Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Samenvatting en inleiding     

De gymzaal aan de Middenhaag 2 is gedateerd en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De huidige zaal staat voor een flinke onderhoudsopgave en heeft te weinig capaciteit. Gelet hierop is besloten om de bestaande zaal te vervangen voor een nieuwe moderne zaal. Deze zaal zal twee keer zo groot zijn als de bestaande zaal om zo aan de vraag naar sportaccommodaties te kunnen voldoen.

De gymzaal zal middels de “Design and Build” (D&B) systematiek worden uitgevoerd. Men noemt dit ook wel een geïntegreerd contract (ontwerp zit bij de opdracht in). Dit betekent dat de aannemende partij verantwoordelijk is voor het ontwerp en de bouwaanvraag. De UAV-GC2005 is de basis voor deze vorm van aanbesteden. Het eindresultaat moet voldoen aan de gestelde eisen in het aanbestedingsdocument. Omdat vooraf ( bij opstellen van het bestemmingsplan) niet duidelijk is wat het ontwerp van de gymzaal wordt zijn in de toelichting van het bestemmingsplan ontwerp-uitgangspunten opgenomen. Deze worden meegenomen bij de aanbesteding.

Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) vervangt een deel van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer, vastgesteld 27 september 2012. Namelijk dat deel van het bestemmingsplan waarin de huidige zaal planologisch is geregeld. De huidige gymzaal was opgenomen als onderdeel van het scholencomplex aan de Middenhaag en krijgt nu een eigen bestemming.

Beleid

De vervangende nieuwbouw is passend binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid.Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk, waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen hoeft te worden.De vervangende nieuwbouw binnen de RCE wijk is passend binnen de bestaande stedenbouwkundige structuren en schaadt het cultuurhistorisch belang niet.

Onderzoek

Ten behoeve van de uitvoering zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Wat betreft archeologie hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden vanwege de omvang van het gebouw welke kleiner is dan 1000m2. Uit de quickscan flora fauna blijkt dat geen mitigerende maatregelen getroffen hoeven te worden. Wel dient ten aanzien van de algemene broedvogels in het plangebied tijdens de sloop en bouwactiviteiten minimaal de volgende voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Ten aanzien van de fysieke veiligheid kan gesteld worden dat geen risicobronnen in het plangebied aanwezig zijn.

In verband met de verwachte toename van de gebruikers, door de vergroting van de zaal, is een parkeerberekening gemaakt. Het aantal parkeerplaatsen is gerelateerd aan de oppervlakte van de gymzaal. Op basis daarvan zijn 10 tot 14 parkeerplaatsen nodig. De conclusie is dat in de directe omgeving 9 parkeerplaatsen te kort zijn. Dit te kort kan niet opgelost worden in het plangebied zelf, maar is wel op te vangen in het parkeergebied van het winkelcentrum Emmermeer. Om het te kort aan parkeren in de directe omgeving te compenseren wordt gekeken naar verkeersmaatregelen die de verkeersveiligheid van voetgangers moet bevorderen.

Een geluidsonderzoek waarbij het effect van de gymzaal op de omgeving is uitgevoerd. De uitgangspunten van dit onderzoek worden meegenomen als randvoorwaarde voor het te bouwen gebouw.

De gymzaal is gelegen in het centrumgebied van de wijk nabij winkels en scholen. In afbeelding 1 is de gymzaal gelegen binnen het scholengebied weergegeven.

verplicht

Afbeelding 1. Gebiedsanalyse uit Beeldkwaliteitsplan winkelcentrum Emmermeer.

Vanwege de beperkte ruimte in m2 waarop de huidige zaal staat is overwogen om de zaal op een andere ruimere plek te realiseren. Echter vanwege de centrale ligging van de sportzaal in de wijk, dicht bij het winkelgebied en de scholen is geoordeeld dat de huidige locatie als wijkvoorziening de beste is voor de gymzaal. Dit heeft als gevolg dat de gymzaal wat betreft vormgeving en bouwmassa zal moeten aansluiten op het winkelgebied wat onlangs geherstructureerd is.

Gelet op de gerealiseerde herstructurering van het naastgelegen winkelcentrum is het uitgangspunt bij de bouw van de nieuwe gym/sportzaal dat het nieuwe gebouw architectonisch familie is van de nieuwe aanwezige bebouwing.

Gelet op de onderzoeken zijn de volgende ruimtelijke uitgangspunten bij realisatie van de gymzaal van belang:

  1. De nieuwe gym/sportzaal zal architectonisch familie zijn van de nieuwe aanwezige bebouwing en inrichting;
  2. Multifunctioneel gebruik van het gebouw;
  3. De uitgangspunten van het geluidsonderzoek;
  4. Er kan gebruikt worden gemaakt van de parkeermogelijkheden behorende bij het winkelcentrum van de Emmermeer;
  5. Fietsparkeren wordt integraal mee-ontworpen;

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan     

De gymzaal aan de Middenhaag 2 is gedateerd en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De huidige zaal staat voor een flinke onderhoudsopgave en heeft te weinig capaciteit.

verplicht

Afbeelding 1.1: Bestaande gymzaal Middenhaag 2.

Gelet hierop is besloten om de bestaande zaal te vervangen voor een nieuwe moderne zaal. Deze zaal zal twee keer zo groot zijn als de bestaande om zo aan de vraag naar sportaccommodaties te kunnen voldoen.

Vanwege de gekozen bouwmethodiek Design and Build” (D&B) , ook wel geïntegreerd contract (ontwerp zit bij de opdracht in) is het nodig dat vooraf de ruimtelijke kaders geregeld zijn in een bestemmingsplan. Hierdoor hoeft de aannemende partij welke verantwoordelijk is voor het ontwerp en de bouwaanvraag niet meer te wachten op ruimtelijk procedures. Om die reden wordt voor de vervangende nieuwbouw aan de Middenhaag dit bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 opgesteld.

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) ligt in het centrum gebied van de wijk de Emmermeer. Het gebied wordt globaal begrensd door de Middenhaag, de dr. H. Blinkstraat en de Warmeerweg, (zie afbeelding 1.1 tot en met 1.2).

verplicht

Figuur 1.2-1: De ligging van het plangebied Emmen Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal)   in de wijk Emmermeer.

verplicht

Figuur 1.2-2: Ingezoomd, Middenhaag 2 in wijkcentrum- en scholengebied

verplicht

Figuur 1.2-3: Indicatie begrenzing plangebied.

