Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen Coevorden, Gouverneur Hofstedelaan 2 en Commissaris Gaarlandtlaan 23 te Coevorden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0109.01BP00035-0003
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
In deze regels wordt verstaand onder:
  
1.1 Plan
het Bestemmingsplan Kernen Coevorden, Gouverneur Hofstedelaan 2 en Commissaris
Gaarlandtlaan 23 te Coevorden met identificatienummer
NL.IMRO.0109.01BP00035-0003 van de gemeente Coevorden;
  
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 Aan huis gebonden beroep en bedrijf:
een dienstverlenend beroep en/of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning
en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of
bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de
woonfunctie;
 
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
1.6 Aanpijling
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig
opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is
op de aangepijlde gronden;
 
1.7 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen
van gewassen (niet zijnde: houtteelt, boomfruitteelt, een gebruiksgerichte
paardenhouderij en een kwekerij) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een
glastuinbouwbedrijf;
 
1.8 Ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd,
bewerkt, onderhouden of hersteld;
 
1.9 Archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de
beschavingsgeschiedenis;
 
1.10 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.11 Bebouwingsbeeld
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
 
1.12 Bed en breakfast
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend
logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel
deel uitmaakt van het hoofdgebouw en in een bijgebouw mag worden gerealiseerd,
zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;
 
1.13 Productiegebonden bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,
inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend
plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop
dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel
goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
 
1.14 Bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.15 Bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer
c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief
verblijf plaatsvindt;
 
1.16 Bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden
beroep, voor detailhandel en/of verkoop van (ter plaatse geproduceerde) producten,
dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief
opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan;
 
1.17 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor
de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op
de bestemming van de grond ter plaatse of het terrein, noodzakelijk is;
 
1.18 Beeldbepalend object
Gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk
het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige
en/of cultuurhistorische waarde;
 
1.19 Beeldkwaliteitsplan
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de
raad vastgesteld document (beeldkwaliteitsplan), welke als bijlage(n) bij deze regels
is/zijn gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan;
 
1.20 Beheer- en dienstgebouwen
gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een
receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;
 
1.21 Belemmeringenstrook
strook – ook wel zakelijk recht strook genoemd - die is gereserveerd voor
werkzaamheden van de leidingexploitant aan de buisleiding of
hoogspanningsverbinding;
  
1.22 Beperkt kwetsbaar object
beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.23 Beschermd stads- of dorpsgezicht
door het Rijk aangewezen gebied, als bedoeld in artikel 1, onder g, van de
Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet,
waarvan de waardevolle karakteristiek omschreven is in de toelichting bij het
aanwijzingsbesluit;
 
1.24 Bestaand
bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het
vastgesteld van het bestemmingsplan, te weten PM;
 
1.25 Bestaande bebouwing
bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan bestond
of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de
Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten
gegeven voorschriften;
 
1.26 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.27 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.28 Bevi-inrichting
een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;
 
1.29 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
ander bouwwerk, met een dak;
 
1.30 Bijzondere woonvorm
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse
functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding
en/of verzorging behoeven;
 
1.31 Bodemingreep
werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij
de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten;
 
1.32 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een woonwagenstandplaats;
 
1.33 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.34 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;
 
1.35 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels
de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden en/of indien er sprake is van
woningsplitsing conform artikel 59.3, worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
 
1.36 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.37 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.38 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.39 Bruto vloeroppervlak van een gebouw
de som van de vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De
oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen,
dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekent;
  
1.40 Cafetaria / snackbar
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide
etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische
dranken;
 
1.41 Camper / kampeerauto
een motorvoertuig waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief (nacht) verblijf;
 
1.42 Caravan
een verplaatsbaar recreatieverblijf op wielen, dat met behulp van een trekhaak achter
een auto kan worden bevestigd;
 
1.43 Chalet:
een niet-zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof, zonder
wielas en vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld
voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en niet als kampeermiddel valt aan te merken;
 
1.44 Consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
 
1.45 Cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat
bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
1.46 Dagrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding
op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
 
1.47 Dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen
en banken;
 
1.48 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.49 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten)
vuurwerk;
 
1.50 Dienstverlenend bedrijf
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden met uitzondering van een
garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.51 Diepploegen
grondbewerking dieper dan 0,3 m;
 
1.52 Discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van
gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende
dranken;
 
1.53 Ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van
dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
 
1.54 Educatief medegebruik
medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;
 
1.55 Equivalent geluidsniveau
het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop
van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt
berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen
Industrielawaai (1999);
 
