direct naar inhoud van Artikel 4 Cultuur en ontspanning
Plan: Erfgoedkwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.00BP20080000000001-0005

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op culturele, educatieve en maatschappelijke voorzieningen;
    alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    • 1. detailhandel;
    • 2. horeca;
  • b. uitsluitend ondergrondse bebouwing ten dienste van de bestemming Cultuur en ontspanning ter plaatse van de aanduiding cultuur en ontspanning;
  • c. het behoud, de bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden, indien en voor zover de gronden op de kaart zijn aangeduid met cultuurhistorische waarden (rijksmonument) of karakteristiek (gemeentelijk monument);

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. andere-werken;
  • g. tuinen;
  • h. erven;
  • i. terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte of de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mogen gehandhaafd worden.
4.2.2 Drents Museum

Voor het meest zuidelijk gelegen bouwvlak (Drents Museum) geldt dat de hoogte wordt gemeten vanaf het straatpeil van de Zuidersingel.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • 1. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht, mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • 2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats of afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
4.3.1 Nadere eisen ten aanzien van het meest zuidelijk gelegen bouwvlak

Ten aanzien van het meest zuidelijk gelegen bouwvlak (Drents Museum) kunnen burgemeester en wethouders, ten behoeve van de uitvoering van de uitgangspunten van de Gebiedsvisie zoals verwoord in paragrafen 4.3 en 4.4. van de toelichting, nadere eisen stellen ten aanzien van de volgende onderwerpen:

4.3.2 Situering bouwwerken

De situering van bouwwerken ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de versterking van de stedenbouwkundige zichtlijnen, waarbij met name de zichtlijnen, zoals deze op Bijlage 3 bij de regels zijn weergegeven, in acht genomen worden.

4.3.3 Goot- en/of (nok-)hoogte

De voorgeschreven hoogte van gebouwen indien dit in verband met de in de omgeving aanwezige bebouwing en het in acht nemen van de waarden van het beschermd stadsgezicht wenselijk dan wel noodzakelijk is.

4.3.4 Grondvlak

Het grondvlak van gebouwen indien dit gewenst of noodzakelijk is in verband met stedenbouwkundig beeld waarbinnen de betreffende bebouwing wordt opgericht of verbouwd.

De Begeleidingscommissie Binnenstad Assen wordt omtrent het stellen van een nadere eis gehoord.

4.4 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

4.2.1 onder a ten behoeve van de realisatie van een verbindingselement (gebouw) tussen het rijksarchief en het museum, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 5 m mag bedragen en de breedte ten hoogste 6 m mag bedragen.

4.5 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing van het plan is Bijlage 1 van overeenkomstige toepassing.

4.6 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van het bepaalde in 4.2.1 onder a ten behoeve van detailhandel en/of horeca, geldt ten aanzien van horeca dat horeca uitsluitend is toegestaan in de categorieën 2 en 3.2.

De volgende vormen van horeca-activiteiten worden per categorie onderscheiden:

  • a. horeca categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, nachtclubs, met uitzondering van discotheken;
  • b. horeca categorie 2: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak maaltijden wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions, bodega's;
  • c. horeca categorie 3: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie onder omstandigheden een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grotere druk op de openbare orde met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, fastfood, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés, afhaalhoreca. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
    • 1. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;
    • 2. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken.
4.7 Verwijzing

Hoofdstuk 2: Waarde - Archeologie.

Hoofdstuk 2: Waarde - Cultuurhistorie.