1.3 Huidige planologische regelingen     

Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) vervangt een deel van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer, vastgesteld 27 september 2012. Namelijk dat deel van het bestemmingsplan waarin de huidige zaal planologisch is geregeld

De huidige gymzaal was opgenomen als onderdeel van het scholencomplex aan de Middenhaag en krijgt nu een eigen bestemming.

verplicht Figuur 1.3-.3 geeft een overzicht, niet volledig, van de oude bestemmingsplannen in het plangebied.

1.4 Opzet bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek     

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. Daarnaast is er informatie gebruikt uit onderzoeken en adviezen die in een ander kader zijn uitgevoerd. De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • Quick scan flora en fauna.
  • Parkeerbalans
  • Geluid

Hoofdstuk 2 Beleid     

2.1 Gemeentelijk beleid     

2.1.1 Herstructuering Emmmermeer/ Ruimtelijk Functioneel Masterplan Emmermeer     

Emmermeer was de woonwijk van Emmen met de grootste voorraad oude en goedkope huurwoningen. Al in een vroeg stadium is onderkend dat deze wijk niet meer de flexibiliteit en aantrekkingskracht bezat die nodig is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Een grondige en samenhangende aanpak van de naoorlogse woonwijk werd noodzakelijk geacht om te voorkomen, dat de wijk als gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen in een neerwaartse spiraal terecht zou komen. Dit was voor de gemeente reden om de notitie "Herstructurering Emmermeer / Ruimtelijk Functioneel Masterplan Emmermeer " eind 1998 op- en vast te stellen.

Het uitgangspunt van de notitie is door herstructurering van de wijk Emmermeer de basis te leggen voor de realisatie van een aantrekkelijke, toekomstbestendige wijk met een duurzaam gedifferentieerd woonmilieu en leefklimaat. De notitie dient en heeft gediend als algemeen beleidskader voor de uitwerking in bestemmingsplannen voor de deelgebieden van Emmermeer en de beoordeling van bouwplannen. Inmiddels hebben zich diverse ontwikkelingen in Emmermeer voorgedaan waaronder een herstructurering van de woningvoorraad, functiewijzigingen, de vernieuwing van het winkelcentrum en concentratie van scholen- en welzijnsvoorzieningen. De investeringen die in Emmermeer hebben plaatsgevonden hebben ertoe geleid dat de neerwaartse spiraal (vooral door het wegtrekken van kansrijke bewoners) is omgezet in een opgaande beweging.

2.1.2 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef     

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) is het thema's voorzieningen van belang.

De gemeente wil voor de bewoners van Emmen kunnen voldoen aan een basis niveau aan voorzieningen. Een sportaccommodatie die aan de huidige eisen van deze tijd voldoet en voldoende capaciteit heeft vooral gebruikers maakt hier onderdeel van uit. Prettig aan de huidige zaal is dat deze binnen de bestaande stedenbouwkundige structuren kan worden gerealiseerd.

2.1.3 Verkeersbeleid     

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) ( december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.

Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.

Het fietsgebruik op met name de korte afstand (<7,5 km) willen wij met minimaal 10% laten doen toenemen. Met name het gebruik van de fiets richting het centrum van Emmen willen wij verder stimuleren door hoogwaardige fietsverbindingen richting het centrum van Emmen te realiseren of bestaande routes op te waarderen. Het autogebruik daarentegen willen wij verder ontmoedigen door een aantal rechtstreekse verbindingen voor autoverkeer te laten verdwijnen.

Er is sprake van een meer gematigde groei van het autoverkeer ten opzichte van eerdere prognoses. Mede door de grotere betekenis van openbaar vervoer en fiets in het beleid, is er ruimtelijk gezien - naast de grootschalige realisatie van ondergronds parkeren in het centrum - weinig tot geen behoefte aan uitbreiding van specifieke (auto-)wegvoorzieningen. Deels wordt zelfs gedacht aan het afwaarderen van autowegen waardoor een betere verkeerskundige en ruimtelijke kwaliteit wordt bereikt. Binnen de zogenaamde centrumruit willen wij het autoverkeer richting het centrum zoveel mogelijk ontmoedigen.

Naast het GVVP is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Als dit niet kan, kan eventueel teruggevallen worden op parkeren in de openbare ruimte.

2.1.4 Welstandsbeleid     

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand" in de raad van 30 juni 2016 is een nieuwe welstandsnota vastgesteld. Het beleid bevat drie welstandsniveaus met daarbinnen minder criteria. Het aantal toetsingsniveaus is teruggebracht naar 3, namelijk welstandsvrij, welstandsluw en hoog. Welstandsvrij kent geen toetsingscriteria en binnen de niveaus welstandsluw en hoog zijn de toetsingscriteria vormgegeven vanuit de gedachte “loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet”. De gemeente geeft initiatiefnemers meer vrijheid, waarbij gestreefd wordt naar “kwalitatief herstel”. In het bijzonder in gebieden waar dat nodig is, door aanwezigheid van karakteristieke omgevingswaarden en identiteit.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het winkelcentrumgebied van de wijk Emmermeer is aangemerkt als een gebied met hoge waarde.

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe     

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de "Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014". De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaaleconomische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt 'inbreiding gaat voor uitbreiding'. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. De vervangende nieuwbouw van de gymzaal is hier passend in.

2.2.2 Provinciale omgevingsverordening     

n de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vertaalt de provincie Drenthe haar omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. Daarnaast is de provincie verplicht vanuit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) een verordening voor daarin opgesomde thema's te hanteren. Het Barro bevat geen nieuw rijksbeleid, maar is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte.

De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de POV op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Emmen behoort tot het deel gebied Hondsrug. De vervangende nieuwbouw van de gymzaal is passend binnen het kader van de ambities van dit deelgebied.

2.3 Rijksbeleid     

2.3.1 Ruimtelijk beleid     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren via drie opeenvolgende treden:

  1. Is er een regionale behoefte?
  2. Is de regionale behoefte op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied?
  3. Zijn er locaties buiten bestaande stedelijk gebied die multimodaal ontsloten zijn of kunnen worden gemaakt voor de regionale behoefte?

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk, waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet doorlopen hoeft te worden.

2.3.3 Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte - Wederopbouwgebieden     

De beleidsnota "Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte" uit 2011 geeft aan hoe het rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De heersende opvatting in de visie is dat verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient cultureel erfgoed dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan er op voorhand rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op onder andere de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn onder andere op basis van de volgende fysieke kwaliteiten aangewezen:

  • compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningen stroken
  • experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening

De vervangende nieuwbouw binnen de bestaande stedenbouwkundige structuren is passend en schaadt het cultuurhistorisch belang niet.