1.56 Etmaalwaarde
de hoogste van de volgende twee waarden van het equivalente geluidsniveau:
  1. de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
  2. de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);
     
1.57 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een
hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van
toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.58 Evenement
een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie,
zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling en
thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan
dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
  
1.59 Garage
een gebouw voor het stallen van een personenauto. Niet zijnde garagebedrijf;
 
1.60 Gastouderopvang
een vorm van kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de
gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor
gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste
zes kinderen (inclusief eigen kinderen van 0-13 jaar) en verder zoals bepaald in de Wet
Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
 
1.61 Gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.62 Gebruiken
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
 
1.63 Gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het
bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport,
verlenen van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden,
niet zijnde een manege;
 
1.64 Geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan
wel het Besluit geluidhinder;
 
1.65 Geluidsbelasting
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;
 
1.66 Geluidsruimte
equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;
 
1.67 Geluidszone
geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
 
1.68 Geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging
in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
1.69 Gevaarlijke stoffen
ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk
opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding
vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen,
stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen,
infectueuze stoffen, bijtende stoffen en/of andere stoffen die voor de mens of het milieu
gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens
artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
 
1.70 Groepsaccomodatie
een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling
geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;
 
1.71 Grenswaarde
de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;
 
1.72 Grondgebonden agrarisch bedrijf
 
  1. een veehouderij met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van
    eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt
    afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht
    of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering, en/of;
  2. een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het
    telen van gewassen, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
     
1.73 Hobbymatig agrarisch gebruik
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer
van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf
aangemerkt kunnen worden.
 
1.74 Hogere waarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de
voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond
van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;
 
1.75 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn,
gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is,
maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van
het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw
aangemerkt;
 
1.76 Horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of
dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een
discotheek en partycentrum;
 
1.77 Hotelkamerhuisje
een gebouw van beperkte omvang met de voorzieningen van een hotelkamer - zonder
kookgelegenheid - bestemd voor recreatief verblijf;
 
1.78 Huishouden
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-
bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer
personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding;
 
1.79 Industrieterrein
een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.80 Kampeermiddel
 
  1. een tent, een tentwagen, een camper, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte
    daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en niet zijnde een stacaravan;
    dat geheel of ten dele kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
     
1.81 Kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
 
1.82 Kantoor
ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te
woord kan worden gestaan en geholpen;
 
1.83 Kap
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;
 
1.84 Karakteristiek object
een bouwwerk dat is aangewezen als karakteristiek object en waarvan een beschrijving
is opgenomen in bijlage 1
 
1.85 Kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of
ander lichtdoorlatend materiaal;
 
1.86 Kinderopvang
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de
ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs
voor de kinderen begint;
 
1.87 Kleinschalig kamperen
verblijfsrecreatie op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel voor ten minste
5.000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen;
 
1.88 Kwetsbaar object
kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.89 Kwekerij
een (agrarisch) bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen
zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken,
sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan
wel containerteelt;
 
1.90 Kunstobject
een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;
 
1.91 Landbouwinrichting
een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of
kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van
landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;
 
1.92 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare
verschijningsvorm van dat gebied;
 
1.93 Landschapselementen
elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;
 
1.94 Loonbedrijf
een bedrijf, gericht op het verrichten en leveren van diensten en de daarbij behorende
producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van
cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;
 
1.95 LPG-doorzet
de afzet van lpg in m³ per jaar;
 
1.96 Maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat
een bouwwerk omgeeft;
 
1.97 Maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende,
medische en/of overheidsfuncties, met ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten
dienste van deze voorzieningen;
 
1.98 Manege
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van
gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het
lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of
andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze
activiteiten;
 
1.99 Mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.100 Natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische,
geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat
gebied;
 
1.101 Natweer onderkomen
een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor
uitsluitend de gasten van een terrein voor kleinschalig kamperen, niet zijnde een op de
horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;
 
1.102 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de
gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de
bestemming;
 
1.103 Nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut,
waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations,
gemalen en zendmasten;
 
1.104 Omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;
 
1.105 Overheidsvoorzieningen
kantoren met vergaderaccomodaties, ontvangsruimten, enz. ten behoeve van een of
meerdere overheidsorganen;
 
1.106 Overkapping
elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte
vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.107 Paardrijbak
Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele
omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van
prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
 
1.108 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.109 Peil
 
  1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde
    afgewerkte terrein;
  3. voor een woonboot: de waterspiegel rondom de woonboot;
     
1.110 Permanente bewoning
het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf;
 
1.111 Productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of
toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan
de productiefunctie;
 
