Buitengebied Emmen, Nieuw-Schoonebeek, Dr ir H A Stheemanstraat    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding & doel     

In het kader van de natuurontwikkeling rondom Bargerveen is een groot deel van de gronden bestemd met een natuurbestemming. Ten zuidoosten van de kern Weiteveen en ten noorden van de Dr.ir. H.A. Stheemanstraat (hierna: Stheemanstraat) zijn een vijftal percelen die nog geen natuurbestemming hebben maar wel als zodanig gebruikt worden. Met dit wijzigingsplan worden deze vijf percelen van een natuurbestemming voorzien. Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd op de percelen om de natuurbestemming ook te verwezenlijken. Het gaat volledig om een bestemmingswijziging. Deze percelen grenzen straks aan de nieuw in te richten Buffer zuid, die ten zuiden van dit plangebied gerealiseerd wordt.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied     

Het plangebied ligt ten noorden van de Stheemanstraat. In onderstaande afbeelding zijn de pangebieden die onderdeel uitmaken van dit wijzigingsplan weergegeven. De gebieden binnen de stippellijn worden met dit wijzigingsplan voorzien van een nieuwe bestemming.

verplicht

Figuur 1.1 globale ligging plangebied binnen rode gebied.

1.3 Geldend bestemmingsplan     

De gronden waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 30 oktober 2014. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen'. Dit wijzigingsplan kent de bestemming 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen' toe aan de gronden. De dubbelbestemming en gebiedsaanduiding die nu van toepassing zijn worden overgenomen zodat bescherming van deze aspecten geborgd blijft. Het gaat dan om archeologische bescherming en een hydrologisch aandachtsgebied. De gebiedsaanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied 1' vervalt. Deze is ooit opgenomen om de dubbelbestemming 'Leiding-NAM leiding' op te kunnen nemen. Ten zuiden van het plangebied ligt al een leiding zodat deze mogelijkheid op deze gronden niet meer nodig is.

verplicht

Figuur 1.3: geldend bestemmingsplan Buitengebied 2011

1.4 Leeswijzer     

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 worden de relevante beleidskaders beschreven. De milieu- en omgevingsaspecten zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 6 komt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg en inspraak van het plan aanbod.

Hoofdstuk 2 Beleid     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid van Rijk- provincie en Waterschap en waar nodig hoe met dit beleid rekening is gehouden.

2.1 Gemeentelijk beleid     

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef     

De Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld september 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.

De ruimtelijke hoofdstructuur in de structuurvisie is gestoeld op de 'lagenbenadering'. Deze benadering gaat uit van een logische opbouw van het landschap in drie lagen:

  • Laag 1: de ondergrond: de natuurlijke basis; water, bodem, landschap en natuur.
  • Laag 2: de netwerklaag: verbindingen; systeem van wegen, kanalen, spoorlijnen en andere verbindingen.
  • Laag 3: de occupatielaag: wonen, werken, recreëren en voorzieningen.

Het Bargerveen en haar omgeving vormt een gedeelte van de eerste laag. Eén van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de eerste laag is het versterken van het Bargerveen. Het bestemmen van deze vijf agrarische percelen naar natuur draagt hieraan bij.

Voor het Bargerveen richt de inzet zich op een ruimtelijke overgangszone in noordelijke en westelijke richting tussen de natuur van het Bargerveen en de omliggende agrarische functie. Daar waar landbouw onrendabel wordt, kan extensivering en/of recreatief medegebruik een plek krijgen. Hierbij kan zelfs gedacht worden aan een nieuwe veenomgeving, zodat de natuur in het Bargerveen ontlast wordt.

2.1.2 Ruimtelijke waardenkaart     

In het uitvoeringsprogramma behorende bij de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is de Ruimtelijke waardenkaart opgenomen. In september 2011 is de Ruimtelijke waardenkaart vastgesteld door de gemeenteraad. De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van landschap in relatie tot cultuurhistorie. De Ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie; de 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer binnen de gemeente. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.