2.4 Conclusie     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid doorwerkt in het plangebied door de aanwijzing van de wijk Emmermeer als cultureel erfgoed. Bij de ontwikkeling van het vervangende nieuwbouw is hiermee rekening gehouden door de bestaande stedenbouwkundige structuren in stand te houden, er op aan te sluiten en te versterken. Hierdoor is het bestemmingsplan niet in strijd met het rijksbeleid.

Het provinciaal beleid vormt eveneens op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciaal beleid.

Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de relevante beleidsnota's.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken     

3.1 Archeologie en monumenten     

3.1.1 Algemeen     

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan. Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan, tabel 1 geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

Categorie Archeologische waarden Oppervlakte Diepte Drainage
Rijksmonument Beschermd - - Verbod
Waarde - Archeologie 1 Zeer hoge archeologische waarde 0 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 2 (zeer) (hoge) archeologische waarde 100 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 3 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Verbod
Waarde - Archeologie 4 Middelhoge of hoge verwachting 1000 m2 30 cm + 10 cm Toegestaan

Tabel 1: Onderverdeling van archeologische waarden.

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemming.

Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

Rijksmonumenten (beschermd) worden in principe niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de verbeelding/verbeelding getoond. Desondanks zijn deze objecten wel weergegeven, als Waarde- Archeologie 1. Dit omdat deze archeologische rijksmonumenten voor Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden. Bovendien heeft de gemeente een zone van 50m rondom het wettelijk beschermde gebied, bestempeld tot Waarde - Archeologie 2. Indien het principe van het niet tonen van beschermde terreinen wordt nageleefd, zou enkel de 50m zone (archeologische waarde) op de verbeelding getoond worden en niet het daar binnen gelegen wettelijk beschermde terrein.

Omdat de overige Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit bestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.

3.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Het plangebied Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische Waarde 4 , figuur 3.1 is uitsnede uit de beleidskaart.

verplicht

figuur 3.1: Uitsnede archeologische beleidskaart, plangebied gelegen in waarde - archeologie 4.

Gebieden gecategoriseerd als waarde-3 en waarde- 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden

Voor gebieden aangeduid met Waarde - archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied houden sloopwerkzaamheden in van de bestaande gymzaal en vervangende nieuwbouw en vergroting op de plek van de huidige gymzaal. De totale nieuwe bebouwing zal minder zijn dan 1000m2.

Omdat de totale bouwactiviteit minder dan 1000m2 is in overleg met de gemeentelijke archeoloog geen nader onderzoek nodig voor deze bouwactiviteit. Echter hiermee behoudt de locatie de archeologische waardering en daarmee de dubbelbestemming waarde- archeologie. Dit heeft tot gevolg dat bij iedere activiteit een nieuwe afweging noodzakelijk is.

3.1.2.1 Cultuurhistorie     

Op basis van onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn. De gebieden zijn beoordeeld op onder andere de kwaliteit van het oorspronkelijke plan c.q. ontwerp, de toenmalige ontwerpprincipes, de huidige stedenbouwkundige gaafheid en zeldzaamheid, de voorbeeldfunctie van ontwerp en uitvoering, het (inter)nationale belang en hun huidige cultuurhistorische waarde. Hierbij is onderscheid gemaakt naar drie typen gebieden: 1) de daadwerkelijk wederopgebouwde kernen / gebieden (herstel oorlogsschade), 2) naoorlogse woonwijken en 3) landelijk gebied (reconstructie na oorlogsschade, ruilverkavelingen en nieuw land) . De woonwijken Emmermeer, Angelslo, Emmerhout zijn onder andere op basis van de volgende fysieke kwaliteiten aangewezen:

  • compositie van 3 wijken rond bos in voormalig veengebied
  • hiërarchisch stratenpatroon met centraal gelegen voorzieningenstroken
  • experimentele woningbouw en ruime groenvoorziening

De vervangende nieuwbouw binnen de bestaande stedenbouwkundige structuren is passend en schaadt het cultuurhistorisch belang niet.

3.2 Ecologie     

3.2.1 Natuurwaarden in het plangebied     

De gemeente Emmen heeft het voornemen om de huidige gymzaal aan de Middenhaag 2 te Emmen te slopen en hiervoor een nieuwe dubbele gymzaal voor terug te bouwen.

Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Buro Bakker is gevraagd om middels een verkennende toetsing (quickscan) eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld te brengen en de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten te beoordelen zie Bijlage 5 flora en fauna .

Uit de quickscan blijkt dat het opgaande groen en de bomen binnen het plangebied een broedgelegenheid biedt aan algemene broedvogels. Werkzaamheden waarbij nesten of vaste rust- en verblijfplaatsen worden beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord, zijn op grond van artikel 11 Flora- en faunawet verboden.

Verstorende werkzaamheden zoals het verwijderen van opgaand groen kunnen verstoring of vernietiging van nesten tot gevolg hebben. Het verwijderen van opgaand groen dient daarom buiten het broedseizoen (buiten de periode begin maart t/m half juli) te worden uitgevoerd. Als werken buiten deze periode niet mogelijk is, is een broedvogel controle nodig door een ecoloog. De werkzaamheden mogen doorgang vinden als er geen in gebruik zijnde nesten zijn aangetroffen, anders moet worden gewacht tot de vogel is uitgebroed.

De overige in het plangebied te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is wel van kracht. Ten aanzien van de licht beschermde soorten zijn geen vervolgstappen nodig, wel is de zorgplicht van kracht.

3.2.2 Conclusie     

Uit de gedane quickscan blijkt dat geen mitigerende maatregelen getroffen hoeven te worden. Wel dient ten aanzien van de algemene broedvogels in het plangebied tijdens de sloop en bouwactiviteiten minimaal de volgende voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Fysieke veiligheid     

In het plangebied en de nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen waaraan door rijksoverheid risiconormen zijn gekoppeld ter bescherming van de omgeving. De regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid beschouwend gelden voor dit bestemmingsplan dan ook geen wettelijke belemmeringen.

Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Bevi valt bepaald te beoordelen.Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid. Het bestemmingsplan voldoet aan de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen.

3.4 Milieu     

3.4.1 Vormvrije m.e.r.     

In het Besluit m.e.r. zijn drempelwaarden opgenomen voor wanneer er een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Sinds de wijziging van het Besluit op 1 april 2011 is een beoordeling van een activiteit die op de D-lijst van het Besluit m.e.r. voorkomt noodzakelijk, ook al ligt de omvang van de activiteit (ver) onder de drempelwaarde.

