepassingsverklaring Paraplupan Parkeernormen     

  1. Het Parapluplan Parkeernormen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017025- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
  2. indien het 'Integrale parkeervisie gemeente Emmen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

11.2 Van toepassingsverklaring Parapluplan Standplaatsen     

  1. het Parapluplan Emmen Standplaatsen met planIdn: NL.IMRO. 0114.2017011.017- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
  2. indien het 'standplaatsen beleid' als bedoeld onder sub c gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 12 Overgangsrecht     

12.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in subartikel a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in subartikel a. met maximaal 10%.
  3. Subartikel a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste artikel, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste artikel, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Emmen, Angelslo, Leemkoelen 1 (woongebouw).'

Bijlagen bij de regels