Deelgebieden en kenmerken per deelgebied

De RWK maakt een onderscheid in deelgebieden. Het plangebied ligt binnen het deelgebied 'Randveenontginning Schoonebeek' (kleinschalige veenontginningen). Het landschap van de hoogveenontginningen gaat naar het zuiden over in het Bargerveen, één van de laatste levende hoogveengebieden van het land. Aan de zuidzijde ligt het Schoonebeekerdiep, met daarin de Wilms Boo, en op de overgang naar het (voormalig) veencomplex uitzonderlijk gaaf bewaarde middeleeuwse dorpen als Westerse Bos, Middendorp en Oosterse Bos. Het landschap van Schoonebeek bestaat uit een reeks van zeer smalle oost-west gerichte dekzandruggen/dekzandkopjes welke langs het beekdal liggen. Op deze ruggen / koppen zijn de buurtschappen tot ontwikkeling gekomen. Daarmee weerspiegelt de bebouwing de opbouw in de ondergrond. Kenmerkend is de lichte waaiervorm van de percelering. Hierin is te herkennen hoe de landmeters bij de uitgifte van het blok zich hebben gericht op één punt, oostelijk van Ter Apel. In contrast tot de beslotenheid van de dorpen en buurtschappen staat de openheid van het beekdal van het Schoonebeekerdiep.

De Ruimtelijke waardenkaart omvat een drietal kaarten.

  1. Ruimtelijke aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    1. lintdorp/veendorp/nederzetting op zandopduiking;
  2. Visuele aspecten, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    1. robuuste ruimte veenontginning
    2. veenrestant
  3. Elementen, genoemd voor de omgeving van het plangebied:
    1. markegrens

De RWK geeft accenten voor behoud, versterking en ontwikkeling van nieuwe waarden. Voor de randvervening Schoonebeek is behoud en ontwikkeling onder andere gericht op het microreliëf van de zandkoppen, boerenerven en erfbeplanting, opstrekkende verkaveling en in samenhang daarmee een opstrekkend sloten- en houtwallenpatroon. Hierna wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

2.1.3 Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022     

De Cultuurhistorische Waardenkaart Emmen betreft een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische waarden en bestaat uit een beleidskaart, bronnenkaart en een toelichtende rapportage. Aansluitend is een beleidsnota geschreven: Erfgoednota Emmen 2017-2022. De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota 2017-2022 zijn op 28 september 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

De Cultuurhistorische Waardenkaart en Erfgoednota hebben de volgende systematiek gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:

  • Beschermen;
  • Herkenbaar houden;
  • Respecteren en rekening mee houden.

De maatregel 'Beschermen' heeft betrekking op erfgoed met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie, gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk).

'Herkenbaar houden' heeft betrekking op gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde, te weten:

  • Landschappelijke gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde
  • Infrastructuur en waterwegen van hoge cultuurhistorische waarde

Ten slotte is de maatregel 'Respecteren en rekening mee houden' geformuleerd. Deze maatregel heeft betrekking op beeldbepalende bouwwerken, Canon van Emmen, inventarisatie ErfgoedNetwerk, tradities en de top vijf bewonersavonden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het plangebied aangeduid als gelegen binnen het randveenontginningslandschap – hoogveen.

Het veenkoloniale landschap van Emmen is rijk aan veenresten; gebieden die uiteindelijk niet in cultuur zijn gebracht. Oosterbos, Berkenrode en het Bargerveen zijn hiervan voorbeelden. Het Bargerveen is het laatste overgebleven gedeelte van formaat, dat deel uitmaakte van het Bourtangerveen. Ooit vormde dit moeras het grootste aaneengesloten hoogveengebied van Europa. Het gebied heeft, voordat het grootschalig is verveend, een periode gekend van kleinschalige vervening. Nadat de markegronden van de boeren van Noord- en Zuidbarge waren verdeeld, hadden zich in het Barger-Oosterveen enkele kleinschalige verveners c.q. boeren gevestigd. In de periode 1900–1935 nam hun aantal zelfs toe en was het gebied relatief dicht bevolkt. Na 1935 is het merendeel van het Barger-Oosterveen grootschalig verveend door middel van het bloksysteem met wijken. Tot 1992 vond in dit gebied nog vervening plaats. In dat jaar werd de vervening echter beëindigd en kwam het gebied in handen van Staatsbosbeheer.