In voorliggend bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

3.4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt de bedrijvigheid in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Vanuit milieuoogpunt en leefbaarheid voor de omgeving vindt de gemeente Emmen bedrijven met een milieucategorie 1 en milieucategorie 2 conform de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering aanvaardbaar. Dit gelet op beperkte effect van dergelijke bedrijven op de omgeving. Volgens de VNG- lijst heeft een gymzaal een een milieucategorie 2 waarbij geluid het aspect is dat de meeste hinder kan opleveren. In de nieuwe situatie wordt de afstand van de gymzaal tot de woningen aan de Blinkstraat en de school aande Middenhaag minder. Bij het gebouwontwerp zal dan ook rekening moeten worden gehouden met het geluid afkomstig van de gymzaal naar de omgeving.

3.4.3 Bodem     

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijke meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.

Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet 'nuttig', dan is er sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen. Tijdelijke opslag en grootschalige toepassingen van grond en bagger zijn vormen van 'nuttig' gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging. Voor wat betreft de verdachte en vervuilde locaties geldt dat de gronden gesaneerd moeten worden voordat hierop gebouwd mag worden. De kosten voor sanering dienen door de aanvrager te worden bekostigd.

3.4.4 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.4.1 Geluidsbronnen in en nabij het plangebied     

Voor het plangebied Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) geldt dat het plangebied gelegen is binnen een gebied met wegen waarop 30 km per uur wordt gereden. De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:

  • Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De geluidseffecten van deze wegen op de gymzaal (een niet geluidsgevoelig object) hoeft niet bekeken te worden. Wel moet het effect van de gymzaal op de omgeving ( de woningen, scholen en het winkelcentrum) beoordeeld worden. Waarbij wellicht technisch aanpassingen aan het gebouw moeten worden aangebracht,danwel het gebouw moet zodanig ontworpen worden dat geen overlast naar de omegving aanwezig zal zijn.

3.4.4.2 Uitgangspunten geluid     

De gemeente Emmen is voornemens de huidige verouderde gymzaal aan de Middenhaag 2 in de wijk Emmermeer te vervangen door een dubbele gymzaal. De gymzaal moet multifunctioneel gebruikt kunnen worden. Het is op voorhand nog niet aan te geven welke activiteiten er naast sport in de gymzaal plaats gaan vinden. Het project betreft Design & Build. Hierbij wordt zowel het ontwerp als de realisatie van het project aan één opdrachtnemer overgelaten. Hierdoor is onbekend hoe het gebouw er gaat uitzien. Daarom was bij het opstellen van het bestemmingsplan en het berekenen van de geluidsbelasting naar de omgeving geen informatie beschikbaar over de bouwkundige schil van de gymzaal en de te plaatsen technische installaties.

In het gedane onderzoek, Bijlage 2 Geluid, zijn daarom de randvoorwaarden vastgesteld met betrekking tot de vereiste gemiddelde geluidsisolatie van de bouwkundige schil van de gymzaal en de toelaatbare geluidsvermogenniveaus van de technische installaties. Hierbij is getoetst aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

De berekende geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder bedraagt ter plaatse van demaatgevende woning 42 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaardevan 50 dB(A) etmaalwaarde.

3.4.5 Lucht     

De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
3.4.5.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied     

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf     

In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem voor het plangebied van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

3.5.1 Gebiedsspecifieke kenmerken     

Bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) ligt in het beheersgebied van Vechtstromen en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. In Emmermeer is geen oppervlaktewater van betekenis aanwezig. Ontwatering geschiedt door infiltratie in de bodem en afvoer via het gemengde rioolstelsel. Emmermeer watert via het rioolstelsel af naar het Bargermeerkanaal. In het kanaal wordt een streefpeil van NAP 16,76 m gehanteerd. De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil)) in geheel Emmermeer is voldoende. Wel zijn enige ingesloten lagere locaties aanwezig. Tijdens hevige neerslag kan hier overlast optreden, door oppervlakkig afstromend water.

Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen en in het waterplan van de gemeente Emmen.

3.5.1.1 Grondwater     

De grondwaterstand varieert van in Emmermeer van 15,00+ ANP tot circa 16,00+ NAP. Om inzicht te krijgen in de bodemstructuur heeft er een geohydrologisch onderzoek plaatsgevonden. De opbouw van de bodem bestaat uit een laag humus rijke grond van circa 0,80 m, met daar onder tot aan de grondwaterstand een laag van overwegend fijn zand.

De gemiddelde grondwaterstanden in de Emmermeer liggen dieper dan 3,00 m beneden maaiveld. In de omgeving lopen de grondwaterstanden op tot 1,5 m beneden maaiveld. Het plangebied wordt gekarakteriseerd als infiltratiegebied.

3.5.1.2 Grondgebruik     

Emmermeer is ingericht als woonwijk met ruimte voor aanverwante functies (winkelcentrum, scholen en kleinschalige bedrijvigheid.

3.5.1.3 Bodemopbouw     

De bodem ter plaatse van Emmermeer bestaat uit zandgronden met plaatselijk enige storende kleileemlagen. De exacte bodemopbouw is niet gekarteerd (bestaande stedelijk gebied). Recente bodemkundige onderzoek bevestigd echter het geschetste beeld.

3.5.1.4 Hoogteligging     

Figuur 3. 2 geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen de 21,97+ NAP aan de zuidkant tot 22,30+ NAP aan de noordkant van het plangebied.

Rond de wijk Emmermeer liggen gebieden met een aanzienlijk hoger maaiveldniveau. In het oosten van de Es met een maaiveldhoogte van 27,00+ NAP. In het noorden en oosten loopt het maaiveld op tot 25,00+ NAP. Door deze situatie is het gebied gevoelig voor wateroverlast.

verplicht

Figuur 3.2: Hoogtekaart Emmermeer en omgeving

De weghoogte van het plangebied ligt op 21,97+ NAP, het peil van de toekomstige bebouwing ligt hier circa 0,40 m boven. De hoogste grondwaterstand is circa 16,00+ NAP. Dit betekent dat de drooglegging voldoende gewaarborgd is.

Het plangebied is vanwege de lage grondwaterstand en de redelijke doorlatendheid van de bodem geschikt om regenwater te infiltreren in de ondergrond. Het beleid van de gemeente Emmen is er op gericht om het regenwater af te koppelen van de riolering.