1.112 Productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met
paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen
en verhandelen van paarden;
 
1.113 Professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
 
1.114 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
persoon tegen vergoeding;
 
1.115 Recreatiebedrijf
een bedrijf ten behoeve van het organiseren van dagrecreatieve evenementen dan wel
het verhuren van middelen ten behoeve van dagrecreatieve evenementen met
bijbehorende opslagvoorzieningen;
 
1.116 Recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.117 Recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun
hoofdverblijf elders hebben;
 
1.118 Recreatieverblijf
een onderkomen ten behoeve van, zoals een kampeermiddel, trekkershut,
hotelkamerhuisje, stacaravan, chalet, recreatiewoning of naar aard en omvang daarmee
gelijk te stellen;
 
1.119 Schuilstal
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd
gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
 
1.120 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar;
 
1.121 Silo
een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere
bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
 
1.122 Stacaravan
een verblijf ten behoeve van recreatief verblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk
onderkomen op wielen. De stacaravan moet op het terrein als aanhanger zijn te
verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één deel zijn te verplaatsen;
 
1.123 Standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop
aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van
goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een
wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels,
parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;
 
1.124 Stedenbouwkundig
ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering,
aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;
 
1.125 Supermarkt
een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse
levensmiddelen en voedingsmiddelen worden verkocht, met een additioneel
assortiment non-food.
 
1.126 Tent
een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd
opvouwbaar onderkomen, bestemd voor recreatief verblijf;
 
1.127 Tenthuisje
tent, waarin houten wanden zijn geplaatst en waarvan het dak van tentdoek is ten
behoeve van recreatief verblijf;
 
1.128 Trekkershut
een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, niet voorzien van sanitair,
dat naar de aard en inrichting voor kortdurend recreatief dag- en nachtverblijf is
bedoeld;
 
1.129 Toeristische standplaatsen
een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor
maximaal zes maanden op de standplaats is geplaatst;
 
1.130 Tuin
erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
 
1.131 Verblijfsrecreatie
verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of
verblijfplaats elders hebben;
 
1.132 Vloeroppervlak
gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;
 
1.133 Volkstuin
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de
gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
 
1.134 Volwaardig (agrarisch) bedrijf
een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor
minimaal één huishouden;
 
1.135 Vouwwagen
een tent, die over een opklapbaar frame is gespannen, en een kar waarin het frame met
tent en al kan worden ingeklapt. In ingeklapte vorm is de vouwwagen achter een auto te
vervoeren. In uitgeklapte vorm staat is het een tent, bestemd om recreatief in te
verblijven;
 
1.136 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere
zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te
wijzen gevel;
 
1.137 Voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden
afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
 
1.138 Vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de
(detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop van consumentenvuurwerk,
en/of de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
 
1.139 Watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen,
te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en
onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
 
1.140 Weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de
daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of
zijkanten.
 
1.141 Weggebonden goederen
goederen ten behoeve van een bestuurder van een motorvoertuig of diens passagiers;
 
1.142 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
 
1.143 Winkel
een gebouw, of een deel van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is
te worden gebruikt voor de detailhandel;
 
1.144 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden en daaraan ondergeschikte functies;
 
1.145 Woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen
aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen
of gemeenten kunnen worden aangesloten;
 
1.146 Zorgboerderij
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de
vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische
of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de
activiteiten;
 
1.147 Zorginstelling
een cluster van zelfstandige zorgwoningen, bedoeld voor mensen met een (fysieke)
beperking, waar zorg geleverd wordt. Al dan niet in combinatie met bijbehorende
ondergeschikte voorzieningen zoals horeca, kleinschalige detailhandel, dagbesteding,
kort durende opname;
 
1.148 Zorgwoning
een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere
woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal een van de bewoners
vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een
ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die
zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal
een van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen bouwdeel;
 
2.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing
op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van
mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
 
2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 De afstand tot de grens van een bouwperceel
De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een
bouwperceel;
 