Het Bargerveen bestaat uit drie delen; in het noorden het Meerstalblok, in het midden het Amsterdamscheveld en in het zuiden het Schoonebeekerveld. Het Bargerveen vormt een mooi contrast met het aangrenzende Amsterdamscheveld. Dit gebied is nog wel systematisch afgegraven. De turfstrooiselfabriek van Griendtsveen, het achterliggende veld met het smalspoor en de bedrijfswoningen langs het kanaal zijn nog in samenhang aanwezig.

Het Bargerveen is een fascinerend natuurgebied, met rustend en actief hoogveen, droge en vochtige heide, meerstallen (kleine vennen boven op het veen), steilrandjes, bloemrijk akkers (óp een deel van het veengebied vindt nog akkerbouw plaats in de zogenaamde bovenveencultures) en bosschages van els en wilg.

Op elementenniveau geldt bij het randveenontginningslandschap dat de kenmerkende smalle strokenverkaveling van Roswinkel en het Schoonebeekerveld en de doorgaande weg langs Schoonebeek en Nieuw-Schoonebeek een hoge of zeer hoge historisch geografische waardering kennen.

Op grond van de Erfgoednota Emmen 2017-2022 valt het plangebied binnen de beleidskeuze 'herkenbaar houden'. Als maatregel is in de Erfgoednota genoemd: herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang. De gemeentelijke opgave in deze categorie luidt ontwikkelingen zodanig vroegtijdig te begeleiden dat deze aansluiten of inspelen op de cultuurhistorische kwaliteiten. In het plan wordt aangesloten op de verkavelingsstructuur van het Schoonebeekerveld. In de verdere toelichting wordt nader ingegaan op de inpassing van het plan.

2.1.4 Bestemmingsplan Buitengebied Emmen     

Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen heeft als uitgangspunt dat een vitaal platteland van groot belang is voor de ontwikkeling van het omvangrijke buitengebied van Emmen. Het bestemmingsplan kan in ruimtelijke zin ontwikkelingen ondersteunen, die het karakter en de leefbaarheid van het buitengebied versterken. Zo draagt een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan optimaal bij aan een vitale toekomst voor het platteland in Emmen. Landbouw en landschap (inclusief natuur- en bosgebieden) bepalen het gezicht van het Emmense platteland. Ze worden daarom aangemerkt als 'basisfuncties'. Landbouw en landschap (inclusief cultuurhistorie en archeologie) zijn onlosmakelijk verbonden met het buitengebied en er (letterlijk) in geworteld. Bodem en water zijn de randvoorwaarden om de landbouw en het landschap goed te laten ontwikkelen en vanuit die rol ook essentieel. In het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de lagenbenadering die in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef wordt gehanteerd. De onderste lagen van landschap, natuur en bodem zijn in de Structuurvisie bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de netwerk- en occupatie laag. Landschap is ook in de Structuurvisie de onderlegger voor het ruimtelijke, economische beleid. Het bestemmingsplan kiest landschap als randvoorwaarde voor ontwikkelingsmogelijkheden van de aanwezige functies. Begrip en inzicht in de landschappelijke opbouw kan als inspiratiebron werken bij landschappelijke ingrepen. Het rapport “De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan, biedt een handvat voor het uitwerken van nieuwe ontwikkelingen. De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd en dat alles zodanig dat het landschap 'zijn verhaal' kan blijven vertellen. Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving.

Geconcludeerd wordt dan ook dat deze natuurontwikkeling passend is binnen het algemene beleid van de gemeente Emmen. Dit wijzigingsplan bestemd een vijftal percelen tot natuur, alle naastliggende percelen ten noorden van de Stheemanstraat hebben deze bestemming al gekregen.