Voor het inzamelen van het regenwater is in de nabijheid van het plangebied een infiltratieriool aangelegd. Het water afkomstig van daken en verhard oppervlak kan direct infiltreren in de bodem.

3.5.1.5 Grondwaterbeschermingsgebied     

In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe zijn onder andere waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden vastgelegd. Het plangebied is niet gelegen in een waterwin- of grondwaterbeschermingsgebied.

3.5.2 Waterhuishouding     

3.5.2.1 Riolering     

n het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Emmen + Emmermeer de conclusie dat de wateropgaaf circa 32.000m3 is. Als op grootschalige wijze extra oppervlak wordt afgekoppeld, dan loopt de opgaaf op tot 37.000m3. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden tot 10% extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

In de Middenhaag ligt een gescheiden stelsel met infiltratieriool. Het regenwater stort over op de vijver aan de Valtherlaan. Nieuwbouw kan op het bestaande stelsel worden aangesloten. Afhankelijk van de verkaveling moet dit worden verlegd onder de weg.

Het afvalwater wordt afgevoerd door middel van een nieuw aan te leggen vuilwaterrool. Dit loost onder vrijverval naar het rioolgemaal van het waterschap Vechtstromen aan de Tweede Bokslootweg. Van hieruit wordt het afvalwater middels een persleiding getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen aan de Dikkewijk te Nieuw-Amsterdam. Het effluent van deze rioolwaterzuiveringsinstallatie loost op de Hoogeveensche Vaart.

Het rioolsstelsel heeft een belangrijke taak in de afwatering van het gebied. een andere oppervlaktewaterstructuur ontbreekt. Tijdens perioden met hevige neerslag is de afvoercapaciteit van het rioolstelsel onvoldoende. Hierdoor komt op diverse locaties in de wijk 'water op straat' voor, met soms ernstige overlast voor de bewoners tot gevolg. Dit probleem wordt versterkt, omdat het water via het maaiveld naar de laagst gelegen locaties in de wijk stroomt. Hier accumuleert het water met forse waterdieptes tot gevolg. Door deze situatie is het voorgekomen dat water in woningen is gestroomd. Bij enkele woningen werd een waterdiepte van enkele tientallen centimeters gemeten.

Afgelopen paar jaar zijn er in Emmermeer, in de omgeving van de Boomstraat, een aantal maatregelen genomen om wateroverlast te verminderen voor de omgeving. Omgeving Boomstraat is het gemengde rioolstelsel vervangen door een gescheiden stelsel. Tevens is er nieuwe gescheiden riolering gelegd van de Boomstraat, via de Mr. H. Smeengestraat, Dopheide, Vogelwikke, Wolverlei, Noordeinde. Er wordt dit jaar 2016 een afvoer gelegd van Noordeind naar Oranjekanaal, langs de Frieslandroute/N381. Daarnaast zijn er maatregelen genomen in het openbaar gebied van Emmermeer. De middenberm van de Boomstraat is verlaagd. Van der Scheerstraat is verlaagd van de middenberm tot aan het Haagjespark. Het Haagjespark is verlaagd. Bij hevige regenval komt het water uit het riool. De middenberm loopt vol en voert af naar het Haagjespark. Deze maatregelen zijn gericht op het vasthouden/bergen/vertraagd afvoeren van het overtollig water.

3.5.2.2 Waterbeheer, (grond) waterkwantiteit - en kwaliteit     

Het plangebied maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. Emmermeer is echter wel omsloten door gebieden met een natuurdoelstelling (EHS, Emmerdennen) of een grondwaterbeschermingsgebied (drinkwaterwinning). Het is daarom belangrijk dat voorzichtig omgegaan wordt met het in de bodem infiltreren van regenwater. Het is daarom beter om regenwater van mogelijk minder schone terreinen niet rechtstreeks in de bodem te infiltreren.

Het gebied heeft als hoofdfunctie wonen. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,20 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kort durende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundig systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor Emmermeer lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water, bij de kleinere regen gebeurtenissen, te infiltreren in de bodem (vasthouden - bergen). Voor de zwaardere buien moet naast de infiltratiemogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.

3.5.3 Wateradvies waterschap     

De gemeente Emmen heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg aan het waterschap voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur     

4.1 Algemeen     

De wijk Emmermeer ligt aan de noordrand van Emmen en wordt begrensd door twee hoofdwegen waardoor de wijk goed bereikbaar is. Aan de noordzijde wordt Emmermeer begrensd door het Valtherbos. De hoofdstructuur wordt gevormd door parallel aan elkaar gelegen straten die allen in het Valtherbos eindigen: de Nijkampenweg en de Warmeerweg. Beide straten hebben een karakteristieke en waardevolle groenstructuur.

Het centrumgebied vormt een centrale plek in de stedenbouwkundige structuur van de wijk. Het centrum gebied wordt door een “lappendeken van oud en nieuw”. Het huidige winkelcentrum met wonen is onlangs volledig geherstructureerd en goed bereikbaar. Tijdens deze herstructurering heeft een totale herinrichting van het openbaar gebied plaats gevonden en een opwaardering middels volledige nieuwbouw of gedeeltelijke nieuwbouw in combinatie met renovatie van de bestaande bouwblokken, afbeelding 4.1.

verplicht

Afbeelding 4.1: uit Inrichtingsplan uit beeldkwaliteitspplan winkelcentrum Emmermeer

De sterke noord-zuid richting van de Nijkampenweg en de Warmeerweg is overgedragen aan het noordelijke en zuidelijke deel van het winkelcentrum om daarmee de herkenbaarheid en wijkstructuur te vergroten. Dit wordt verkregen door de groenstructuur in noord-zuid richting te versterken als ook door de bebouwing van de noordelijke en zuidelijke vlek in verschijningsvorm, materiaal- en kleurgebruik op elkaar af te stemmen.

Het winkelcentrum (en basisscholen gebied) ligt in het hart hiervan en staat haaks op de voornoemde noord-zuid richting, parallel gelegen aan de Haagjesweg. Door het winkelcentrum te voorzien van drie woontorens ( hiervan zijn inmiddels twee gerealiseerd) wordt vanaf grotere afstand het centrum gemarkeerd. De torens zijn in een rechte lijn gesitueerd en opgespannen tussen de Warmeerweg en de Nijkampenweg. De bouwhoogte van de torens markeert, samen met de bestaande ‘hoogbouw’ (onder andere ‘Meerstede’), het zwaartepunt binnen de wijk en zorgt voor ruimtelijke samenhang binnen het centrum. Op straatniveau bepalen de winkelfronten en etalages het beeld. Op hoger schaalniveau is de samenhang tussen de woningen, appartementen en/of maisonnettes beeldbepalend.