2.7 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden
ondergeschikte bouwdelen als:
  1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. Overstekende daken;
  3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Woongebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. gastouderopvang
  3. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', uitsluitend woningen in combinatie met zorg, met daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
  1. groenvoorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstobjecten;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. wegen en paden,
  7. nutsvoorzieningen;
  8. tuinen , erven en verhardingen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd woonwagens, gelden de volgende
regels:
  1. de voorgevel van de woning en het verlengde ervan dient als de bouwgrens te worden beschouwd, welke niet door het oprichten van gebouwen mag worden overschreden;
  2. indien geen naar de weg gekeerde gevel van een woning aanwezig is, stelt het college van Burgemeester en wethouders een bouwgrens, passend in het bebouwingsbeeld, vast;
  3. indien meerdere naar de weg gekeerde gevels van een woning aanwezig zijn, bepaalt het college van Burgemeester en wethouders welke gevel de voorgevel is, passend in het bebouwingsbeeld;
  4. ter plaatse van een bouwvlak mogen gebouwen uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd worden;
  5. ter plaatse aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ bedraagt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage;
  6. het aantal woningen mag niet meer dan 1 per bouwperceel bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  7. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een weg, mogen geen gebouwen worden opgericht binnen een afstand van 5,00 m van de weg;
  8. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning moeten gebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan van de woning worden gebouwd;
  9. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in het gebied binnen een afstand van 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;
  10. in het gebied op een afstand van meer dan 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in een gebied op een afstand van meer dan 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m bedragen,
  11. in het onder j bedoelde gebied zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1,00 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
  12. ter plaatse van de aanduiding 'bouwaanduiding - plat dak' is een plak dak toegestaan;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’, bedraagt de goot- en bouwhoogte ten hoogte de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  14. ter plaatse van de aanduiding "minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen de goot- en bouwhoogte ten minste en ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogten;
  15. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)' bedraagt de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling;
  16. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat:
    1. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten hoogste 300 m² bedragen
    2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen ten hoogste 400 m² bedragen;
3.2.2 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de
afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straaten
bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken
van:
  1. het bepaalde in 3.2 Bouwregels, Gebouwen onder g voor het bouwen tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning, dan wel tot 3,00 m voor deze gevel.
  2. het bepaalde in 3.2 Bouwregels, Gebouwen onder e tevens van toepassing is indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing;
  3. het bepaalde in 3.2 Bouwregels, Gebouwen onder p in die zin dat het gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650 m2 of maximaal 2.500 m3 bedragen, mits:
    1. het oppervlakte van het perceel minimaal 2.000 m2 bedraagt;
    2. het bebouwde en onbebouwde deel van het perceel met elkaar in een verhouding van 1 : 3 staan;
    3. de onderlinge afstand tussen bebouwing bedraagt maximaal 8 m;
    4. er geen gevaar bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw (zowel nu als in de toekomst);
    5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt;
    6. het geheel wordt voor zien van een erfinrichtingsplan.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  3. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  4. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan huis gebonden bedrijf of beroep.
3 Algemene regels
 
De 'Algemene regels' van het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' zijn van overeenkomstige toepassing.
  
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
4.1 Grond
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie;
  3. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  4. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken en (vrijstaande) bedrijfsgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  5. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor reguliere bewoning;
  6. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor een paardrijbak, met uitzondering van gronden met de bestemmingen 'Agrarisch - paardenhouderij' en 'Sport - Manege', danwel de aanduiding ‘Agrarisch – paardenhouderij’;
  7. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen;
  8. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
  9. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  10. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, bestemmingsplan of andere planologische maatregel, moet worden aangelegd;
  11. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd conform een erfinrichtingsplan of van beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  12. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.
5.2 Toegestaan gebruik
 
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
  1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan. Met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Groen - Stadspark';
  2. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend.
  3. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    2. hoogspanningsleidingen;
    3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
    4. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
6.1 Algemeen
 
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning
worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  3. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter;
  4. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen (met een afwijking) reeds afwijkt;
  5. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages;
  6. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².
Artikel 7 Overige regels
 
7.1 Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de
Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
7.2 Parkeren
 
Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan
de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten
behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen. Deze eis geldt als een
voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
 
Toetsing van een omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor
wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is
aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals
opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW,
met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op
het dichtstbijzijnde hele getal.
 
Laden en lossen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een
gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een
behoefte voor het laden en lossen van goederen bepaalt bevoegd gezag een behoefte
aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voor dat gebouw.
 
Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde
onder Toetsing van een omgevingsvergunning en Afwijken, indien:
  1. het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval
blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.
 
Toelaatbaarheid herbouw bij calamiteiten
Het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning, Laden en lossen en
Afwijken is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit
geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde
functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt
voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
 
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het
bepaalde in 'Toetsing van een omgevingsvergunning' en 'Laden en lossen' indien het
niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het
desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren
stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een
motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te
borgen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande oppervlakte niet wordt vergoot;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kernen Coevorden, Gouverneur Hofstedelaan 2 en Commissaris Gaarlandtlaan 23 te Coevorden.