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe     

De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over 'lange termijn', betreft het de periode na 2030.

De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.

Missie

De missie van de provincie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd, te weten landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd :

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • noaberschap;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • menselijke maat;
  • veiligheid.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Zorgvuldig Ruimtegebruik

In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.

Milieu- en leefomgevingskwaliteit

De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.

Visiekaart en doelstellingen

De meest in het oog springende provinciale ambities komen samen op de visiekaart 2030. De visie geeft een samenhangend perspectief op de toekomst. Op de visiekaart is de ontwikkeling voor de robuuste systemen vastgelegd. De robuuste systemen vormen de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe.

Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als robuust natuursysteem. Dit systeem betreft de gebieden en verbindingen die de ruggengraat vormen voor de natuur in Drenthe.

Ecologische verbindingen zorgen er voor dat verschillende natuurgebieden met elkaar verbonden zijn. Dit is belangrijk voor de verspreiding van planten en dieren tussen gebieden.

Kernkwaliteiten

Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:

Natuur

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit, deze zijn nader beschreven in het robuust natuursysteem. Het NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Voor de ruimtelijke identiteit van Drenthe is de belevingswaarde en de mogelijkheid tot benutten van de natuur van groot belang. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland. De provinciale ambitie ten aanzien van natuurontwikkeling of het ontwikkelen van een robuust NNN, is uitgewerkt in het robuust natuursysteem.

verplicht

Figuur 2.1: de vijf percelen zijn gelegen in het Natuurnetwerk Nederland.

Landschap

Het plangebied is gelegen binnen het gebied Wegdorpen van de randveenontginningen. Behoud en versterking van de kavelstructuur en de openheid is als doel benoemd. Kenmerkend voor de randveenontginningen is het ontstaan langs de randen van de Veenkoloniën door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling.

Het omringende landelijke gebied dringt door in het wegdorp. Vanaf de hoofdweg is tussen de bebouwing door het landelijke gebied waarneembaar. Het dorpssilhouet is een langgerekte, smalle, slingerende strook, waarvan de massa wordt gevormd door een onregelmatige aaneenschakeling van forse boerderijen, kleinere boerderijen en woningen met erfbeplantingen. Dominerend is de beplanting van opgaande bomen langs de weg, in een overigens open landschap. Typisch is de ligging op de lichtglooiende rand van een hoogveenontginning en veelal een stroomdal.

Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt.

Cultuurhistorie

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch kompas. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. Rond het Amsterdamscheveld en het Bargerveen zijn verschillende fasen van veenontginning zichtbaar door strakke interne ontginningslijnen, aan de randen rafelige grenzen tussen wel en niet afgegraven en in cultuur gebracht hoogveen. Voor de randveenontginningen zijn kenmerkend:

  • Licht slingerend verloop van de weg als ontginningsas parallel aan het Schoonebekerdiep;
  • Een onderscheid tussen oost en west in lintdorpen en esgehuchten;
  • Een opstrekkende verkaveling vanuit het lint.

Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen.

Bepalend in dit gebied is de positie van Emmen als naoorlogse stad, in een veengebied dat vrij laat is ontgonnen en nog de concrete sporen toont van de machinale veenontginningen. Emmen, oorspronkelijk een esdorp op een uitloper van de Hondsrug, bezit rondom de oude kern een krans van woonwijken en industriegebieden, die representatief zijn voor de opeenvolgende fasen in het naoorlogse planningsdenken. Daarbuiten zijn in het gebied van het Amsterdamscheveld de verschillende facetten en fasen van de machinale veenontginning in één gebied zichtbaar. De zuidelijke strook langs de grens met Duitsland heeft een eigen karakter, gevormd door de randveenontginningen en hun wegdorpen en de esgehuchten.

Structuren van provinciaal belang

Voor het gebied als totaal:

  • De veelzijdigheid van ruimtelijke inrichting in fasen en in tijd, met structuren van esdorpen, veenontginningen, wegdorpen en naoorlogse planning;
  • De verschillende zones die zich door hun autonome ontwikkeling sterk van elkaar onderscheiden.