De nieuwe gymzaal moet passen in de stedelijke directe omgeving van het winkelcentrum Emmermeer, rekening houdende met de recent plaatsgevonden revitalisering van het winkelcentrum en de daarop ingerichte openbare ruimte. Daarnaast dient er een harmonieuze overgang / relatie gelegd te worden met de, bijna aangrenzende, school.

Hoofdstuk 5 Beschrijving ontwikkeling     

5.1 Algemene planbeschrijving     

De gymzaal is gelegen in het centrumgebied van de wijk nabij winkels en scholen. In afbeelding 5.1 is de gymzaal gelegen binnen het scholengebied van het centrum van Emmermeer.

verplicht

Afbeelding 5.1: Gebiedsanalyse uit Beeldkwaliteitsplan winkelcentrum Emmermeer.

De huidige gymzaal is gedateerd, voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. De huidige zaal staat voor een flinke onderhoudsopgave en heeft te weinig capaciteit. Gelet hierop is besloten om de bestaande zaal te vervangen voor een nieuwe moderne zaal. Deze zaal zal twee keer zo groot zijn als de bestaande om zo aan de vraag naar sportaccomodaties te kunnen voldoen. Afbeelding 5.2 is een indicatie van het grondplan van de te bouwen gymzaal.

verplicht

Afbeelding 5.2: Indicatie grondplan gymzaal

De vervangende nieuwbouw en vergroting van de nieuwe dubbele gymzaal vindt plaats op de locatie van de bestaande enkele gymzaal. Hiervoor moet eerst de oude gymzaal worden afgebroken.

verplicht Afbeelding 5.3: binnenmaatvoering zaalruimte ( exclusief kleedruimten)

5.2 Stedenbouwkundigplan en beeldkwaliteit     

De grootte van de locatie is, vanwege de ligging en de omringende bebouwing, zeer beperkt. De uitdaging is om op een kleine plek, met een ambitieus programma, een hoogwaardige aansluiting te zoeken bij het opgeknapte bebouwde en ongebouwde gebied van het winkelcentrum.

Vanwege de beperkte ruimte in m2 waarop de huidige zaal staat is overwogen om de zaal op een andere ruimere plek te realiseren. Echter vanwege de centrale ligging van de sportzaal in de wijk, dicht bij het winkelgebied en de scholen is geoordeeld dat de huidige locatie als gymzaal met mogelijk multifunctioneel gebruik de beste is.

Dit heeft als gevolg dat de gymzaal wat betreft vormgeving en bouwmassa zal moeten aansluiten op het winkelgebied wat onlangs geherstructureerd is. Op afbeelding 5.3 is maakt de relatie van de gymzaal met de vernieuwde omgeving zichtbaar.

Gelet op de gerealiseerde herstructurering van het naastgelegen winkelcentrum is het uitgangspunt bij de bouw van de nieuwe gym/sportzaal dat het nieuwe gebouw architectonisch familie is van de nieuwe aanwezige bebouwing. Waarbij het gebouw duurzaam stedelijk ontworpen dient te worden (gebouw moet geschikt zijn voor recreatief medegebruik, efficiënte invulling, met een doorkijk naar groei van de school) met een maximale hoogte is 8 m (met uitzondering voor bouwkundige installaties, deze mogen bovenop dak geplaatst worden met een maximale hoogte van 1,5 m).

5.3 Bouwmethode     

De gymzaal zal middels de “Design and Build” (D&B) systematiek worden uitgevoerd. Men noemt dit ook wel een geïntegreerd contract (ontwerp zit bij de opdracht in). Dit betekent dat de aannemende partij verantwoordelijk is voor het ontwerp en de bouwaanvraag. De UAV-GC2005 is de basis voor deze vorm van aanbesteden. Het eindresultaat moet voldoen aan de gestelde eisen in het aanbestedingsdocument. Omdat vooraf ( bij opstellen van de bestemmingsplan) niet duidelijk is wat het ontwerp van de gymzaal wordt is in de toelichting van het bestemmingsplan ontwerp uitgangspunten opgenomen. Deze worden meegenomen is bij de aanbesteding.

5.4 Gebruikers     

De gymzaal kan 7 dagen in de week gebruikt worden. De huidige gebruikers in de vorm van scholen en verenigingen zullen ook de nieuwe zaal gaan gebruiken.

Doordat de zaal groter is kan het zijn dat op hetzelfde moment meerdere groepen gebruik maken van de zalen en dus het bezoekers aantal verdubbeld.

5.5 Verkeer en parkeren     

De zaal is goed bereikbaar en de omgeving kan als gevolg van de reeds uitgevoerde herstructurering goed aan.

Ten behoeve van de gymzaal is gerekend met een parkeernorm van 1,7 tot 2,2 parkeerplaatsen per 100 m2 gymzaal. Op basis van deze norm zijn tussen de 10 en 14 parkeerplaatsen nodig. Deze zijn niet te realiseren in het plangebied van de gymzaal. Bijlage 3 Parkeerberekening. Dit te kort kan niet opgelost worden in het plangebied zelf.

Om de reden is gekeken of in nabijgelegen openbaar gebied het parkeerplein aan de Middenhaag voldoende parkeergelegenheid is. Het parkeerplein aan de Middenhaag primair aangelegd voor het winkelgebied en bewoners en bestaat uit een combinatie van een rijweg, parkeerstroken en voetgangersgebieden waarbij het primaat bij de voetganger ligt. De bezoekers en gebruikers van de gymzaal kunnen heel goed gebruik maken van deze parkeervoorziening. De parkeervoorziening wordt namelijk niet volledig benut. Het parkeren ten behoeve van de gymzaal kan daarmee opgevangen worden in het parkeergebied van het winkelcentrum Emmermeer.

Om het te kort aan parkeren in de directe omgeving te compenseren wordt gekeken naar verkeersmaatregelen die de verkeersveiligheid van voetgangers moet bevorderen.

Tevens dient rekening gehouden te worden met opstelpunten voor fietsen. Dit ter voorkoming dat fietsers lukraak een fiets in het openbaar gebied plaatsen is het gewenst dat in het ontwerp van de gym/ sportaccommodatie rekening wordt gehouden met het stallen van fietsen. Op basis van de parkeerberekening zijn circa 34 fietsenstallingen nodig. Deze dienen bij voorkeur mee ontworpen te zijn bij het gebouw.

5.6 Ontwerp uitgangspunten     

Gelet op de onderzoeken zijn de volgende ruimtelijke ontwerpuitgangspunten bij realisatie van de gymzaal van belang:

  1. De nieuwe gym/sportzaal zal architectonisch familie zijn van de nieuwe aanwezige bebouwing en inrichting;
  2. De zaal moet voldoen aan de uitgangspunten van het geluidsonderzoek;
  3. Er kan gebruikt worden gemaakt van de parkeermogelijkheden behorende bij het winkelcentrum van de Emmermeer;
  4. Fietsparkeren wordt integraal mee-ontworpen;
  5. Doorgaande groenstructuur is voornamelijk oost – west georiënteerd
  6. Streven om de aanwezige bomen aan de Middenweg te handhaven (als nodig kwaliteitsanalyse) en als mogelijk doorgaande bomenrij herstellen.
  7. Als handhaven van de bomen niet mogelijk blijkt, herplanten van nieuwe bomen.
  8. Aan de zuidzijde (Blinkstraat) het kleinschalige, bijna landelijke karakter (gras, hagen) handhaven.
  9. De smalle groenstrook aan de westzijde gebruiken om een goede inpassing van de hoge wand in de omgeving te zoeken.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de planregels en verbeelding     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) is een bestemmingsplan voor herbouw van een gymzaal. De herbouwde gymzaal is groter dan de bestaande zaal aan de Middenhaag 2.

Het doel van dit bestemmingsplan is vervangende nieuwbouw en enige vergroting van de bestaande gymzaal mogelijk maken.

6.2 Inventarisatie     

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan. Daarna is het gebied ter plaatse geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de regels opgesteld.

6.3 Toelichting op de verbeelding     

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.4 Toelichting op de regels     

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld en of waarvoor en op welke wijze de gronden wel gebruikt kunnen worden.

Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen. Met deze bouwregels worden de bouwmogelijkheden gereguleerd. Uitgangspunt bij het bouwen van hoofdgebouwen is dat hoofdgebouwen altijd binnen een bouwvlak worden gebouwd en voorgevels van deze hoofdgebouwen in de gevellijn. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Verder worden in de bouwregels onder anderen regels ten aanzien maximale bebouwing , bouwhoogtes, dakhelling opgenomen.

Flexibiliteit

Soms is het gewenst om af te wijken van de gestelde regels. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitbepalingen opgenomen om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Het toepassen van deze regelingen is geen automatisme. Voordat wordt besloten dat van de geldende regels in het bestemmingsplan kan worden afgeweken zal eerst bekeken worden wat de consequenties zijn van de afwijking op de leefomgeving.

In het bestemmingsplan diverse flexibiliteit regelingen opgenomen, deze zijn:

Afwijken van de bouwregels;

Afwijken van de gebruiksregels;

Nadere eisen;

Algemene afwijkingsregels;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
1. Woonsituatie:
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:

i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;

iv. het uitzicht;

v. de aanwezigheid van voldoende privacy.
2. Straat- en bebouwingsbeeld:
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:

i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);

ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;

iii. gevelbeelden;

iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;

v. de hoogtedifferentiatie;

vi. de situering van gebouwen op het perceel;

vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.
3. Culthuurhistorie
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
4. Verkeersveiligheid
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:

i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;

ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;

iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;

iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;

v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;

vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.
5. Sociale veiligheid
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:

i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;

ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;

ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;

iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;

de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
7. Milieusituatie:
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:

i. de mate van hinder voor de omliggende functies;

ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;

iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;

iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;

v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;

vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;

vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

Figuur 6.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

Opzet regels

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Inleidende regels;

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;

Hoofdstuk 3. Algemene regels;

Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels     

In hoofdstuk 2 worden artikelsgewijs de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

6.4.2.1 Sport     

Artikel 3 Sport

De gymzaal aan de Middenhaag 2 krijgt de bestemming sport. De Sportaccommodatie is een gymzaal bedoeld voor binnensport. Tevens zullen scholen de zaal gaan gebruiken voor de gym/ sportlessen. Recreatief medegebruik van de zaal voor bijvoorbeeld schoolvoorstellingen, muziekles, kerstvieringen of een rommelmarkt is toegestaan. Dit mede vanwege de centrale ligging van de gymzaal in de woonwijk.

Andere bouwwerken, ten behoeve van de bestemming (fietsenstallingen , speeltoestellen) mogen eveneens binnen deze bestemming, in het bouwvlak opgericht worden. Evenals een groene inpassing van de gymzaal inde vorm van gras, berm, planten etc.

DUBBELBESTEMMINGEN

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen. In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Het plangebied Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) kent 1 dubbelbestemmingen te weten:

Artikel 4 Waarde- Archeologie 4

Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4 op de verbeelding opgenomen.

Voor gronden binnen categorie 4 geldt dat archeologisch onderzoek nodig is om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Om de archeologische waarden te beschermen is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Voor terreinen binnen Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm +10 cm principe). De Waarde - Archeologie 4 is apart opgenomen omdat dit terreinen zijn waar naast bovenstaande bepalingen geen drainageverbod geldt.

Voor de dubbelbestemming Waarde-Archeologie geldt dat bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid kennen, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden de dubbelbestemming kunnen toekennen.

Omdat de vervangende nieuwbouw minder dan 1000m2 is, is in overleg met de archeoloog geen nader onderzoek nog. Echter daarmee vervalt de archeologisch verplichting voor het gebied niet en zal er altijd een afweging door de archeoloog moeten plaatsen vinden over bouwactiviteiten.

6.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwplannen. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

In artikel 6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

6.4.4 Hoofdstuk 4 0vergangs en slotregels     

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bestaat uit 2 artikelen, de eerste is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de tweede de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 8 overgangsrecht regelt het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 9 slotregel is de Slotregel van het bestemmingsplan. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal)".

6.5 Handhaving     

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico's en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid     

7.1 Overleg     

Voor een goed verloop van de communicatie tussen naast gelegen school en erkende overlegpartner Eop Emmermeer heeft overleg plaats gevonden. Door de naast gelegen school zijn gebruik wensen tav de buitenwand van de gymzaal neergelegd (klimwandmuur).

7.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen     

7.2.1 Overleg     

Het college heeft het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), Het concept- ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners.

Het vooroverleg heeft geen reactie opgeleverd die aanpassingen van het plan tot gevolg hebben.

7.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 september 2016 voor zes weken ter inzage gelegen.