De karakteristieken van elk van de zones

Emmen

  • Hoofdstructuur van naoorlogse uitleg met daarbinnen de functiescheiding wonen, werken, recreatie en verkeer;
  • De naoorlogse woonwijken Emmermeer, Angelslo en Emmerhout als gave representanten van stedenbouwkundige concepten;
  • De aanwezigheid van (restanten van) esdorpstructuren van (het centrum van) Emmen, Barge en Westenesch en prehistorische sporen die de route van Coevorden naar Groningen over de Hondsrug weerspiegelen.

Veengebied

  • Meervoudig systeem van kanalen en wijken;
  • Rond het Amsterdamscheveld en het Bargerveen zijn verschillende fasen van veenontginning zichtbaar door strakke interne ontginningslijnen, aan de randen rafelige grenzen tussen wel en niet afgegraven en in cultuur gebracht hoogveen, machinale sporen in het veen en de turfstrooiselfabriek en gerelateerde dorpsbebouwing bij het gebied van Van Griendtsveen.

Randveenontginningen

  • Licht slingerend verloop van de weg als ontginningsas parallel aan het Schoonebekerdiep;
  • Een onderscheid tussen oost en west in lintdorpen en esgehuchten;
  • Een opstrekkende verkaveling vanuit het lint.

Ambitie

Bepalend voor dit deelgebied is de stad Emmen als naoorlogse groeikern op de rand van de Hondsrug met een omringend veengebied.

In dit deelgebied wil de provincie specifiek sturen op:

  • Het behouden van de kenmerkende stedenbouwkundige concepten van de naoorlogse wijken van Emmen als representanten van opeenvolgende fasen in het denken over wonen en de stad;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen van Emmen consequent vasthouden aan het wijkontwerp als totaalbeeld en als uitdrukking van een vernieuwend denkbeeld over de wijze van wonen;
  • Het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing;
  • Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug;
  • Het herkenbaar houden van de lintstructuur van de randveenontginningen met een variatie aan bebouwing langs de slingerende oost-west georiënteerde wegen.

Vanuit provinciaal cultuurhistorisch belang kent dit gebied de sturingscategorie 'respecteren'. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.

Archeologie 

De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.

Aardkundige waarden

Het plangebied is onderdeel van De Hondsrug UNESCO GLOBAL GEOPARK. De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden.

In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initiatieven.

Voor delen van het plangebied geldt een hoog beschermingsniveau voor aardkundige waarden. In gebieden met een hoog beschermingsniveau heeft de provincie de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. In deze gebieden staat de provincie ontwikkelingen alleen toe als aardkundige kwaliteiten en kenmerken worden behouden. Het zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt voor de provincie vertrekpunt bij planvorming.

2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe     

In artikel 2.6 van de Provinciale Omgevingsverordening is aangegeven dat, als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, in het ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie. In de verordening is voorts opgenomen dat een ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten.

Hoe is rekening gehouden met kernkwaliteiten?

Ten aanzien van de inrichting van het gebied zullen er geen veranderingen plaatsvinden. Daarnaast is de hele ontwikkeling passend binnen de natuurdoelstellingen die deze verordening ook beschrijft. De percelen liggen volledig in het NNN gebied zoals dat bepaald is in de verordening.

Ten aanzien van de Hondsrug zijn de eventuele archeologische waarden van het gebied beschermd met een dubbelbestemming. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met de proviciale belangen in het gebied.

2.3 Rijksbeleid     

2.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de Amvb Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro). Het Barro stelt eisen aan een bestemmingsplan daar waar het gaat om gebieden van nationaal belang. In de regels van het Barro is aangegeven hoe met deze belangen bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. Het Barro heeft op deze punt dus rechtstreekse werking. Daarnaast voorziet het Barro in provinciaal medebewind. Dit houdt in dat een provincie verplicht wordt tot het opnemen van zaken in de provinciale omgevingsverordening. Zo worden de provincies verplicht gebieden aan te wijzen die het natuurnetwerk Nederland vormen. Bij provinciale verordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden aangewezen en worden regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen.

Het rijksbeleid geeft geen specifieke kaders mee voor de inhoud van dit wijzigingsplan. Geconcludeerd wordt dan ook dat de wijziging van de vijf percelen naar een natuurbestemming passend is binnen beleid van Rijk, provincie en de gemeente zelf.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving en -uitgangspunten     

3.1 Ontstaansgeschiedenis     

Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de kleinschalige veenontginningen. Het wordt gerekend tot het gebied Schoonebeek en omgeving.

Dankzij kadastrale kaarten is duidelijkheid over het grondgebruik en de ontginningswijze vanaf de 17e eeuw. De boerderijen van de oude bewoningslinten lagen toen op langgerekte kavelstroken, 'opstrekk'nde ploats'n' genoemd, die noordwaarts het veen in liepen en zuidwaarts tot het Schoonebeekerdiep. Door het recht van opstrek, het recht van de grondeigenaar op de onontgonnen gronden voor en achter zijn in cultuur gebrachte grond, is deze bijzondere strokenverkaveling ontstaan.

In de loop van de 18e eeuw, begin 19e eeuw vestigden steeds meer boeren uit Duitsland zich in dit gebied. In 1805 ontstond dan ook Nieuw-Schoonebeek door de verkoop van gronden aldaar aan Duitse boeren. In Nieuw-Schoonebeek bestond het recht van opstrek alleen richting veen waardoor richting het Schoonebeeker diep sprake is van een onregelmatige verkaveling. Dat is tot op de dag van vandaag nog steeds het geval. Bijzonder is de waaiervormige percelering die volgens W. Visscher wijst op een in de Middeleeuwen gebruikelijke wijze van landmeting. (Bron: W. Visscher; Uitwaaieren langs het diep). Deze waaiervormige Schoonebeeker percelen komen samen in een punt, een zandhoogte Ubbenbergh genaamd, op de Nederlands-Duitse grens even ten oosten van Emmer-Compascuum. Overigens liepen de percelen niet door tot de punt. Dat zou niet praktisch zijn. Aan de basis waren de percelen circa 90 meter breed.

verplicht

Figuur 3.1: Waaiervormige percelering van Schoonebeek en omgeving.

Het gebied is grotendeels kleinschalig en gedeeltelijk niet of deels ontgonnen. Dit betekent dat er her en der nog veenlagen aanwezig die in hoogte verschillen door inklinking, mest en het afsteken van turf(strooisel) voor eigen gebruik. Dit gecombineerd met de bos(stroken) en elzensingels zorgt voor het unieke kleinschalige coulissen landschap.

Door de herprofilering van de Europaweg in de 20e eeuw, is het oorspronkelijke karakter van deze weg verdwenen. Daarentegen zijn de paden richting de boerderijen nog steeds herkenbaar.

De uitzonderlijk gaaf gebleven oorspronkelijke buurtschappen, Westeinde, Middendorp en Oosteinde, met hun specifieke boerderijen en erfbeplanting, de paden richting de boerderijen, de nog steeds herkenbare smalle strokenverkaveling ten noorden van het lint, het aanwezige reliëf en de opgaande bosjes en singels zorgen voor een kleinschalig coulisselandschap. In dit gebied liggen de oudste (bij Schoonebeek), jongere (bij Nieuw Schoonebeek) en jongste (bij Weiteveen) kleinschalige veenontginningen dicht bij elkaar. Het is vooral de optelsom van de nog herkenbare cultuurhistorische karakteristieken die dit gebied zo bijzonder maakt.