Tegen het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) zijn geen zienswijzen ingediend.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid     

Tijdens de begrotingsvergadering van 8 november 2013 heeft de gemeenteraad besloten om bij de uitbouw van de basisschool Groen van Prinsterer te Emmermeer een nieuwe dubbele gymzaal te realiseren. De huidige gymzaal dateert uit 1960 en heeft een beperkte capaciteit (1 zaal van ca. 300 m2). De huidige gymzaal is nagenoeg afgeschreven en zal op afzienbare termijn groot onderhoud nodig hebben om het gebruik te kunnen continueren.

Vervangende nieuwbouw is financieel beter. Door de vervangende nieuwbouw kan een modern energiezuinig gebouw geplaatst worden met meer sportcapaciteiten. Hierdoor kan in behoefte aan sportaccommodatie van de wijk worden voorzien. De dubbele gymzaal lost het oplopende tekort aan schoolgym-uren op. Tevens zal de multifunctionaliteit voor de wijk nieuwe sportmogelijkheden bieden.

De nieuwe dubbele gymzaal wordt gebouwd op de locatie van de bestaande enkele gymzaal aan de Middenhaag nummer 2. In de vergadering van het college is op 15 december 2015 een collegebesluit genomen ( BW- 15-1045) waarin geld beschikbaar is gesteld voor realisatie van de gymzaal.

Het project zal middels de “Design and Build” (D&B) systematiek worden uitgevoerd. De UAV-GC2005 is de basis voor deze vorm van aanbesteden.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan:     

het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal) met identificatienummer NL.IMRO.0114.2016010-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Achtererfgebied:     

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.6 Achtererfscheiding:     

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.7 Achtergevel:     

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.8 Ander(e) bouwwerk(en):     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 Andere geluidsgevoelige gebouwen:     

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.10 Andere werk(en):     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 Archeologische waarde:     

vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);

1.12 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 Bebouwingsgrens:     

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.14 Bestaand:     

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.15 Bestaande bebouwing:     

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.16 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel;

1.21 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.23 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 Geometrische plaatsbepaling:     

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.26 Gevellijn:     

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.27 Groenvoorziening:     

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.28 Hoofdgebouw:     

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.29 Straat- en bebouwingsbeeld:     

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.30 Waterhuishoudkundige voorzieningen:     

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.31 Waterlopen:     

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.32 Zijerfscheiding:     

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding:     

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 De bebouwing op de verbeelding:     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De dakhelling:     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 De goothoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 De inhoud van een bouwwerk:     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk:     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 Het peil:     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Sport     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. binnen gym- sportzaal;
  2. trainingszaal, fitnessruimten;
  3. recreatief medegebruik (school-uitvoering/ kerstviering, rommelmarkt, muziekles- uitvoering);

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. speelgelegenheden;
  3. toegangswegen in- en uitritten;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag volledig bebouwd worden;
  3. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter;
3.2.2 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag voor de gevellijn maximaal 1 meter en achter de gevellijn maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat:
  1. de totale gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken mag maximaal 50m² bedragen;
  2. overkappingen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  3. bebouwing de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen en achter de gevellijn maximaal 2 meter;
  4. een luifel aan het hoofdgebouw maximaal 1,5 meter uit steken;

3.3 Nadere eisen     

3.3.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.1 lid c en toestaan dat de maximale bouwhoogte 10m mag bedragen;
3.4.2 Beperking     
  1. De toepassing van de in artikel 4.4 genoemde afwijking kan alleen als het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet worden aangetast.
  2. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;

3.5 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het wekelijks houden van (rommel)markten;

Artikel 4 Waarde - Archeologie     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
  2. bescherming en veiligstelling van de vastgestelde archeologische waarden.

4.2 Bouwregels     

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op gronden, die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid genoegzaam blijkt dat:
    1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften.
  3. In de situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen;
    3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
  5. Indien lid c., onderdeel 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
  6. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, bedoeld in het eerste lid, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in lid c., is lid d, aanhef en de onderdelen 2 en 3, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Lid b., c. en e. zijn van overeenkomstige toepassing.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden om op of in de gronden, die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4 , zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    1. bodemingrepen meer dan 1000m2 op een grotere diepte dan dan 30 centimeter, ter plaatse van de bestemming Waarde -Archeologie 4;
  2. Het verbod als bedoeld in artikel 4.3 onder 1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:
    1. drainage betreffen;
    2. normaal onderhoud en beheer betreffen;
    3. bodemingrepen tot ten hoogste 30 cm;
    4. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (niet-kerend woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor betreffen, de zogenaamde woellaag ( tezamen met sub b het 30 cm +10 cm principe);
    5. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    6. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning,
    7. oppervlakte beslaan van ten hoogste 1000m2;
    8. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  4. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op gronden, die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 4, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 4.3 onder 4
  5. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid d genoegzaam blijkt dat:
    1. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld
    2. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    3. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de aanlegvergunning verbonden voorschriften;
    4. de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  6. In de situatie als bedoeld in lid e, onderdeel 3, kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  7. Indien lid f, onderdeel 3 van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid     

4.4.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 te wijzigen of geheel of gedeeltelijk doen vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de desbetreffende gronden geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  2. aan gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 of Waarde - Archeologie 3 toe te kennen, indien een archeologisch onderzoek dit, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, rechtvaardigt;
  3. de oppervlaktes en/ en of dieptes als genoemd in artikel 4.3 en 4.2 te veranderen en / of desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/ of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels     

6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels     

7.1 Bevoegdheid     

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 7 afwijken van de regels door:

  1. het afwijken van de voorgeschreven maten, oppervlaktes, afmetingen, afstanden en percentages met maximaal 10%;
  2. het binnen de bestemming in geringe mate verschuiven (maximaal 2 meter) van het bouwvlak;
  3. het toestaan van geringe afwijkingen, welke in het belang van zijn een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  4. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking in de situering maximaal 3.00 meter bedraagt;
  5. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten behoeve van het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, telecommunicatieverkeer openbaar vervoer of het wegverkeer, kunstwerken van artistieke aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte van een gebouw maximaal 3.00 meter mag bedragen;
    2. de oppervlakte van een gebouw maximaal 50 meter² mag bedragen;
    3. de bouwhoogte van een ander bouwwerk maximaal 5.00 meter mag bedragen;
  6. het overschrijden van de gevellijn door:
    1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter, over de gehele breedte van de voorgevel;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 meter² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  7. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;

7.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 7.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen.Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 8 Overgangsrecht     

8.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, Emmermeer Middenhaag 2 (gymzaal).