3.2 Huidige- en toekomstige situatie     

Zoals in de inleiding beschreven worden de vijf percelen die onderdeel uitmaken van dit wijzigingsplan op dit moment agrarisch gebruikt. Omdat de gronden nu in eigendom zijn van de provincie is het agrarisch gebruik gestopt. De grondeigenaar zal de natuur op deze percelen meer haar gang laten gaan. Daarbij zal op termijn qua karakter een zelfde gebied ontstaan als op de andere percelen ten noorden van de Stheemanstraat.

Er worden op korte termijn geen werkzaamheden uitgevoerd zoals graven van sloten en/of kap van bomen. Mocht dat in de toekomst nodig zijn dan zal daar een aparte vergunning voor verleend moeten worden.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken en milieubeoordeling     

De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening en milieu twee beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken. Het gemeenschappelijke doel dat aan beide beleidsvelden ten grondslag ligt, is het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor bestemmingsplannen dat toetsing plaats dient te vinden aan specifieke ruimtelijke milieunormen, zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en luchtkwaliteit. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten voor het hele plangebied.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie     

Algemeen

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Regelgeving

De herziene Monumentenwet 1988 schrijft voor dat gemeenten een eigen beleid voor de archeologische monumentenzorg voeren en bescherming bieden aan archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt van het beleid is het behoud van waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Nota Archeologie is beschreven hoe zal worden omgaan met (mogelijke) waardevolle archeologische en cultuurhistorische waarden binnen de gemeentegrenzen. De beleidskaart archeologie maakt onderdeel uit van de Nota Archeologie en geeft een vlakdekkend overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. Deze kaart maakt inzichtelijk wanneer verplichting tot onderzoek kan ontstaan bij ruimtelijke ingrepen. In het beleid wordt beschreven wanneer nader onderzoek naar waarden is benodigd en wie hier verantwoordelijk voor is.



Archeologie in Erfgoedverordening

De gemeente is het bevoegd gezag voor beschermen van archeologische waarden. De bescherming kan worden neergelegd in een bestemmingsplan en in een (erfgoed)verordening. De gemeente gaat het uitgangspunt hanteren dat voor zover het archeologisch beleid niet is verankerd in een bestemmingsplan, de vereiste bescherming wordt geregeld in de Erfgoedverordening. De Erfgoedverordening treedt terug indien een nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld dat volgens de Nota archeologiebeleid voorziet in de vereiste bescherming.

Onderzoek

Algemeen

In het algemeen geldt dat indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister verplicht is (vondstmelding bij de gemeente Emmen of via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

In het wijzigingsplan is de geldende dubbelbestemming voor archeologie ('Waarde Archeologie 4') overgenomen op de verbeelding. Bodemverstorende activiteiten zijn daardoor alleen toegestaan indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen restanten meer in het plangebied aanwezig zijn. Daarmee is de bescherming van archeologische waarden goed beschermd met dit wijzigingsplan.

Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorie is in paragraaf 2.2.2 beschreven hoe er rekening gehouden is met het cultuurhistorisch waardevolle gebied De Hondsrug en ook de kenmerkende verkavelingen in het gebied. Er zal aan de kavelindeling / het kavelpatroon niets veranderen door dit wijzigingsplan.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.2 Natuurtoets     

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de bebouwde kom vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en parken. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in bebouwd gebied wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient getoetst te worden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Bij soortenbescherming van planten en dieren moet aandacht worden besteed aan de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn en de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11).

Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur of EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden.

4.2.1 Natuurtoets     

Het bestemmingsplan maakt geen werkzaamheden mogelijk waarvoor in het kader van dit bestemmingsplan een onderzoek moet worden uitgevoerd. Het kent alleen een nieuwe bestemming toe waardoor specifiek onderzoek achterwege gelaten kan worden.

4.2.2 Stikstofdepositie / Bargerveen     

Wettelijk kader

In Natura 2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie. Om in het kader van een mogelijke vergunningaanvraag Wet natuurbescherming te onderzoeken wat de stikstofdepositie is tijdens de bouw- en gebruiksfase kan een berekening benodigd zijn om te onderzoeken of aangewezen soorten geen nadelige invloed kunnen ondervinden van de plannen.

Onderzoek

Het betreft hier alleen een bestemmingswijziging van de betreffende percelen. Er zullen geen werkzaamheden plaatsvinden waardoor verder onderzoek achterwege gelaten kan worden. Daarnaast mag verondersteld worden dat de wijziging van agrarische grond naar natuur zal zorgen voor een stikstofreductie.

4.3 Milieu     

4.3.1 M.e.r.-beoordeling     

Wettelijk kader

In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voor elke ruimtelijke ontwikkeling die genoemd wordt in de C- of D-lijst een motivering moet worden gegeven waarin wordt beoordeeld of een m.e.r.-procedure doorlopen dient te worden. Deze motivering dient op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Dit wordt de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.

Conclusie

Voor de voorgenomen ontwikkeling, geldt dat er geen belangrijk nadelige milieugevolgen worden verwacht. Het is enkel gericht op het toekennen van een nieuwe bestemming.

4.3.2 Bodem     

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Om de bodemkwaliteit in beeld te krijgen in een bodemonderzoek uitgevoerd.

Onderzoek

Er worden geen werkzaamheden in de bodem gedaan die op dit moment onderzocht moeten worden in het kader van deze bestemmingsplanprocedure. Het gaat om het toekennen van een nieuwe bestemming zonder dat er werkzaamheden worden uitgevoerd.

Conclusie

Het aspect bodem geeft geen beperkingen voor de gewenste functiewijziging van het perceel.

4.3.3 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid (zoals het woon- en leefklimaat).

Met het plan worden geen geluidgevoelige bestemmingen of geluidsproducerende activiteiten mogelijk gemaakt. Het aspect geluid betekent geen belemmering voor het plan.

4.3.4 Luchtkwaliteit     

Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor een ruimtelijk project vormt als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het plan draagt niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat er zodoende geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet toenemen. Hierdoor betekent het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.

4.3.5 Externe veiligheid     

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Binnen het plangebied zijn geen bedrijven of transportroutes gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.

Ten zuiden van het plangebied ligt transportleiding (000696) van de NAM. De transportleiding ligt grotendeels langs de bestaande Doctor Ingenieur H.A. Stheemanstraat. In het oostelijk deel loopt de leiding vanaf de straat in een vrijwel rechte lijn richting Duitsland. De leiding ligt buiten het plangebied en heeft verder geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

4.3.6 Water     

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Dit plan zorgt niet voor een aanpassing van de waterhuishouding. De bestaande sloten rondom de percelen blijven in de huidige vorm bestaan. Het uitvoeren van een watertoets is dan ook niet nodig omdat dit wijzigingsplan alleen een nieuwe bestemming toekent aan de percelen en daarmee de waterhuishouding niet aangepast wordt.

4.4 Conclusie     

Op basis van een toets van de uitvoeringsaspecten kan worden geconcludeerd dat de natuurontwikkeling past binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid     

Met ingang van 16 maart 2022 tot en met 26 april 2022 heeft het ontwerp wijzigingsplan voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid     

Voor het opstellen van een wijzigingsplan is een bedrag opgenomen in de legesverordening. De planontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.

Regels     

Dit plan betreft het wijzigingsplan Buitengebied Emmen, Nieuw-Schoonebeek, Dr ir H A Stheemanstraat met planidentificatienummer NL.IMRO.0114.2021049-W701 van de gemeente Emmen.

Dit wijzigingsplan voorziet in:

de wijziging van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' naar de bestemming 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen'. Op dit wijzigingsplan zijn de desbetreffende regels van artikel 48 van de bestemming 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen' uit het bestemmingsplan Buitengebied 2011 (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710) van toepassing.

Hoofdstuk 1 Overgangs- en slotregels     

Artikel 1 Overgangsrecht     

1.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 1.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 1.1, onder a, met maximaal 10%.
  3. Lid 1.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

1.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 1.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 1.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 1.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende wijzigingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 2 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen, Nieuw-Schoonebeek, Dr ir H A Stheemanstraat".